9445. $ez6 Qourant wordt dagmjks, met uitzondering ran <gpa- en feestdagen, uitgegeven. Koning WILLEM III. Feuilleton. Tv oensdag 3 Z>eeeinl>ei*. A*. 1880, PEUB DEZER OOTJRA2TT Tmi Laldaa fs 8 mmito,l.lfc, Vfft&oo per post.1.4C. AikondcrLQke Koiaxne»0.05. PRIJS DER ADVERTBNTTHN; Tm 1—8 rtftli 1.08. Udore rijel mier O.lt* GrooWre letiere our pluUruimte. Voor het oujaeeren buiten de «tid ïrordt- f 0.10 berekend Nu de laatste mannelijke telg uit het Huis ran OranjeNassau door den dood van ons is weggegaan, zal zeker menigeen gaarne zich tn het bezit willen stellen van Zr. Ms. go-d gelijkend portret, gemaakt in zijne laatste levensjaren. Do gelegenheid daartoe bestaat thans. De heer B. W. IJzerdraat, op dit gebied zeer gunstig bekend, heeft namelijk naar de laatsi o van den Koning gemaakte photographische lafbeelding een aquarel ontworpen, waarnaar eene chromolithographie is gemaakt, welke onzen Abcnné's in den loop dezer week al8 Premie zal worden aangeboden. Ze is artistiek uitgevoerd in niet minder dan 10 kleuren en stelt den overleden Vorst voor in gereraals-uniform. Van de degolijkheid en fraaiheid van dat kunstwerk kan men zich overtuigen bij de firma D. Saxa Zonen op de Breestaat, waar het is geëxposeerd in dof-zwarte lijst met zilver afgezet en met de kroon, eveneens in rouwkleuren. De heeren Sala zijn echter be reid naar verkiezing ook andere lijsten te leveren. Den avond vóór de uitgifte zal in ons blad de Bon worden afgedrukt, waarmede deze chromolithographie, welke een sieraad in huiskamer en salon zal uitmaken, tegen eene vergoeding van slechte 25 cenls aan ons Bureel kan worden afgehaald. INGEZONDEN. Open brief aan den heer V.H. alhier. Waarde Vriend Reeds lang had ik bet voornomen mij „openlijk" tot u te richten naar aanleiding van uw opstol in dit blad, waarin gij een door mij zeer gewaardeerden steun verleent aan mijne beschouwingen omtrent den finan- tiöelen toestand onzer gemeente. „Openlijk" omdat mij gebleken ie dat door velen onzer medeburgers de door ons behandelde zaak met belangstelling wordt gevolgd. Het uit stel is waarlijk niet mijne schuld; want ik moest wachten op het officiëele verslag van de Raadszitting, waarin deze zaak werd behandeld. "Wel werd het geduld hierbij op «ene lange proef gesteld; eerst 27 November ontvingen wij her verslag van de zitting van 30 October, dus vier weken later! Ware de zaak met van zulk een hoog belang, dan zou waarlijk zulk oen verslag geene belangstel- Aing meer waard zijn. Ik wil mij thans niet verdiepen in de oorzaken dier vertraging waar van bezuinigingen in de gemeente huishouding sprake is, zou wel de aandacht ook op dit punt mogen gevestigd worden en met recht worden gevraagd: Zou deze poet van uitgaaf de kosten vau het offi cieels verslag der Raadszittingen niet veilig kunnen geschrapt worden, wanneer op eene dergelijke wijze door de bevoegde macht voor dezo zaak wordt gezorgd? Intusschen kan ik zeer goed begrijpen dat er ditmaal geene bijzondere haast met de uitgave werd gemaakt de discussie, welke wjj hierin te lezen krjjgon, kan waarlijk niet strekken om het aanzien van den Raad te verhoogen. Ik behoef u niet te wijzen op het weinig verheffende van den vorm! De algemeens boscbouwingen liepen voornamelijk over onze bovenvermelde stukkenbeide werden aange vallen en ontleed, hoewel de schrijvers niet tegenwoordig konden zyn om to antwoorden. Zulk een strijd acht ik onedel! In dezelfde kampplaats en met gelijke wapenen moet een eerlijke strijd plaats hebben en zoo zult gij u al even weinig als ik van deze behande ling aantrekken, welke slechts de zwakheid