Leiden, 5 December.
volgden, uit den fourgon genomen en ter
zijde van het koor gelegd.
Op hot oogenblik, dat het stoffelijk hulsel
des Konings werd binnengedragen, zweeg het
gegons, dat zich tot nu in de kerkruimte
had doen hooren, en lioog boven de plechtige
stilte hoorde men vier haastige slagen na
elkaar, het weeklagend geluid van de kerkklok
in den toren. De predikanten schaarden zich
achter het graf, dr. Koetsveld er voor, naast
het graf de ministers, baron Mackay alleen
met de orde van den Nederlandschen Leeuw,
de minister van buitenlandsche zaken met
verschillende vreemde orden, o. a. het groot
kruis van het Legioen van Eer met hot breede
roode lint dwars over de borst.
Vooral de rok van den Duitschen gezant,
baron Von Saurma Jeltsch, was vol gouden
borduursels; de Oostenrjjkscbe gezant had
zilveren borduursels op den rok.
Een kanonschot dreunde en dadelijk daarop
begon het orgel Beethoven's lijkmarsch te
spelen. Langzaam werd de lijkbaar nu de
kerk ingedragen tusschen de en haie ge
schaarde kamerheeren door, het omfloerste
rjjkswapen voorop, gevolgd door de insignièn
van de kroon. Op de kist, met enkele kran
sen bedekt, rustte de koninklijke kroon. De
vreemde vorsten schaarden er zich om he6ii
en de twee herauten plaatsten zich naast den
ingang des koninklijken grafkelders.
De vorst van 'Waldeck Pyrmont, prins
Albert van Pruisen, de groothertog van Sak-
sen-Weimar, prins Eduard van Weimar en
andere vorsten waren allen versierd met het
breede lint van den Nederlandschen Leeuw.
De laatste had eene roode uniform aan, de
aartshertog Predorik van Oostenrijk een witte,
alle vorsten droegen bovendien lange rouw-
mantels, die hunne schitterende kloeding
giootendeels bedekten. De hofprediker ds. C.
E. Van Koetsveld nam het woord, toen de
kist onbedekt, alleen door een zilveren krans
van 3. M. versierd, boven den kelder stond.
Met cene niet overal verstaanbare s'em
zeide de grijsaard het volgende:
„Nog eens, o Godnog eens staan wij hier
en is weder de deur geopend van den graf
kelder, waarin de geschiedenis van ons land
en Vorstenhuis als met doodsbeenderen is
geschreven. Nog eens, en nu, helaas I de laatste
uit de mannelijke lijn van Oranje.
Toen een meer dan zeventigjarige tot hof
prediker werd benoemd, wie kon toen vermoe
den, dat het zou zlju om binnen de twaal:
jaren al de vjjf Vorsten van Oranje ten grave
te brengen? De taak is bijna al te zwaar,
deze laatste vooral. Mijn hart is te vol, di
herinneringen overstelpen mij. Ik heb mijnen
Koning lief gehad en hij my. En de liefde is
niet altijd welsprekend. Viermalen zag ik
hem daar tegenover my. En nu, in dezen
wyden kring van Vorsten, al waardeeren wy
hunne belangstelling, geen eigen zoonofbroe-
der zelfs om te troosten. Da eenige zuster
weent te huis in stilte. God trooste haar!
Dat juist is het aandoenlyke van dezen
oogenblik. De zonen, die onzen Koning hadden
moeten opvolgen, wachten hem al lang in het
graf, en wy brengen hier onzen afscheidsgroet
aan den laatsten OraDje-Nassau.
Zal het zyn om hem te oordeelen zooale
de oude Egyptenaars hunne dooden deden?
Maar dat staat aan ons niet. Den Koning oor
deelt de geschiedenis, maar den mensch oor
deelt God alleen.
En wat zal my de geschiedenis van dezen
Koning zeggen?
