N*. 9436. Zaterdag 22 November. A°. 1890. <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van §on- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. Onschuldig veroordeeld. LEIDSCÏÏ DAGBLAD. PRUB DEZER COURANT: Tmt Leiden p*r 8 mundtn1.10. Tnnoo per poet1.40. ▲Aonderljjke Nommen0.05. PRIJS DHR ADVERTENTLEN: Vu 1— 5 regel. 1.05. Ieder, regel meer ƒ0.171. Grootere letter, neer pU.taralmte. Voor het ia. eesseeren buiten de ated wordt 0.10 berekend. PROCLAMATIE. De „Staatscourant" van heden bevat de vol gende proclamatie van den 20sten November 1890 (Staatsblad Nr. 175) betreffende de aanvaarding van het Regentschap door Hare Majesteit Koningin Emma: In naam van Zyne Majesteit Willem III, by de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz. Wy Emma, Koningin der Nederlanden, Regentes van het Koninkrijk, In de ernstige dagen, waarin 's Konings toestand ons allen met droefheid vervult, treed Ik op als Regentes van het Koninkryk. Ik gevoel al het gewicht der taak, die Mi) is opgelegd, maar uit liefde tot het Neder- landsche Volk aarzel Ik niet haar te aan vaarden, nu de Staten-Generaal met eenpa rigen, vertrouwen wekkenden, aandrang M(J daartoe riepen. MiJno kracht en wijsheid zoek Ik b(j den Almachtigen en Alwijzen God. Ik reken op den trouwen steun van het geheele Neder- landscho Volk, die M(j door zoovele blijken van liefde en verknochtheid voor altijd aan zich verbond. De Koning, M(jn geliefde en geSerbiedigde Gemaal, gaf mij altoos een hoog voorbeeld van de vorstelijke plichtsbetrachting en de werkzaamheid in het belang van Land en Volk, die het Huis van Oranje steeds onder scheidden. Ik acht het Mjjn plicht dat voor beeld na te streven. Moge God het lijden van Onzen Koning verzachten en Nederland nemen onder Zyno heilige hoede 1 Lasten en bevelen, dat deze Proclamalio in het „Staatsblad" zal worden geplaatst. Gedaan te 's-Gravenhage op heden den 20sten November 1890. EMMA. Dit stuk is verder onderteekend door de acht ministers. Nutslezing. Qraaf Leo Tolstoi en zijne Romans was het onderwerp, het veelomvattende onder werp, dat prof. dr. Jan Ten Brink had ge kozen voor zijne gisteravond in de groote zaal van het Nutsgebouw alhier gehouden lezing voor de leden en hunne dames van het depar tement Leiden der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Aangezien do hooggeleerde spreker vóór twee jaren van dezelfde plaats reeds een greop had gedaan in de Russische romantiek, achtte hij eene lange inleiding nu overbodig en begon hjj daarom maar dadelijk met meer be paald den schrijver te behandelen, wiens werken ook in Nederland bekend zijn, wiens penne- vruchten, met zoo onbetwist talent samen gesteld, in vele talen z(jn overgebracht, en die van alle Russische schrijvers de meest belangrijke mag geacht worden. Ten einde zyn gehoor een zoo ruim moge lijk denkbeeld te geven van het talent diens schrijvers, stelde spr. hem voor als kunste naar, als reformator, prediker van een nieu wen godsdienst, en ook als Rus. Om hem voornamelijk als schrijver, als kunstenaar, te doen kennen, begon spr. met een overzicht te geven van oen zijner eerste werken, „Wat don menschen doet leven," waarvan de hoofdinhoud is, dat de engel Michael, uit den hemel verbannen omdat hij het geloof in de liefde der menschen verloren had, in deerniswaardigen toestand en verlaten wordt aangetroffen door een armen schoen maker, die niet aarzelt hem in zijn huis op te nemen, en zoo den gevallen engel ge legenheid geeft te voldoen aan zijne opdracht, nl. drie waarheden te leeren begrijpenlo. wat er in den mensch verborgen is, 2o. wat er aan den mensch verborgen is, 3o. waarvan de menschen leven. Telkens als hjj tot inzicht van eene dier waarheden was gekomen, had bij geglimlacht; na de derde maal had hij zich geopenbaard aan de menschen, in wier huis hi) opgenomen en weer voor den hemel voor- bsreid was, waarna by met een lichtglans om hot gelaat afscheid nam en door het geopende dak der ischba (Russische hut) omhoog steeg, 't Zou te veel ruimte vorderen, het eigen aardige verhaal hier geheel op te nemen, waarvan trouwens de hoorders reeds al 't genot hebben gehad, en door welks voordracht spr. zoo volkomen bereikt heeft wat hy wilde doen zien, nl. hoe in dat verhaal de schryver zich