yfaiCr^
■Hfci&jS Jt
<§eze (gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit DRIE
Bladen.
HLikeriki.
Wintervermaak.
Leiden, 24 Januari.
Feuilleton.
Ji°. 9487.
Maandag; £50 Jaiuiari.
A0. 18Q1.
f\. -0- o
PRIJS DEZER COURANT:
Vow Leiden per 3 maanden....V.1.10.
Franco per post..7..".7.77:.7777 1.40.
Afzonderlijke Nommera..77777777.7 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.17|.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor bet
inoasseeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend.
Aan de Abonnó's daarop, wordt b\j dit
nommer verzonden No. 18 van Kikeriki.
Eindelijk schijnt or dan' toch eene belang
rijke verandering in de natuur te zijn inge
treden.
Ka de ijsfeesten, welke hier deze week nog
hebben plaats gehad, is het begonnen te
dooien en te rogenen. Op straten en grachten
zijn vele handen bovendien in de weer om
eene goede opruiming te houdenen het
met water bedekte en tot water overgaande
ijs ligt nu doodsch en verlaten.
Het wintervermaak, waarvan men ditmaal
zoo ontzaglijk heeft kunnen proflteeren, staat
stil. Daarom kan het niet onaardig genoemd
worden thans hot volgende in herinnering te
brengen.
Niet minder dan by ons, was het ijsver
maak by onze vaderen in hooge eer. Zij, die
in den zomer geen ander vervoermiddel ken
den dan de trekschuit (de rijtuigen bleven
nog lang in een gebrekkigèn toestand), legden
vooral in den winter, als het sterk ijs was,
bezoeken af bjj hunne familie, vrienden of
goede kennissen en bedienden zich te dien
einde van schaatsen of wel van arre- of schuif-
sleden. Dergelijke reizen worden toen meer
dan heden ten dage gedaan, nu wij in de
treinen een welkom verkeermiddel hebben.
Zjjn er nu nog velen, dia eene goede schaats
rijden, hun aantal was eertijds nog veel
grooter. De kinderen, die het nog moesten
leeren, mochten op slooten zich in het schaat
senrijden oefenenwie er oenige bedrevenheid
in had verkregen, zag men op de baan. Dit
was de algemeene verzamelplaats van rijk en
arm, oud en jong. Afzonderlijke ijsbanen,
waar alleen ie élite der bevolking rijdt, gelijk
er hier en elders sinds eenige jaren zijn,
hadden onze vaderen niet. Op het ijs schenen
alle standen één. Brederoo levert een tafereel
van het ijsvermaak in zijn tijd. De Amster-
damsohe adel reed met de arre3lede. Het
gerinkinkel van de bellen, waarmee de paar
den waren behangen, deed zich luide liooren.
Er waren ook edellieden, die met de jonk
vrouwen de baan afzwierden. Geen dame, of zü
liet zich door hem, die met haar reed, gaarne
de schaatsen aanbinden. Hij rekende het zich
eene eer, haar dien dienst te mogen bewijzen.
Zjj beloonde hem met oen vriendlijken, niet
zelden lieftalligen blik. Menige vrijage dankte
aan dat luttele vriendschapsbetoon haar ont
staan. Van vele huwelijken kon gozegd wor
den, dat de eerste kennismaking op de ijs
vlakte was tot stand gekomen, 't Was er een
gejoel, een leven, dat, zegt Brederoo, Lambert,
die le gierig was om aan de ruigemaats
(baanvegers) een duit te geven, zich niet
weerhouden kon, daar een kijkje te nemen.
Het schemerde hem voor de oogen, zóó druk
was het er van de menigte volks, die er zich
vermaakte. Koddige tooneeltjes zag hij er.
Daar was Dirk, die zijn hoofd zoo stijf hield,
alsof het op een staak stond, waarop zijne
lange beenen vrijwel geleken. Hij reed er
met zjjn wijf, naar 't scheen, alsof hjj bevro
ren was! Juriaan, die beter had gedaan thuis
te blijven, daar hy een ziekeiyk lichaam had,
voorwaar een arme brekebeen, reed met lange
Lijs. Z(j, krachtig en gezond, kon harder
rijden dan hjj, zoodat zij hom moest meeslee-
pen. Hjj legde bij haar op, maar om haar by
te houden, maakte hy allerlei potsieriyke
grepen; soms hompelde en sprong hy, maar
hy raakte uit zichzelven niet veel vooruit.