Hy heeft het langst geregeerd van alle
Oranjevorsten, 41'/, iaari en was de vyfde
in regeeringsjaren van de 80 vorsten van
Europa. Na de 40 jaren kon hy zeggen
„Myn volk zal van mij getuigen dat ik myn
konmklyk woord by het aanvaarden myr.er
regeering heb gestand gedaan."
Dat woord schetst die regeering geheel. Hot
Russische bloed, dat door zijne aderen vloeide,
mocht Hem doen neigen tot onbeperkt per
soonlijk gezag, als Koning eerbiedigde Hy,
naar Zynen eed op de Grondwet, de wettig
uitgesproken wenschen van zyn volk en stelde
zich boven de partyen.
Eet Protestantisme getrouw en met een
ander Willem III voor oogon, handhaafde
Hy toch ais Koning de vryheid van geweten
en aller gelyke rechten, en sprak Hy met
verrukking over de heldendaden Zyns Vadere.
Zou Hy zelf gaarne zyn bloed voor zyn vader
land hebben vergoten, als Koning bewaarde
Hjj ook den vrede en toonde alleen Zyn hel
denmoed door voor zyne armo onderdabep
Zón leven te wagon in den watersnood.
m ,™v lanu en volk word ge
daan uitgelokt of begunstigd; het laatst nog
de ontginning onzer heiden.
Wat al beiangryke werken zyn onder Zyne
Regeering tot stand gebracht, heilzame wetten
en besluiten uitgevaardigd, industrie, handel en
welvaart toegenomen en de eer van het kleine
Nederland gehandhaafd in den vreemde, want
Hy, had zyn volk lief, zooals Hy sprak by den
aanvang zijner Regeering. „Ik verbind my
aan een volk, grooter door deugden dan door
grondgebied, krachtiger door eensgezindheid
dan door zielental. Het is eene grootsche
roeping, Koning van zulk een volk te zyn."
Zoo begon, zoo vervolgde Hy. Nog hoor ik
zyne stentorstem by de eerste steenlegging
voor het monument in het Willemspaik: „Een
Prins van Oranje kan nooit, nooit te vee
voor het volk van Nederland doen."
Daarom wandelde Hy ook vry om onder ons.
Want de liefde van zyn volk was zyne lijf
wacht en nu, nu stemmen alle partyen samen
in dezelfde rouwklacht. Alleen niet, wie de
maatscbappy willen omkeeren en verwoesten.
Zoo hebt Gy uwe taak volhracth, myn
Koning! Yeel heeft uw hart geleden, maar
voor Nederland bleef het altoos kloppen. En
nu wachten U daar beneden drie-en-dertig
Vorsten en Vorstenkinderen uit het Huis van
Orarje Nassau. Zoo gaan ook de Koningen
heen, afgesneden als halmen in den oogst,
maar de Koning der Koningon blyft. En zoo
moge dan nu de geschiedenis over den Ko
ning oordeelenMaar den mensch oordeelt
God alleen. Toch bewaren ook wy onze her
inneringen, de goede en lieflyke vooral, die daar
als do tonen eener windharp ruischen over
de graven. Wel weten wy allen, hoe opbrui
send en hartstochtelijk het karakter was van
den Ontslapene, en hoe Hy, in alles oprecht,
als mensch vaak het zelfbedwang miste, dat
hom sierde als Koning. Waartoe zou ik het
verzwygen? Ik heb Hem nooit gevleid by zyn
l jven, en denk het niet te doen na zyn dood.
Maar wat niet allen zoo goed weten, is de
innerlyke goedheid en vroomheid, die den
diepsten grond uitmaakte van dat beweogiyk
karakter. Ik heb hem te midden zyner hove
lingen met de kinderen zien spelen alsof Hy
zelf nog een kind was, en in ons laatste ver-
trouwelyk samenzyn Hem met aandoening
de liefde hooren roemen van zyn eigen kind.
Veel zou ik hieraan, proeven van zyn goed
hart en van zijn kiesch gevoel, kunnen toe
voegen. Dit ééne slechts uit myn eigen her
inneringen juist voor Zyn verjaardag trof my
een dubbelen rouw. Toch maakte ik my ge
reed, om Hem te gaan gelukwsnschen, toen
's avonds laat Hy my nog liet weten, dat Hy
my vrystelde van een feestuur, zoo strydig
met myne stemming. Niemand had er om
gedacht dan Hy zelf.