van onze tegenstanders verraadt en duidelijk aantoont hoe wij den vinger op de wonde- plek hebben gelegd. Onze belangstelling in den bloei onzer gemeente staat boven ver denking; vooral van u mag dit getuigd wor den, die niet alleen door woorden maar ook door krachtige daden hebt getoond, wat gij voor onze gemeente overhebt. Moge dit door den Raad in eene benauwende discussie over het hoofd zijn gezien, wees overtuigd dat de ontwikkelde burgerjj het niet vergeet! Zoo zult gij thans al even weinig als k lust gevoelen om tegen die aanvallen op te komen, te meer daar thans aan de zaak niets meer te doen is. One vertrouwen in den Raad is op deerlijke wjjzo beschaamd en ons blijft niets over dan ons bjj zjjno bosliss ng neer te leggen. Toch mag ik niet nalaten op enkele pun ten terug te komen, die naar ik meen, de be langstelling onzer burgerij alleszins waard zijn. De strijd ever den finantiéelen toestand onzer gemeente dateert waarljjk niet van de laatste zitting. Jaren lang is in den Raad zelf door alleszins bevoegden, voornamelijk door de achtereenvolgende commission van financiën door den Raad benoemd om hem hierin voor te lichten gewezen op den bedenkelijken gang, welken de gemeento-finan- ciën aannemen. Velen zullen zich met ons herinneren hoe krachtig mr. Buys in den Raad heeft gewaarschuwd tegen de toeneming der uitgaven, welke steeds nieuwe leeningeu veroorzaakten en de begrooting opdreven. Hot mocht niet baten, destijds werd naar zijne stam even weinig geluisterd als thans naar die van de commissie van financiën, die zich geheel op hetzelfde standpunt plaatste. Bezuinigingen werden verworpen, verhoogin- gèn aangenomen, zelfs die, welke niet door het Dagelyksch Bestuur waren vooigrsteld. Het is, ongetwijfeld eene veel aangenamer en ge makkelijker taak om dergelijke verhoogin- gqn voor te stellen en toe te s aan, dan om op bezuiniging aan te dringen, en zoo mag zeker hier een woord van instemming met do commissie van financiën niet ontbre ken voor de volharding waarmede zij hare taak tot het einde volhield, niettegenstaande in don Raad hare adviezen „kinderachtig" wtr- den genoemd. Ook zy kan er staat op maken dat haar strijd, onder zulke ongunetjge om standigheden volgehoudon, niettegenstaande de ontmoedigende uitkomBt, door de welden kende burgerij boog wor t gewaardeerd! "Wat de opgewondenheid van het hoofd der gemeente betreft, welke door den voorzitter der commissie voor de financiën werd opge merkt, reeds vinden wjj dergelijke aanvoel di s treffend geschetst door den ouden Homerus, zoo als blijkt uit de volgende woorden uit „Ilias," welke ik voor het gemak der lezers in de vertaling van Vosmaer meedeel („Ilias", Zang Xjll regel 211). „(Burgemeester), altyd hebt gi) mij iets in [den Raad te verwaten, „Zelfs al raad ik het beste; hij mag toch [nimmer en geenezins, „Wie er behoort tot het volk, eene mee- fning verkonden die afwijkt, ,,'tZö in den raad of den krijg, wel immer [verhoogen uw aanzien. „Nochtans zeg ik het hier als ik meeno [het beste te weten." Hiermede kan do genoemde Commissie zich troosten en verder den wijzen raad volgen. Met. bevreemding zult gij verder evenals ik de beschouwingen van onzen overigens zoo hooggeachte» weihouder van financiën over den toestand onzer gemeente hebben nage gaan. Zou hij werkelijk de oogen sluiten voor een verschijnsel dat zoo klaar als de dag te voorschijn treedt, dat namelijk onze gemeente in de laatste jaren niet vooruitgaat Wat be wijst een vooruitgang van het belegd be drag in de spaarbanken anders, dan dat de burgerij deze wijze van belegging meer en meer