Heer Lobbrich, die zich verbeeldde, dat hy hot
puik van de stad was, had het ook niet van
zich kunnen verkrygen by den haard te biy-
ven, hoewel hy zoo kouweiyk was, dat, had
zyne lieve moeder het hsm niet afgeraden,
hy wel vier paar kousen zou aangetrokken
hebben, wat zekeren joligen Jan de uitroep
ontlokte„Dat prys lk, dat hy zich warmpjes
houdt; warmte maakt geen lamme leden."
Ook Melis reed er met zyne vryster. Zy trekt
Lamberts aandacht. Wat eene gezonde tronie
heeft ze! Hare wangen zpn bol: zy is zwaar
en rydt niettemin fraai en kan als een vos
zich snel vooruitbewegen. Daar krygt hij
blauwe Aagt in 't oog. Zy is alle jaar van
de koude vreeselyk geplaagdze heeft win
terhanden en -waDgen.
Hy vindt het vreemd de snaak is grap
pig dat aan haren neus geen yskegels
hangen. Zoo weinig kan ze tegen de koude,
dat het te vreezen is, dat, kwam zy op de
turfmarkt, men haar voor de turf wel de
helft meer zou vragen. Hy was er ook ge
tuige van, hoe Nies Kaaks, die tegen haren
zwager uitvoer, plotseling op haren neus viel,
toen Harmen Hooghart, die met zulke wpde
beenen riidt, in hare schaats haakte, waar
door ook hy neorsmakte. En de menigte, die
dat zag, schoot in een schaterend gelach.
Keesje van den slager, die om welbekende
redenen dronken Koosje heet, is ook met zijne
meid op do baan. Zelfs de dochter van oude
Janp, al heeft ze geen vryer. Nieuwes Mal-
mond reed met zyne jongste snaar, morsige
Marie Slomps met haren grootvader. Daar ziet
Lambert Jan Doet-er-niet toe (welke bynaam
hem gegeven is, wyi hy die woorden telkens
in den mond hoeft) achter eene schuifslede
loopVn, waarin zyne heele familio is gezeten
zpne grootmoeder, zyne vrouw, zyne kinderen,
ja zelfs zpn peetje. De vracht viel hem niet
meeheel karakteristiek werd zpne houding,
daar hy zpn achtereind uitstak, vergeleken
bp een, die borgen wilde en dan ook dat
voorkomen toonde. Eensklaps werd Lambert
in zyn gekpk gestoord door een ongeluk, dat
aan zyne rechterhand gebeurde. Eene wel
gestelde vrouw, die ook naar het ijsvermaak
was komen kyken, kreeg een kolfbal tegen
haar hoofd. Zóó uit zyn humeur is hy daar
over geraakt, dat hy zeide het kolven te
zullen verbieden, indien hy daar de macht
toe had. Hy was, nu hy van het gevaar er
van overtuigd is, voornemens, zpn kinderen
het niet aan te pryzen. Het kolven, zoo het
geschiedde, moest niet mogen plaats hebben
dan op oono plaats, waar geen menschen
waren; want op de baan, waar gereden werd,
was het te verwonderen, dat er niet meer
ongelukken gebeurden.
Mocht de rykdom zijne arresleden hebben,
de boeren, die ze nog niet hadden en zich
er ook niet moe wilden vertoonen, haddon
hüDne schuifsledon, waarmee z(j vaak, in
gezelschap van vrouw en kinderen, verre
tochten deden. Niet alleen op het IJ vermaakte
men zich, ook op het Diemermeer ging het
er druk toe. Daar reden eenige paartjes zeer
genoeglyk. Maar behalve de jongelui, zag men
er niet zelden ouden van dagen, die achter
elkaar reden, 't Scheen, alsof ze deze kunst
van de ganzen hadden afgeleerd, die in groote
koppels zich door het luchtruim voortbewogen.
Op het ys kon men als het schaatsen-
band brak nieuw lint koopen, ja, wie voor
de koude behoefte gevoelde aan mantels of
huiken, kon by Aaltje Krimpkous terecht.