En wat daarby ook dikwyis is miskend?
De godsdienst sprak in zyn hart, meer dan in
zijne woorden. Soms hoorde ik die stem. Eens
zelfs had ik in de kapel met hoogen ernst
gesproken over bekeering en vergeving, toen
de Koning by het uitgaan den arm der Ko
ningin losliet, naar my toekwam, my op den
schouder klopte en dankte, omdat ik zoo goed
de waarheid had gezegd.
Vergeeft my deze persoonlyke herinneringen.
Het was my nu behoefte ze hier uit te spre
ken. Maar daarby dan ook, waar-zeker geheel
Nederland mee instemt, myn vurigen dank
aan de edele Vorstin, die onzen Koning een
zoo kalmen levensavond schonk door Haar
geloof en Hare liefde. Na een zoo veelbewo
gen leven en by veel gemis en ontbering,
was Hy in die laatste jaren dankbaar en ver
genoegd, en betreurde alleen, toen Hy zyne
kamer niet meer verlaten kon, het bezoek
aan zyne bloemen. En toen nu het lyden
toenam, verzorgde Hem zyne gade zoo voor
beeldig, en waakte by Hem tot in den laat
sten nacht. Zy had dien slag wel gewacht,
toen Zy by het aanvaarden van het Regent
schap alleen durfde bidden om verzachting
van Zyn lijden. God verhoorde Haar eer en
anders dan Zy dacht. En wie zou den kranke,
als er toch geen herstel meer was, nog lan
ger dat leven in eene benauwde en smartelyke
droomwereld hebben gegund? Zoo is dan ons
Koningshuis uitgestorven, maar God dank, niet
geheel.
Wat in hoogeren zin de profeet zeide van
het Huis van David, is ook op het onze van
toepassing: „Een ryske zal voortkomen uit
den afgehouwen tronk, en oen scheut uit zijne
wortelen zal vrucht dragen." Ons blyft de
jeugdige KoningiD, reeds als Prinses do oog
appel van ons volk, dat ik met dubbelen
nadruk bid
aan de hand eener vrome en wyze Moeder!
Dat eens de spruit een boom worde als vroeger;
en troost en sterk beiden, vooral in deze droeve
dagen." Vreemde vorsten en gezanten! Gaat
henen met den dank van ons allen, en zegt
het te uwent, dat het kleine Nederland niet
wanhoopt, altoos nog groot door zyne trouw
aan Oranje, aan zyne geschiedenis en aan
zyn God.
En zoo rust dan nu, geliefde Doode, na al
de onrust van het leren! Wy treuren, maar
niet als die geene hope hebben; want ver
zonken voor en na Vorsten en volken in den
nacht des doods, eens de Christus is er
ons borg voor eens draagt de morgen der
opstanding over de graven.
Amen."
Toen -werd een er.kele bloemtuil op de kist
nedergolegd een bloemtuil van pensées er.
kleine witte bloemen, ongekunsteld met takjes
groen samengebonden dooreen satynen lint
een afscheidsgroet van 's Konings dochtertje,
de Koningin.
Op het oogenblik, dat nu de kist in den
grafkelder werd neergelaten, hief het orgel
langzaam en plechtig hot „Wilhelmus van
Nassauwen" aan en nooit zeker maakte dat
lied dieper indruk dan by deze groeve. Het
„Wilhelmus" had het geslacht van Oranje
by zyn optreden in de Nederlanden begroot;
het „Wilhelmus" was het afscheid aan
den laatsten mannelyken afstammeling uit
dit geslacht. Aan het „Wilhelmus van Nas
sauwen" is ook nog eene weemoedige her
innering verbondenop uitdrukkelyk ver
langen van Z. M. Willem III is nl. ditzelfde
nommer ook gespeeld by do - begrafenis van
Koning Willem II. Een Allegretto van Van
't Kruis, koralen met variatiën en een Alle
gretto van Schravensande besloten dit merk
waardig orgelconcert.
