Leiden, 24 November.
on nauwer aaneen, opdat wy Zyn zegen mogen
waardig blijven.
„Laten wy ona dagelijks afvragen, of wy
onze plichten als Nederlanders jegens het
Vaderland, Ik als Koning, gij, rnyne Heeren!
als Vertegenwoordigers de3 Volks, allen heb
ben vervuld, en die Rechter, die in ons
binnenste is, dien niemand verloochenen kan,
zal ons den weg wijzen tot handhaving der
eer, tot bevordering van het heil des Lands.
„Onze rustige houding in deze bewogen
tyden heeft ons niet slechts behoed voor
groots rampenzij heeft ook het aanzien
-des Rijks vermeerderd, want zjj heeft de be
wondering van alle beschaafde volken tot
zich getrokken.
„Ik verbind mij aan een Volk, grooter
in deugden dan in het bezit van een uitge
strekt grondgebied; krachtiger door eensge
zindheid dan door zielental. Het is eene
grootsche roeping, Koning van zulk een volk
te zijn."
Reeds bij den aanvang zijner regeering had
de Koning alle gelegenheid om de moeilijk
heden, verbonden aan het Koningschap boven
de partijen, te leeren kennen; maar hij bood
ze zegevierend het hoofd, en het eind van de
ministerieels crisis, die tot 23 October van
het jaar 1849 duurde, was, dat, in overeen
stemming met de meerderheid der Tweede
Kamor, Thorbecke met de samenstelling van
een Kabinet werd belast.
Wij zouden de hoofdpunten uit Nederlands
parlementaire geschiedenis der laatste veertig
jaren kunnen aanstippen, om daaruit telkens
opnieuw het bewijs te putten, dat de Koning
nooit een andere gedragslijn heeft gekozen.
Wat er ook gebeurde, hjj eerbiedigde de be
slissingen der parlementaire meerderheid, en
nooit bestond er aanleiding om zjjr. naam
te mengen in den politieken strijd. Of ook
een minderheid, die aan haar wenschen niet
voldaan zag, tegen wettig gevallen besluiten
trachtte op te komen, door agitatie te ver
wekken en petitionnementen te organiseeren,
s'eeds werd aan het verantwoordelijk Minis
terie de beslissing opgedragen. Zelfs in de
woelige dagen van 1853, toen het herstel van
de bisschoppelijke hiërarchie de hartstochten
sterk had aangevuurd, en toen ook de hou
ding des Konings wegens het antwoord, dat
hij te Amsterdam de Commissie van het zoo
genaamd „mon8terpetitionnemont" b(j de aan
bieding van haar adres gaf, aan velerlei cri-
tiek werd onderworpen, bleek het toch,
dat zij het meest geschikt was om het gevaar
voor opflikkering van den godsdiensthaat lang
zamerhand te doen verdwijnen, 't Is waar,
's Konings verklaring, „dat de band tusschen
Oranje en Nederland nog Bterker was toege
haald door het adres, waarin geklaagd werd
over hetgeen volgens de Grondwet was ge
beurd", deed een breuk ontstaan tusschen
den Koning en zijn Ministerie, hetgeen ver
andering van Kabinet ten gevolge haddoch
de gewraakte maatregel werd niet ingetrok
ken, het Ministerie-Van HallDonker Curtius
zag onder zijn leiding de opgewondenheid
spoedig bedaren.
De geschiedenis der Regeering van Koning
Willem III, we willen thans, om verklaar
bare redenen, het politiek terrein niet verder
betreden, is voorts die van Nederlands
toenemende welvaart op stoffelijk gebied.