Ofschoon Brederoo in do beschryving van
het ysvermaak in zyn tyd er niet van ge
waagt, weten wy het van elders, dat er ook
tonton op het ys stonden, waar den voorbp-
zwierenden het herhaald „leg ereis aan" toe-
klonk, om zich aan warme melk te goed te
doen en den zoetelaar eenige duiten te doen
verdienen.
Dronken Keesje zou aan warme melk zich
liever niet laven. Om derzulken dorst te be
vredigen, kwamen by warme melk alras
andere verhittende dranken, door wier gebruik
de zinnen wel eens beneveld werden en de
schaatsen moesten dienen om eenïg geschil,
dit ontstaan was, uit te vechten. Het ver
maak was er dan af, maar de vechtenden
hadden dan veel bekyks, tot de gerechts
dienaar kwam, die daar een eind aan maakte.
Het tafereel, dat we aan de hand van
Brederoo geschetst hebben van het winter
vermaak, is niet bloot een Amsterdamsch
tafereel, hoewel het daar naar de natuur is
genomen, maar kwam ook te Leiden en oldors
voor. Hat was in de eerste academiestad geeno
zeldzaamheid, dat men de studenten, in gezel
schap van de Leidsche schoonen, zich op hot
ys zag vermaken, on menige vryage werd
daar aangegaan, en na volbrachte studiewas
een huwelyk er het gevolg van.
Onder het lezen van dit verhaal zullen er
zyn, die zullen zeggen, dat de heugl|ko ge
volgen van het aanbinden der schaatsen aan
de voeten van eene schoone niet eene zaak
zyn bloot van het verleden, maar ook wel
degelpk nog veelal van het heden. Denzulken,
die de waarheid er van bjj eigen ervaring
hebben, geven wij volkomen gelyk. Het is
waariyk verbiydend, dat, als ze met elkaar
eene goede schaats reden, ze in heel hun
leven toonden het te blpven doen. Voorzeker,
het wintervermaak vond ten allen tyde daarin
zyne aantrekkelpkheid, dat de schoone sekse
er zoo pverig aan deelnam. Zoolang dat ge
schiedt en daarvoor behoeft volstrekt geone
bezorgdheid to bestaan zal het ysvermaak,
telkens als de winter er gelegenheid voor
aanbiedt, gelpk by onze vadoren, niet minder
worden, al briescht het stoompaard, om ons
in korten tyd een grooten afstand te doen
afleggen.
Heden is aan de universiteit alhier de heer
E. B. Koster, geb. te Londen, bevorderd tot
doctor in de klassieke letteren, met academisch
proefschrift, get.: „Studia tragico-Homerica."
Vrydag 31 Januari a. s., des avonds te
halfacht, zal de achtste vergadering met
dames plaatB hebben vanwege de afdeeling
Leiden der Hollandsche Maatschappy van
fraaie kunsten en wetenschappen, in het Nuts-
gebouw. Als spreker zal optreden de heer
Willem Otto, van Amsterdam, terwyi het
muzikale gedeelte zal vervuld worden door
mejuffrouw Christine Veltman, eveneens van
Amsterdam.
>E TWEE NEVEN.
Novelle van
W. miiüBRAS».
12)
„Ja, ja, Hendrik moet hier blyvon", had
Leo, op wien do angst aanstekelijk had ge
werkt, dadeiyk er by gevoegd.
Zoo bleef Hendrik op het kasteel.
Des avonds voor het. naar bed gaan had
Leo zyn© mama gevraagd:
„Is het dan waar. lieve mama, dat de
heerlpkheid Wnlfenste u en de riddergoederen
Keindorf, Malangen, Widelbach en hoe zp
verder heeten mogen, mpn eigendom zpn?"
„Wie heeft u dat dan verteld, myn kind?"
„Hendrik heeft h.t ray gezegd; hp weet
alles precies, wat van tnp is, en heeft mjj
ook gezegd dat dit a s hem zou toebohoo-
ren, als ik dood w >mdat zpne linie de
naaste is en hjj nog -enigst overgeblevene
daarvan. Is dat nu v mama?"
