%K 5454. A9. ISSü. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zfin- en feestdagen, uitgegeven NiEUWJAARSWENSCHEN Stille Armoede. F'euilleton. Aan dee rand des afgronds. Naar het Duitsch. S) (Wordt vtr-celgd.) PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden gat 8 maanden1.10. Franco per post.1.40. AffeenderiiJke Nummers.0^>5. PRIJS DER ADVERTENTIES": Tan 1—6 regela ƒ1.05. Iodere regel meer 0.17fr. Grootoro letters naar plaatsruimte. Voor liet Ln- c&eseeren buiten de stad wordt 0.10 bereken A Evenals vorige jaren zal in ons op Oudejaarsavond verschijnend num mer de gelegenheid opengesteld wor den tot plaatsing van naar gelang van ieders maatschap pelijke betrekking, ad 50 cents per advertentie, mits men ze ons doe tóekomen uiterlijk op Woensdag 81 Dec. a. ste halfdrie des namiddags. Zeker oud'burgemeester Tan Leiden uitte den weiiscli, dat d# nakomelingen ran de voorraderen mochten looren den armen wel te «toon. Ia d6ze bittere koude, waarin zooveel armoede geleden wordt, kan eene herinnering va;. wat dozen voor de nooddruftigen deden, hg», dio er toe in staat zijn, opwekken om hun edel voorbeeld te volgen. Zy, die meenon, dat eertijds het aantal armen niet zoo groot was, maar sedert vermeerderd is, weten niet, dat er in Leiden tj;den zjjn gewoost. dat ef \L dool dor bevolking, althans in den winter, ondersteuning beboefde en kreeg. Onze vooroudera onderscheidden wel dege lijk bedelaars van arme, behoeftige menschen. De eersten hadden ook wel behoefte, maar zjj maakten eene klasse uit, die goen hand werk haddon geleerd en geen gemakkelijker ruijidel kenden om aan den koet te komen, zoowel des zomers als des winters, dan langs 'a Hoeren straten te bedelen. Zij waren een brutaal volk, dat zich niet ontzag te rooven en te planderen en dat dikwjjl» de wegen on- veilig maakle; zoodat strenge maatregelen moesten genomen worden om aan hunne roof zucht paai en perk te stellen. Niet zelden werd er eene jacht gehouden om hen uit «aria bepaalds stieek te verdryvea. User nog daq de stedelingen, hadden de dorpelingen vat}, hen overlast Te Leiden kwamen zjj soms in zóó grooten getale de poorten in, dat de tisarun van het gerecht hen te keer gingen het alleen hun, die niet tot de groote deug nieten gerekend werden, veroorloofden zich 4rie dagen en nachten binnen de stede op te houden. DezulkeD kregen van de gerechts dienaars een ,lodekon ofte teeken", hetwelk hun, by vertooD, den toegang verzekerde tot Jiet St.-Csthaiyne-Gasthuis, waar hun eene plaats werd aangewezen, de Beiaard genaamd. Zy mochten daar drie nachten blijven en aispen, en genoten er des avonds, zoo zy aulks begeerden, tot onderhoud van bun leven, eouigo portion. Na den derden nacht moesten zU vertrekken en de stad weder veriaten. Zy trokken dan weer op den boer aan, by wien zy evenzeer den nacht in de schuur op stroo of des winters in de hooiberg konden doorbrongon. Ten einde hen te vriend to hou den, kregen zy, als zy dat verkozen, eenigo spys. Sommige landlieden hebben dat oude gebruik in stand gehouden. De meesten nemen, na hun bedeiaarstoeht overdag, hun intrek in een minder logement en verbrassen daar het geld, dat zy overdag hebben opgsloopen. Zulke logementen z(jn vry van het vergun- ningrreebt on tappon meer drank dan menig fatsoeniyk dorpslogoment. Bedelaars sn land loopera, deze woorden vindt men veelal te zamen gevoegd, ten bewyze dat onze vaderen hen al niet telden. Straffe maatregelen moes ten genomen worden om hen'in bedwang te houden. Ala men bun iots gaf, dan geschiedde het mot uit medelyden, maar uit vrees voor hunne wraakzucht. Gansch andera handelden onze vaderen met de behoeftigen en nooddruftigen. Voor hen zorgden zy op eeno lofwaardige wijze. Mannen, zoowel als vrouwen, die met nieor in eigen onderhoud konden voorzien, werden in het St.