Groot is het aantal openbare werken, die
tot stand z(jn gebracht om het verkeer te
bevorderen en de productiviteit van onzen
bodem te verhoogen, te beginnen met de
voltooiing der droogmaking van het Haar
lemmermeer, waarmede reeds op hst eind
van de regeering van Koning Willem I
een aanvang was gemaakt. Ons land werd
overdekt met een net van spoorwegen; de
beide eerste handelssteden kregen nieuwe
verbindingen met de zeede Moerdijk werd
overbrugd; Oost- en West-Indië werden door
snelle stoomvaartverbindingon nader aan het
Moederland gebracht. En in al deze werken
toonde de Koning steeds de levendigste be
langstelling; bij alles, wat er merkwaardigs
ter sprake kwam of ondernomen werd, ver
nam men dat mannen van naam ten paleize
werden ontboden, om den Koning de volledigste
inlichtingen te verschaffen.
We mogen ook nog wjjzen op den zeer
ontwikkelden kunstzin des Konings, die hem
opwekte, voor de artistieke ontwikkeling van
vele Nederlanders, in verschillende richting en
op menig gebied, belangrijke subsidiën te
verleenen. Is Nederland vooruitgegaan, wat
betreft de waardeering zijner kunstbeoefe
naars in het buitenland, een niet gering
deel van den dank daarvoor komt den
Koning toe.
Van de gewichtige momenten in het loven
van Koning Willem III is stellig het bezoek
aan de overstroomde gewesten van Gelderland,
in het begin van 1861, het meest bekend,
omdat zulke feiten het krachtigst spreken
tot het hart des volks. Voor ons is die al
gemeens bekendheid een reden om er slechts
even bij stil te staan. Een ander heerlijk
oogenblik was de viering, in Den Haag, van
het halve eeuwfeest van Nedorlrn lach onaf
hankelijkheid, 17 November 1863, toen de
Koning den eersten steen legde voor het
nationaal gedenkteeken, en daarbij °- a- deze
woorden sprak:
„Het is heden de schoonste dag van mijn
leven, die dag, waarop het NederlandBche
volk opnieuw op de ondubbolzinnigste wijze
hoeft doen blijken van zijne gehechtheid en
trouw, die het steeds en onder alle omstan
digheden, welke het der Voorzienigheid heeft
behaagd in ons Vaderland te doen plaats
hebben, aan den dag heeft gelegd." En verder
„Het heden gebeurde zal voor Uw Vorsten
huis oen nieuwe prikkel wezen om nog meer
dan vroeger voor hot welzijn en den bloei
van het volk van Nederland werkzaam te zijn,
zooals in vroeger dagen, zooals het altijd zal
blijven. Want wij allen uit het Huis van Oranje,
wy kunnen nooit, ja, nooit genoeg doen
voor ons Nederland."
Een zeker even schoone dag brak voor den
Koning aau, toen de natie in Mei 1874 het
vijf-en-twintigjarig feest zijner regeering vierde.
In bijzonderheden daarover treden, is onmo
gelijk immers, er was geen gemeente in ons
land, waar de vreugde zich niet door feest
betoon lucht gaf. Een schitterend nationaal
geschenk was bijeengebracht, een som van
niet minder dan twee tonnen goudsde Koning
bestemde dat geld voor „het Fonds van den
Gewapenden Dienst, ten behoeve van de Land
en Zeemacht in Nederland en Indië, tot nut
der dapperen, die hun leven voor Nederland
hebben veil gehad en in den strijd verminkt
zijn geworden." Wat aan het feest een bijzon
der cachet gaf, was het bezoek van Keizer
Alexander II van Rusland, die bij de viering
in de hoofdstad tegenwoordig en dus getuige
was van de warme hulde, den 15den Mei
door Amsterdams burgerij gebracht.
Ook Leiden heeft meermalen de eer gehad
op een historischen gedenkdag den Koning
in zijn midden te zien, en wel op den 3den
October 1874, bi) het driehonderdjarig feest
van het Ontzet, toen Prof. C. P. Tiele als
feestredenaar optrad, en op 8 Febr. daaraan
volgende, op het driehonderdjarig jubilaeum
onzer Academie, by welke gelegenheid Prof.
Heynsius de rodevoering uitsprak.