Na de begrafenis van Koningin Sophia werd
het orgel bjj begrafenissen niet meer bespeeld.
Thans geschiedde dit weder reeds van elf uren
af, en wel door denzelfden organist, die dienst
deed by de begrafenis onzer beide andere
Koningen, Willem I en Willem II. Het is de
81 jarige heer Kersbergen, reeds 60 jaar
organist, die, gesteund door zyn leerling, den
heer Kethel, die taak vervulde.
Van het aantal kransen, uit alle oorden des
vaderlands en uit het buitenland gezonden,
ontzaglijk groot, grooter dan ooit te voren,
werden twee greote wagens reeds in den
voormiddag te Delft aangebracht, om te
worden opgestapeld vóór d9 graftombe van
Prins Wdlem I.
Toen de kist in de diepte wa8 verdwenen,
de Vorsteiyke personen zich verwyderden en
de minister van justitie zich in den graf
kelder begaf om de kist met het grootzege'
des Ryks te verzegelen, verhief de Nederland-
scho Heraut zyne stem, om den volke kond
te doen dat hot stoffelyk overschot van Zyne
Majesteit by dat zyner vaderen was verza
meld; dat de plechtige ter-aarde-bestelling van
het stoffelyk overschot van Willem III,
Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-
Nassau, Groothertog van Luxemburg, enz., enz.,
enz. was volbracht.
Het was toen kwartier voor vieren.
En daar buiten op den toren werd, om deze
mare in wyder kring te verkondigen, met eene
witte vlag gezwaaid en presenteerde het krygs-
volk de wapenen.
Ieder ging zyns weegs, maar stuitte buiten
op eene onafzienbare menschenmassa, niet
tegenstaande duizenden den terugtocht reeds
hadden aanvaard.
Tot in den laten avond zagen 3lle wegen,
die naar Delft voeren, zwart van menschen
en rytuigen en baanden zich tal van stoom-
booten en trekschuiten een weg door het ys,
terwyl ook de spoorweg het buitengewoon
druk had.
En zoo heeft de bevolking aan den over
leden Vorst eene uitvaart verzekerd, welke
bij landgenoot en op den vreemdeling een
onvergeteiyken indruk zal hebben gemaakt,
welke by don tydgenoot in weemoedige her
innering zal blyven.
Aan de universiteit alhier is het doctoraal
examen in de rechtswetenschap afgelegd door
de heeren J. Th. Stok en S. B. W. Van Lim
burg Stirum.
De hoogleeraar dr. W. C. Van Manen
alhier, heeft onder vele blyken van belang
stelling den dag herdacht, waarop hij vóór
25 jaren als predikant de Evangeliebediening
bij de Nederlandsch-Hervormdo kerk aan
vaardde.
ue Burgemeester der gemeente Leiden
brengt tor kennis van den milicien-verlofganger
Abbahah Kobbnhof, loteling dezer gemeente
lichting 1886, behoorende tot het 4de regiment
infanterie, dat hy, wegens het niet naleven
van art. 143 der Wet van 19 Augustus 1861
(Staatsblad No. 72), krachtens art. 144 dier Wet
n werkeiyken dienst wordt geroepen, en
dat hem gelast wordt daartoe, voorzien van
zyn zakboekje en verlofpas en van de kloeding-
en uitrustingstukken, hem by zijn vertrek
met verlof medegegeven, op Maandag den
22aten December 1890, vóór 4 uren des
namiddags, tegenwoordig te zyn by zyn corps,
in garnizoen te Leiden.
By de te Amsterdam vanwege het de
pirtement van koloniën gehouden aanbeste-
ding, werd o. a. het minst ingeschreven voor
vlaggendoek door de firma Van Hartrop en Zn.,
ie Leiden, a 382.50 en voor 4650 M. kardoes-
saai door dezelfde, a ƒ2232.