-Catharyno of in het St.- Elizaboth's Gasthuis binnen deze stodo opge nomen. Doze buizingen werden in den loop der tyden belangryk vergroot om meer „be hoeftige en ellendige" personen te kunnen huisvesten. Maakten deze gebouwen uitwen dig, wegens gemis van kostelijke en sier- lijke gevels, puien, torens of poorten, geen indrnk, wie daarbinnen een kykje nam, moest erkennen, dat zo schoon, sierlyk en doelmatig waren ingericht. De nieuwe zalen waren Inzon derheid ven alle noodwendige behoeften, als van goede bedden en andere dingen, daartoe behoorende, voorzien. Dat alles konden beeren regenten doen, wyi de beetvermogende personen velerlei scheokiDgea hadden gedaan aan geld, landen, hulzen on erven, welk voorbeeld nog altyd veel navolging vond. Het eerste gasthuis, verreweg het erootste, dagteekect van de tweede, het andere van de derde vergroeting der stad. Behalve deze gestichten had men te Leiden nog één gasthuie, het Lieve Vronwe- gasthuis geheeten, in 't begin der 15de eeuw door een edel echtpaar geschonken, maarten jafe 1583, met toestemming van het gerecht, door de weesvaders aangekocht, wjjl het ouco weeshuis te klein wae om de taljjke westen te kunnen plaatsen. De bezettingen van dit gasthuis worden toen by het St.-£lizabeths- gasthuis gevoegd. In dit iaatsts gasthuis was ook een beiaard, waarin de arme vrouwen, die door bet land liepen of reisden, worden gelogeerd. Zy mochten albier (gelyk de mannen m hot St.-Catharyne-gasthuis) dris nachton verblyven en genoten er des avond3 esne porl ie. Dan armen in do gasthuizen guuda men gaarne eene versnapering. Deze bestond in gebraad, wjjn on wittebrood, welke hun alle jaar verstrekt werd met Kerstmis, Pas.cben, rmksteren, den dag van Leidens ontzet en op den feestdag van Si.-Catbaryn of wel van St.-Eiizabetb. Deze huizen ontvingen vele lega ten, waardoor ln den nood dor oude arme menschen ruimschoots kon voorzien worden. Op ander» wyze werd ook voor dezulken gezorgd. Zoo werd ook binnen Leiden (voel meer dan in andere naburige steden) door de mildheid en toegenegenheid van verscheidene vermogende personen eenige armenhuizen of hofjes voor zekere onde, eerzame, arme man nen en vrouwen of wel alleen voor dergolyko weduwen en maagden gesticht. Overleefden de vrouwen hare mannon, dan moesten zij, na verloop van zes weken, er uit vertrekken eu konden dan in oen der gasthuizen of wel in een ander hofje, voor weduwen bestemd, komen. Zy, die in een dier armenhuizen woonden, werden ten deels ondoi houden on moesten voor 't overige daario zelven trachten te voorzien, wat wel mogoiyfc wae, daar zy slechts 40 jaren ond moeeten ztjn om daar geherbergd te worden. In den winter kregen z|} brandstof of wel eenlg geld om daarvoor eenigen voorraad op te doen, terw(jl zy veelal driemaal 'sjaars, gemaenljjk op Allerheiligen, Paschen en 6t.