Maar weldra volgden sombere dagen voor
het Huis van Oranje. Den 3den Juni 1877
stierf de Koningin, en een diepe droefheid
vervulde het hart des volks, want zy had
veel bewyzen van liefde gegeven. Het over-
lyden van de Prinsen Hendrik en Frederik,
vervolgens van de Kroonprinsen, liet den
Koning eenzaam achter, als éënigen, manne-
lyken tak van den eenmaal zoo ryk gebla-
derden Oranjeboom.
Den 7den Januari 1879 trad de Koning
opnieuw in den echt met H. M. Adelheid-
Emma-Wilhelmina-Theresia, Prinses van Wal
deck en Pyrmont, uit welk huweiyk den 31sten
Augustus 1880 is geboren Prinses Wilhelmina-
Helena-Paullne-Maria.
De laatste jaren vertoonde de Koning zich
weinig in het openbaar, daar zjjn gezondheids
toestand voorzichtigheid noodzakelyk maakte.
In den huiselyken kring genoot Z. M. een
welverdiende, geenezins werkelooze rust, ver-
vrooiykt door de aanwezigheid van een lief
kind, welks gunstige ontwikkeling de zonne
straal was van 's Konings levensavond. Voor
de toekomst van gade en dochter, in verband
met die deB vaderlands, verzuimde de Koning
geen der noodigste maatregelen: een zyner
latere belangrijke regeeringsdaden was de be
noeming der vier leden van den Raad van
Voogdy. Nog in den laten avond Zyns levens
bewees de Vorst Zyn hooge belangstelling
in de économische ontwikkeling des lands,
o. a. .door de belangryke som, ter beschik
king van de Heide-maatschappy gesteld, groo-
tendeels door Zyn persoonlyke bemoeiingen
opgericht.
In het voorjaar van 1889 kwam er in den
toestand des Konings een ongunstige wen
ding. Het chronisch Ujden, waardoor Z. M.
sedert lang by tusschenpoozen werd gekweld,
verhief zich in zorgwekkende mate. Eerlang
zag de Regeering zich genoodzaakt, de Ka
mers in vereenigde zitting byeen te roepen,
ten einde, overeenkomstig de Grondwettelyke
voorschriften, maatregelen te nemen, waardoor
stoornis in den gang der Regeoringszaken
zou worden voorkomen. De natie, die zoo
gaarne het veertigjarig jubilaeum van Zr. Ms.
Regeering had willen vieren, wachtte nu, in
sombere stemming, den verderen loop der
dingen af.
Dan, nog pas had de Raad van State, over
eenkomstig de verklaring der Kamers, de uit-
oefoning der Koninklyke macht op zich ge
nomen, of plotseling herstelde zich 's Vorsten
gezondheid. Groote biydschap overal. De voor
dracht tot het instellen van een Regentschap
kon worden teruggehouden. De feestplannen
werden door heel het land voor den dag ge
haald, en daar de beterschap aanhield, was
er geen enkele reden om niet vol blydschap
door feestbetoon te kennen te geven hoezeer
men het goede waardeerde, in een veertig
jarig tydperk onder de leiding van den laat-
sten Oranjevorst genoten. Een Koninklyke
proclamatie van Het Loo strekte om uit te
drukken, dat het gevoel van sympathie weder-
keerig was.
Gedurende ruim een jaar bleven de be
richten omtrent den Koning gunstig; tegen
het eind van September had een vry plotse
linge vernieuwing van het lyden plaats. Met
bewonderenswaardige toewyding, evenals ten
vorigen jare, gaf de Koningin zich geheel
aan de verpleging van haar gemaal, wiens
taak wederom door den Raad van State moest
worden overgenomen, totdat Donderdag j.l.
in een vereenigde vergadering der beide
Kamers de aanvaarding van het Regentschap
door H. M. plaats greep.
In den vroegen morgen van den eersten
dag der week verloor Nederland zyn laatsten
Koning uit het geliefde stamhuis. Nog weinige
dagen, en Nederlands geschiedboek „in doods
beenderen" geiyk onze Beets eenmaal by
de begrafenisplechtigheid van een Oranje zeide,
zal met een nooit te vergeten bladzyde wor
den vermeerderd. De hulde eener dankbare
natie vlecht een krans van onverwelkbaar
loof om het beeld van den betreurden Doode.