Loo's moeder han r. irop haren lieveling
aan haar hart ge - en, terwyi zp hem
zegenend de hanfl' de blonde lokken
legde, zacht gefiuisi
„De Hemel twwau u voor mp!"
Graaf Loo's herinnering was nu eenmaal
opgewekt en daarop ging hp in zpne over
peinzingen verder. Hy dacht aan het roei
tochtje op het meer, by welke gelegenheid
hy zonder de tusschenkomst van Martin zijn
loven zou verloren hebben. Ook thans was
het hem, als had hy destyds een duw in
den rug gekregen, welke hem over den rand
van het bootje in het water deed vallen; hy
zag nog dien onbeschrpflpken angst op het ge
laat van Frans, toen deze hem helpen wilde,
terwyl Hendrik met saamgeperste lippen
doodsbleek en onbeweeglijk op hem in zyn
doodsstryd neerzag. De schrik had hem ver
lamd, had Hendrik later den opperhoutvester
verzekerd, toen deze hem vroeg, waarom hij,
als de oudste en krachtigste, mets tot redding
van Leo uitgericht had.
Als Hendrik en Frans elkar.der wederzyds
beschuldigden, Leo in het water te hebben
geduwd, en Hendrik onder ti.men en bezwe
ringen Frans den grootten la en de diepste
verachting toedachten, scheer er by den oom
een diep nadenken te besta:.
„Als ik wist", had hy tnpt donkere blik
ken gezegd en Hendrik dat eigend aan
gezien, als ik wist.Een valschaard en
geheime moordenaar zou ik geon oogenblik
langer op het kasteel dulden.
De opperhoutvester had ook daarna den
blik niet gezion, waarmee Hendrik hem by
zyne rerwpdering nazag. In dien blik lag
zooveel haat en gramschap, dat men dien
bp een vpftienjarigen knaap nooit verwacht
zou hebben. Doch terstond had zyn gezicht
zpn dagelykschen plooi aangenomen en hy
hsgon zich opnieuw daarover tegen Leo te
baklagen dat men hem verdacht en een boe
renjongen, als die Frans was, meer geloof
schonk dan hem.
Eerst thans, nu Leo over dat voorval met
ernst nadacht en zich alle bpzonderheden
voor den geest haalde, gevoelde hy opeens
het dreigende, dat destpds in Hondriks blik
ken lag, en onwillekeurig overviel hem een
angst, waarover hij zichzelven geen reken
schap kon geven.
Hondrik was toon wel op het kasteel ge
bleven, maar de beide knapen waren sedert
dien dag zorgvuldiger bewaakt, en het wan
trouwen, eenmaal opgewekt, had niet nage
laten uit te werken, dat 6n Leo's moeder èn
de voogd aan Hendriks handelingen geregeld
een dieperen zin ea grootere beteekenis
hechtten, dan gezegde handelingen in wer
kelijkheid verdienden.
Ook herinnerde Leo zich, hoe eenige jaren
later zyne moeder toeschoot, toen Hendrik
hem in eene worsteling op den grond ge
worpen had en, terwpl hy hem de knie op
de borst zette, hem met baide handen den
hals omvatte en lachend uitriep
„Thans, neefje Leo, één stevige kneep en
ik ben majoraatsheer van "Walfenstein I"
Natuuriyk had hy geschertst, maar het
was zulk eene eigenaardige scherts, waarvan
op zyn gelaat niets te lezen stond.
Zoo ging het in den regelmeeetal was
het of al zyne handelingen naar een vast
plan berekend waren. Als een vloek scheen
het op hem te rusten, dat zelfs de meest
arglooze, welwillendste scherts in zyn mond
het karakter van eene fijne bedreiging of
oer.e stekelige satyre aannam.
Zoo verloor graaf Hendrik, hoe grooter en
ouder hij werd, hoe langer hoe meer het
vertrouwen van hon, die hem verzorgden, en
de bedienden, die hp van den beginne af
door zpn brutaal en heerachzuohtig gedrag
tot zpne vpanden gemaakt had, droegen er
niet weinig toe by door allerlei kleine zonden
van hem te verklappen en uit te bazuinen,
zpne houding in het kasteel onmogelijk te
maken.
Wordt vervolgd.)