verkiest boven het renteloos bewaren en vooral boven het speculeeren! Wat be wijst eenige, zeer twijfelachtige vooruitgang in markt- en plaatsgelden, waar andere gegevens zoo duidelijk spreken! De eenige maatstaf toch, hoe gebrekkig hij ook zijn moge, is de opgaaf omtrent de talrijkheid der bevolking, het aantal aangeslagenen in de gemeentebe lasting, de som van het belastbaar inkomoD 1 Deze cijfers nu wjjzen op teruggang en zou men voor zulk een bedenkelijk verBChyneel de oogen sluiten? Dan is het Dagelijksch bestuur van do hoofdstad zoo niet verstandiger dan toch oprechter. In het onlangs verschenen verslag van dit bestuur omtrent de plaatselijke belasting worden dergelijke verschijnselen ge constateerd als zich hier voordoen. Doch ver van deze uitkomst te verbergen of to ont kennen, wordt zij uitdrukkelijk uitgesproken en nagegaan om tol middelen te komen, waar mode dezo ongunstigs omstandigheden kunnen bestreden wordeD. Daarbij mag ik niet nalaten te vermeiden dat daar in de laatste jaren, niettegenstaande den teruggang van het be lastbaar inkomen het procent der inkomsten belasting kon verminderd worden van 3 pet. tot 2'/t pet., dus juist het omgekeerde van wat hier gebeurt. Waarlijk, evenmin u als mij is het persoon lijk te doen om een verhooging van ons belastingbillet. Uwe edelmoedigheid tegenover de gemeente stelt u boven verdenking;-wat mij betreft heb ik slechts te herinneren hoe ik niet lang geleden in dit blad wees op de vorhooging van last, die het onmiddelfk ge volg zou zijn van de geprojecteerde annexatie en hoe gemakkelijk zij voor zulk een hoog doel kon gedragen worden! Toen werden mijne beschouwingen gedeeld en beaamd door dezelfde Raadsleden, die nu geene woorden genoeg kunnen vindon om onze adviezen af te breken Doch gij zult u, ovenals ik, al zeer weinig over deze miskenning bekommeren en met mij moer zorg hebben over dithoe verder felijk het genomen besluit op dsn finantiëolen toestand der gemeente moet terugwerken. Hoe wil de raad van de burgerij oerbied vergen voor de gemeentelijke verordeningen, wanneer hijzelf niet aarzelt daarop inbreuk te maken? Uitdrukkelijk staat toch inde ver- ordening op de inkomsten belasting geschreven, dat zij slechts tot een vooraf bepaald maximum bedrag mag geheven worden. Waarlijk niet voor niets is deze bepaling opgenomen, zooals zoo duidelijk door mr. Buys op een vroegere meeting werd aangetoond. Waar do inkom sten-belasting zoo uiterst rekbaar is, wordt PecliniLzi, de gemzenjager. 3) „Qp zekeren dag zit ik beneden in het dal in de herberg ea zie tot myne spijt den troep gemzen naar dien rotswand klauteren en, de koekoek hale ze! eindelijk uit de rote naar boveu klimmen als de vliegen tegen den muur, en daarna als de ganzen achter eikaar loopen. Ik meende mijne oogen niet te kur.- jim vertrouwen en toch zie ik ais een verre kijker; waai" eeu ander nog nauwelijks een punt bespeurt, daar zie ik al een man en ■svat h(j aanheeft en draagt. Nu was er in de herberg een Engeischman, die een verre kijker had. Van dezen verrekijker vertelde -men mij dat men er op de hoogste berg toppen een cent mede kon zoeken. Ik ver zocht dus den loid my er ook eens door te laton k;1ken, en richtte hot ding op den wand, waar ik dc- gemzen zig loopen. Daar zie ik toon ook ash ter een hoek eene be- hootlijke trap in de rots uitgehouwen, waai- langs de gemzen heef pleizierig naar boven waren gewandeld. Toen herinnerde ik mij dat een Engeischman eem'gn jaren geleden dort wand beklimmen wilde en er de trap liet uithouwen, en wacht, donk ik, nu zal ik je we! krygen. Ik bekijk den wand