De treurige tyding van het overlyden des
Konings ontvingen wy gisterochtend om tien
uren het eerst uit Apeldoorn.
Onmiddeliyk werd dit bericht door ons per
bulletin in de stad en naar de omliggende
dorpen bekend gemaakt.
Ook de overige, dien dag door one ontvan
gen berichten werden op dezelfde wyze ver
spreid, zoodat in sommige kerken de doods-
tyding nog van den kansel kon worden mede
gedeeld en men zich in gebed vereenigde.
Van de studenten-sociëteit „Minerva" wer
den weldra al de gordynen naar beneden ge
laten en de vlag halfstok uitgestoken, terwyl
de hoofdingangen werden gesloten. Ook van
het Raadhuis werden tegen den avond de
gordynen neergelaten en van den toren de vlag
halfstok ontrold. Heden woei de vlag met
rouwwirnpel eveneens van den gevel.
Hedeu geschiedde dit laatste ook van meer
dere openbare gebouwen, hotels en woningen
van hofleveranciers.
Het carillon doet voor heel- en halfslag
zyne tonen niet meer hooren.
Ten teeken van rouw is de academie van
daag gesloten, hebben er geene examens plaats
en staan de colleges stil. Eene promotie, welke
op heden Wasbepaald, is tot morgen uit
gesteld.
De herdenking van het 25 jarig bestaan
van den herbouwden Leidschen schouwburg,
welke hedenavond zou plaat» hebben, is tot
een nader te bepalen datum verschoven, daar
er voorloopig geen publieke vermakelykheden
.mogen plaats hebben.
By de firma Blankenberg en Co. op de Mare is
reeds eene smaakvolle rouw-étalage aange
bracht.
Hieronder laten we de berichten volgen,
welke achtereenvolgens door ons ontvan
gen zyn.
Gistermorgen om halftwaalf verscheen een
buitengewoon nommer van de Staatscourant,
bevattende het volgende bulletin.
„In den toestand van den Koning is plotse
ling eene zeer ongunstige wending gekomen.
Nadat do Koning gedurende de twee laatste
dagen zeer onrustig was geweest, hebben zich
hedenavond verschynselen van uraemie voor
gedaan, die den toestand des Konings hoogst
zorgeiyk maken. In afwachting van de komst
van prof. Rosenstein en dr. Vinkhuizen heeft
Hare Majesteit dr. Roessingh uit Deventer ont
boden om my in deze ernstige omstandig
heden ter zyde te staan.
22 Nov. 1890. De Hofarts,
J. VLAANDEREN Cz."
Kort daarna werd op het Paleis het Loo
aangeplakt en door de Staatscourant bekend
gemaakt het volgende bulletin:
„Zyne Majesteit de Koning is heden-
(Zondag)-morgen te 5 uren 45 min. zacht en
kalm ontslapen ten gevolge van uraemie.
Doctor Roessingh heoft by zyne komst op
het koninkiyk paleis te circa halftwee het
bestaan der uraemie by den Koning insgelyks
geconstateerd.
Alle door de beide geneesheeren aangewende
pogingen om verbetering in den toestand ts
brengen, hebben, helaas! niet mogen baten.
Het Loo, 23 November 1890.
(was get., J. VLAANDEREN Cz.
G. A. ROESSINGH."
Uit Apeldoorn wordts van Zóndag-middag
gemeld
Reeds vóór vier dagen was Z. U. de Koning
onrustig, ten gevolge van het ophouden van
de urine-afscheiding. Intusschen verdween dit
onrustbarend verscbynsel, totdat het zich gis
teren meer zorgwekkend herhaalde. De avond
boezemde vooral bezorgdheid in. De polsslag
verminderde sterk. Men vreesde het ergste.