-Uarg&riotemarkt, eohlg geld ontving»». In d» armenhuizen voor vrouwen ward haar voorgeschreven, dageiyks in hare gebeden de stichters of stichtsters te geden ken en znsteriyko vriendschap te onderhouden en elkander by ziekten te dienen. Zy, die in eenige familiebetrekking tot de stichters of stichtsters stonden, gingen vóór alle anderen, om in zoodanig armenhuis te wonen. Ieder dezer hofjes bestond veelal uit dertien huisjes. Hoe men juist aan dat getal kwam? Zo wer den ln de 15de eeuw gesticht ter eere Gods „ende Maria zijn gobenedyde Moeder ende zjjn twaalf Apostelen." Eenige hofjes bestonden uit een grooter getal huisjes, als van 14 of 18. In elk der kwartieren, waarin Leiden in de 17de eeuw verdeeld was, was eon diaken ef een aalmoezenier belast met de armen, tot zijn kwartier beboorc-d-', te bezoeken. Deze armenverzorgers hielden hunne vergaderingen in een gedeelte van het voormalige St.-Barbara- j gasthuis, hqt zoogenaamde Huiszittenhuis. Hunne besprekingen betroffen de vorzorging in den nood der armon. Dezen kwamen in den winter tweemaal, maar zoo 't een strenge winter wa3, viermaal herwaarts oin brood en turf te erlangen. Dat er velen bedeeld werden, blykt hieruit, dat er wel eens 28 lasten rogge en nagenoeg 7000 tonnen turf werden uit gereikt. Ten huize van de armenverzorgers werd bovendien elke week uitgereikt naar het geen ieder Tan noode had. De bezittingen van het Huiszittonhuls waren by lange na «iet toereikend om van d» rente jooveel wel te doen, maar in het tekort werd voorzien door het houden van collecten in de predikatiën enbü de burgers in da ganeche stad, terwfjl (te- burgemeesters zorgden, dat de vroedschap effiie som voor de armen beschikbaar stelde. Behalve brood en brandstof kregen de armen alle weken van de huiszittenmeesters eenig geld. Het doel va al die zorg was te voorkomen, dot iemand honger ef koude mocht komen te vergaan of ie s:erven. Benevens doze armenverzorgers worden door de heeren van het gerecht nog vele vrouwen aangesteld, goe-moedors ofdiacont^- sen geheeten, die eveneens op zekere dagen in do week op het genoemde huiszittonhuis Tergade: den. Haar plicht was voor de arme kraamvrouwen binnen Leiden te zorgen. Zij moesten aan die moeders eene maand lang zeker weekgeld uitreiken on, met bet oog op de jonggeboren kinderen dier vrouwen, eenig liDnen en wollen luiers geven. Uil al het meegedeelde blykt de goede zorg onzer vooronders voor de armen hunner ste do. Allen, die hunne armoede aan de huis zittenmeesters bekend maakten, ontvingen mits zjj zich christelijk gedroege», „gbelrck recht ende billick is", ondersteuning. En waar onzo voorouders zulk een edel exempel hebben gegeven, zouden hunne nako melingen hen daarin niet volgaarne en ge- roodoiyk volgen? Zy wl3teD, en tereeht, onderscheid te maken tusschen bedelaars en landloopers, wien slechts drie pachten verblijf jn een der gast huizen werd vergund, en de armen, voer wie zy allo zore droegen, niet het minst in den winter, wanneer het zoo koud is. Dan gaven zy hun mildeiyk. Trouwens, alleen de twee extra-collecteD, die dan gohondsn werden en wjjzen wy nog daarop oindelyk brachten telkens ge middeld circa 4000 gulden op. De behoeften „Verheug js, Greta! Wy krygari recht, wy all6ii, de onterfden - de verstootenan jy ook! Je krygt ook je recht. De vrouw is eene vr(Je b —burgeres van den staat.even als de man. D-De slaverny van de vrouw houdt op.versta je! Hij sloeg zich trotsch op de horst. „Wy doen dat! - Heil wig en w-wjj! Toen braker ee» treurige tyd voor de Eómer» aan. Willem liep naaf de kroeg of had Prit» gerold op bezeek, liet den brandewyn rond gaan on redeneorde over de politiek. Wan neer zyne vrouw verwijten deed over het drukt.» bezoek, dan sloeg Willem met de ruist op t3.3l en zei dat hot hier zijn huis was. Hjj kon vragen wien hy verkoos. Dat was zijn recht. En Greta moest dan