Ofschoon de ruimte tot bespreking het
byna niet toelaat, maken, wy toch met een
enkel woord het publiek opmerkzaam op de
verkooping by de firma E. J. Brill, alhier,
waarvan de kykdag ook op heden is aange
kondigd. De catalogus is zeer merkwaardig
om de vele zeldzame boeken en hoekjes, se-
rieën van pamfletten en vlugschriften, twist
schriften enz. betreffende onze vaderlandsche
geschiedenis, zooals dio maar zelden te vinden
zyn. Niet het minst verdient de aandacht
hot tydvak 1713 1795. Verder zyn er be
iangryke boeken over genealogie, waarby een
groot gedeelte zich bevindt over ons vorsten
huis Oranje-Nassau.
By de rechtsgeleerdheid merken wy met
een enkel woord aan de vele oude stede
rechten van ons vaderland, eene groote
verzameling over oud-Gormaansch en oud-
Fransch recht, terwyl ook de nieuwere uit
gaven van zeer veel rechtsgeleerde werken
niet ontbreken. Eene nette verzameling
munten en boekenkasten wordt tevens ten
verkoop aangeboden. In het geheel is deze
verzameling het bezichtigen ruimschoots waard.
Gedurende de eerste helft der maand
November zyn aan het postkantoor alhier be
zorgd de volgende brieven, welke door on
bekendheid der adressanten niet besteld kon
don worden:
M. Uitenbosch, Van der Sande, Mevr. Boe-
zaar, D. Rombout, D. Isaacs, Amsterdam;
Giclre (Gielre) 's-GravenhageG. Obdam,
Liompde; A. A. Noordelooe, Rotterdam; De
Vries, Wieringen; C. Linke, G. Jansen, niet
vermeld. BriefkaartenMevr. A. C. Willems-
Van Steyn, De Lange, W. De Haan, Am
sterdam; W. Minten, Nymegen
Brief, verzonden geweest naar Duitschland
F. Kolthoff, Geestemünde.
Dinsdag 9 December a. s., des voor
middags te halfelf, zal te Zoeterwoude eene
openbare vergadering van den Raad plaats
hebben.
Van de Rynsburgsche onderwijzers, die
met 1 Januari a. s. op wachtgeld zullen wor
den gesteld, zyn reeds twee elders benoemd.
Do heer B. A. E. Van Dyk treedt primo 1891
te 's-Gravensande in functie, terwyl aan den
heer Cb. W. Lancei reeds eervol ontslag is
verleend, wegens zyne benoeming aan het
instituut-Bystervelt te Oirsohot.
Aanstaanden Zondag, 7 December, zal
de vacaturebeurt in de kerk der Ned.-Hertv
gemeente van Hoogmade des Damiddags te
twee uron werden waargenomen door den
heer J. W. H. Kalkman, predikant te Alfen
aan den Ryn.
Dinsdag-avond werd te Wassenaar in
café-Meurs door een veertigtal heeren eene
vergadering gehouden, ten einde te bespreken
en voor te bereiden de opricbtiDg van een
mannenkoor. Een besluit werd nog niet ge
nomen, zoodat door de heeren Lazaroni en
De Jong, die het initiatief genomen hadden,
nog eene vergadering belegd zal worden.
De groothertog van Luxemburg, thans fe
's-Hage, heeft hedenochtend vertegenwoordi
gers van vreemde Mogendheden aldaar ont
vangen.
Morgen verlaat Z. H. de residentie met het
voornemen Maandag te Luxemburg in het
Paleis aldaar aan te komen.
Door het hoofdbestuur der Nederiandsche
Maatschappy van Tuinbouw en Plantkunde
is benoemd tot hoofdredacteur van het „Ned.
Tuinbouwblad" prof. dr. H. De Vries.
H. M. de Koningin-Regentes heeft heden
voormiddag in audiëntie ontvangen de com
mission uit de beide Kamers der Staten-
Goneraal belast met de aanbieding van de
adressen van rouwbeklag van de volksver
tegenwoordiging.