nauw keurig en ontdek boven aan den hoek eene prachtige weide, waar de gemzen zich op is mden. Daar het slechts mogelijk was, om over een langen weg van de rots naar be nsden te komen, zoo had ik de gemzen in zekere mate in den zak en verkocht ze voor uit aan den lord, die zijn landslieden een groot gemzenoiaal wilde geven. Ik klim dus naar boven, bl(jf 's nachts in eene vetwei dershut en wil den volgenden morgen vuur het aanbreken van den dag de trap in den wand bereiken, om het w.ld den weg ie versparren. Ik droeg een stuk pekfakkel by mg, ooi in de duisternis de trappen des te beter te kunnen vinden, maar stak die niet aan, omdat door het licht en de teerlucht do gemzen licht mijne komst bospeuren konden. Bg het aanbreken van den dag waren overi gens de tredeir zeer gemakkelijk en klom ik dus na den laaisten uuscek den wand oj). Hier kroop ik verder naar den katn en vond dit een lastig werk, vraat ik kwam overem paar plekken, waar de verweerde steonen zóó fijn afgebrokkeld waren, dit zjj bij eiken tred naar beneden rolden. By da eeno glijpartij had ik twee uren noodig om er over te komen en moest me in alia bochten wringon om maar rechtop te bly ven, want de leisteen rolde letteriyk als water onder myne voeten weg en nam me altijd verder mee naar be neden, waar hy over den rand in eene diepte van twee duizend voet naar onderen plofte on my dreigde mede te sleuren. Torwyl ik nu met handen en vce'en naar boven strom pelde, zoodat het zweet mij van het lichaam liep, gelukte het my ten minste dwars boven te komen, waar ik na twee uren half dood aankwam en blief liggen. Ik nam een slok Kirschwasser en scharrelde over doiotsblok- ken naar den top van den wand. Hier kwam nu torst het ergste aan, want ik moest nu over een kam, zoo scherp als de rug van een mes, weiko minstens een kwartier lang en zoo bros ais puimsteen was. Ik had nog eer over een touw dan over die steenen kunnen loopen, en moest besluiten er als ruiter to paard overheen te glijden, waarby ik de kans had mij erbarmelijk te snjjden of de rots uit. elkaar ie zien springen, waardoor ik met de afgebroken stukken naar bonedc-n zou tuimelen. Wat doet men at niet om een gems! Ik ging dus op de graat zitten, met het eene been rechts over etn afgrond van duizend voer, het andere been links over do diepte van drieduizend, waar ik beneden de herberg en den Engeischman met zyn verre- kyker zag. Nu gleed ik voort. Maar reeds na de eerste drie minuten was myne ledoren broek in stukken. Nu moest ik op handen en voeten voorwaarts kruipen en als er een stuk uit den ouden, brossen steen brak. tel kens op den buik gaan liggen. Op eenmaal kom ik aan eene plek, waar me de l aren ten berge ryzen, want, terwyl ik zoo voort- kruip, begint de geheele graat te waggelen en zie ik onder my een groot gat, zoo breed a's eene koetipoort, waarover de steenen graat als eer.o smalle brug iuupt en kraakt en wankelt. In hetzelfde oogenblik hoor ik vlak boven me een schel gefluit en zie te ouden gemsbok staan, welke een pootT zyn bek steekt en nog eens hardop fluit dat de gemzen zullen aankomendaarop kijkt hy my heel minachtend aan en blaat op eeno vreeseiyke wyze. „Blaat?" riep R6is-Schultzo verwonderd. „Blaten dan de gemsbokken?" „Alle bokken blaten", hernam de jager j bedaard en ging voort. „De bok stampte met dan poot en blaatte vreesolyk. Ik wist al j wat dit beteekenen moest en g.r.g dadelijk j op mijn buik liggen, want het heest zotte de hirers op en galoppeerde op my toe, terwijl i achter hem de geheele gemzenkudde stond Word', vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 5