toegeven. „Zijn recht", dat was zijn hoofd- en hoveiingswoord ge werden eedert den ongslukkigen avond. Van Greta's recht sprak bfl mindsr. NiUt&i er verscheidene dagen voorby waren £og<jüy zonder dat Willem zich moeite gaf naar nieuw woik om te zien, liep juffrouw Romer op oen morgen vast besloten naar de kamer van Tr.en Witligen. Het was een zinlelyk, net vertrek, keurig opgeruimd. Greta wist dan ook niet waarom het haar altyd zoo benauwd om het hart werd, zoo dikwyis zy de sneeuwwitte sprei op het bod in het oog kreeg en do gordijnen voor de heldere ruiten en daartusschen de witte muts op het hoofd van juffrouw Wit- tigen, die van des morgens tot dos avonds voor de snorrende naaimachine zat, tusschen langzaam sich opboopende bergen sneeuwwit ondergoed, dat zjj voor een winkel naaide. Misschien vis) het daglicht al te scherp in het kleurlooz» vertrek; misschien was het omdat er geen» bloemen voor hel venster stonden, geen vogs) jn de kooi sjilpts, of kwam dat akelige gevoel over Greta, omdat zy wist dat die vrouv kinderen had, en er toch (.ooit cr-n kinder .«netje op den vlekks- loozen grond van haro lramc-r rondtrippelde? „Goeden morgen, juffrouw!" „Goeden morgen, juffrouw Humor.1 ga zitten 1 „Juffrouw, ik weet do' u eiken dag- de j courant kiygt. Zou ik die voor oen kwarüier j van u mogen leenen?" „Ja wat wilt ge van de courant?" vroeg Trien verbaasd, terwyl z'j de courant van de kast haalde. Greta werd rood. „Hans is nu al een groote jongen. —Martha gaat al iu haar vjjfde jaar, daarby korot dat- „hjj" nu «1 den goheolen morgen thnis is. Ik heb tijd over, zoodat ik tny bepaald schaam.Ik zoek een werkhuis, waar ik dan misschien nog een paar centen mede verdienen kan." „Een werkhuis! Wat zeg je? herhaalde Trien. „Ja; wanneer ge by uw patroon eens een goed woordje voor ray wilt doen.Hand doeken en stofdoeken... dat grovere werk, zou ik goedkoop en netjes kunnen afleveren." Trien schoof een nieuw boordsel voor een hemd onder de rusteloos dansende tnachioe- naald en zei; „Juffrouw Itfimel', ge behoeft voor my'niels onder stoelen of banken te steken, ik ben geen babbel. Eu ik wc9t toch wat ik weet. My maakt men niets wys. Weik zoekt go waarom ook niet? Als ge och tel denkt dat -g zoovee' kunt verdienen als hy met die slechts kerels er doormaakt, bebt nehet toch geheel mis. Je moet er een stokje bij steken, en fl.nk ook anders drinkt hy alles nog ep." De vrouw sprak zoo eentonig als hars naaimachine ratelde. Hare gestalte, die uit hout gesneden scheen te zyn, het magere gezicht met de lichte oogen on de roodo vlek op de wang Z3g er zóó onboweegiyk uit, dat het Greta voorkwam alsof die leelyke woor den even onmisbaar waar moesten zyn als het onbuigzame noodlot. Zy gevoelde zich opeens zóó ODgelukklg, dat zy snikkend haar golaat in haren schoot verborg. „Ik vreet met wat er in hom gevaren is, juffrouw", klaagde zjj. „Hy was altyd zulk oen kranig man, zoo vlytig en zoo matig, goed voor vrouw en kinderen. Wanneer hy' dezen zomer niet vier weken ziek geweest ware, hadden wy heel wat voor den winter kunnen overleggen. En nu, hjj gunt zijn kinderen geen stukje brood meer! Alles wordt dien naren kerel toegestopt; hy drinkt en vloekt mot hom, spreekt van zy'ne on mjjne rechten, allerlei odzIi». wast ik niets vae be grijp! Werken wil hy nu in iiet geheel met meer. „Waar spreekt hy over vroeg de vrouw. „Ovfonze rechten Trien zuchtte. „O huniel, dat is ergDaarmee is het ast mi|n man ook begonnen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 5