De ademhaling versnelde. Zyne Majesteit was
bewusteloos; alleen had Z. M. nog gevoel,
maar het slikken was hem onmogelijk.
Daar eerst Maandag wederom consult zou
worden gehouden, werd het tydstip daarvan
vervroegd en aan prof. Rosenstein en dr. Vink-
huyzen geseind om over te komen. Dr. Vlaan
deren bleef voortdurend ten paleize in de kamer
van den iyder. Hare Majesteit de Koningin
week geen oogenblik van het ziekbed. Men
beschouwde den toestand als hoogst beden-
keiyk. In overleg met Hare Majesteit werd
daarop dr. Roessingh uit Deventer ontboden.
Ook graaf Dumonceau, particulier secretaris
des Konings, bleef in de ziekekamer.
Tegen 4 uren ging Hare Majesteit zeer ver
moeid eenige rust genieten. Dr. Roessingh hield
daarna van 4 tot 5 uren by den Hoogen Lyder
de wacht met een kamerdienaar.
Ruim half zes uur, terwyl dr. Roessingh
bezig was do temperatuur van het lichaam op
te nemen, gaf Z. M. plotseling den geest.
Z. M. is ontslapen in tegenwoordigheid van
de geneesheeren en den kamerdienaar.
Het gelaat van den overleden Koning is
byna niet veranderd en geeft niet den indruk
van doodsstryd. Zelfs is het aangozicht niet
vermagerd.
De ministers van koloniën en van justitie,
de heeren Mackay en Ruys van Beorenbroek,
hebben na hunne aankomst ten paleize het stof-
feiyk overschot gezien en hebben ten paleize
aan den burgemeester van Apeldoorn van hel
overlyden aangifte gedaan voor den burger-
lyken stand.
Prof. Rosenstein met de geneesheeren, de
heeren Vlaanderen, Vinkhuyzen en Roessingh,
hebben het ïyk geschouwd, dat Dinsdag
wordt gekist.
Het ïykzal niet gebalsemd worden, maar op
andere wyze tegen ontbinding gevrywaard.
Behalve de ministers van koloniën en var
justitie, kwamen op Het Loe aan de adju
danten van nu wyien Z. M. den Koning, dl
heeren jhr. Van de Poll en De Ranitz.
Ook generaal Van der Beek uit Utrecht
is op Het Loo aangekomen, om de regel in:
van de militaire eerbewyzen voor te bereiden
De treurmare was te Apeldoorn reeds bi
het krieken van'den dag algemeen bekend
Ds. Hattiuk doelde er in zyne predikatie o;
over 1 Kon. 2 vers 10. Prof. Beets, die ii
de godsdienstoefening ten paleize zou vooi
gaan, werd afgetelegrafeerd.
De ministers Mackay en jhr. Ruys kwame:
te 1.20 te Apeldoorn en keerden te 3.11
naar Den Haag terug met dr. Vinkhuyzer
De ministers hadden in het spoorwegstatio:
een onderhoud met den opperceremoniemeef
ter baron Du Tour van Bellinchave, die t
4.53 te Apeldoorn aankwam en met de hes
ren jhr. De Ranitz en Van do Poll, voorde:
dienst by de Koningin-Regentes overgekomen
naar het Loo reed, waar by onmiddellijk
door Hare Majesteit werd ontvangen. Te 8 c
8 m. keerde baron Du Tour naar Den Haai
terug.
Het wordt zeer waarschyniyk geacht, di
het stoffelyk overschot van Z. M. den Konir;
in het laatst dezer week via Amsterdae
naar de residentie zal worden vervoerd, o:
van daar naar Delft te worden overgebracht!
Heden, Maandag-middag, zal eene Proclc
matie verschynen van Hare MajeBteit d'
Koningin Regentes.
Daar volgens de Grondwet de aanvaardici
van het Regentschap voor de minderjarig'
Koningin (aan H. M. de Koningin Emma U'
de wet van Aug. 18S4 opgedragen) plaats