doet konnen als dichter, als mensch en als reformator. Hierna volgde een vluchtig chronologisch overzicht van des schryvers leven, die, nu 62 jaar oud, gesproten is uit een oud aristocra tisch, vermogend Russisch geslacht, zyne studiën gemaakt heeft aan de hoogeschool le Kasan, daarna officier der artillerie is gewor den, als zoodanig heeft deelgenomen aan den Krim-oorlog, tydens welken by ook in het belegerde Sebastopol was, later nog op andere wyze in het drukke gewoel der werold is gekomen, tot hy op zyn 329te jaar gehuwd is, en zich sinds dien tyd heeft teruggetrokken op züne uitgestrekte landgoederen ten zuiden van Moskou, waar hy de eerste jaren zich bezig heeft gehouden met het schryven zynor werken, welke hem zooveel vereerders en bewonderaars hebben verschaft, maar waar hy in de laatste jaren, door een overmaat van twijfel aangegrepen, als reformator is opge- treden, als hoedanig hy echter naar spr.'s j meening minder gelukkig, ja zelfs diep te j beklagen is, omdat hy er geheel door voor de kunst verloren is gegaan. Geleideiyk schetste prof. Ten Brink den overgang van den schrijver in den reformator, j door eerst te wyzen op zyne onderscheiden geschriften, alle herinneringen uit zyn eigen i leven, waaronder zyn „Kozakken: Herinne- i ringen uit den Kaukasus-tyd" al een der beste is. Wat hierin, en ook in zyne andere werken, zoo duideiyk uitkomt, is zyne juiste, ware natuurbeschry ving. Hy ziet alles om zich heen niet slechts ragfijn, maar geeft dat ook weer met eene getrouwheid, en tevens met een gloed en leven, die zyne lezers doet meeleven in de beschreven toestanden, maar tegelyk ook de daarin handelende figuren, de personen, doet kennen zooals ze werkelyk zyn. De Ko zakken, waaronder hy geleefd heeft, worden in hunne levenswyze, in hun karakter, in hun werkelyk zyn zoo duideiyk weerge geven, dat elke bladzyde boeit, ook al geeft geen enkele dier bladzyden eene aangrypendo gebeurtenis. En ook in zyn „Dagboek van een marqueur" laat hy uitkomen hoe do mensch, niet gewyzigd in den slaaf der vor men, maar nog in 't bezit eener gevoelende ziel, dat gevoel laat spreken, tot de krach tigste uiting laat komen, als hy ziet hoe de arme natuurgenoot, in casu een Duitsch brood- zanger, niet geteld wordt by hen, die door de correctheid van hun vormeiyk leven koud en gevoelloos zyn geworden. En al dat juiste en ware en natuurge trouwe laat zich ook zoo opmerken in zyne grootere werken, o. a. in zyn epischen roman „Oorlog en vrede", waarvan spr. mede na de pauze eenige bladzyden opsloeg. Tevens doed hy nog hooren hoe de groote schryver op een maal zyne pen heeft weggeworpen, om, uit gaande van de woordenGy zult don boozo (het booze) niet wederstaan 1" als ethisch refor mator op te treden, predikende dat alles in de wereld moet geregeld worden door chris- teiyke verdraagzaamheid, maar in welke nieuwe hoedanigheid zyne uitingen zóó onlo gisch, zóó onsamenhangend zyn, dat het er wel toe leidon moet, hom als den te niet geganon kunstenaar te beklagen. Bewyst hy in zyne vroegere werken, dat hy steeds zocht en dacht, dat zyn geest reeds een gansch proces doorloopen had vóór hy schreef, de vruchlen van zyn reformatorischen arbeid wyken geheel daarvan af. In deze, meest brochures, welke in Rusland natuuriyk niet eens mogen uitgegeven worden, openbaart zich een twyfel aan alles, aan huwelyksgeluk. aan Kerk en Staat (en hieruit blykt reeds hoe hy onlogisch is, want door b. v. den Staat te bestryden als uit den booze, komt hy in stryd met de grondstelling zyner prediking). Duide- ïyk spreekt o. a. zyn twyfel, zyn wanhoopszin uit eene dier laatste brochures, „de Kreuzer- sonate". Na hem zoo van alle zyden te hebben doen kennen, weos spr. nader nog op een en ander uit den reeds genoemden roman „Oor log en vrede." Kan de inhoud van dat work wezeniyk boeien, voorzeker wordt dat boeiende niet minder door oene voordracht als die van gisteravond. Zoowol de korte tooneelon uit den „oorlog" als de meer uitvoerige uit den „vrede", alles wint door het leven, dat da spr. er aan byzet. Noch de vrouwelyke hoofd figuur uit dezen roman, Naditscbja, noch het tooneeltje van den Franschen keizer by da beschouwing van 't portret zyns zoons, den Koning van Rome, met den aardbol spelondo, noch iets van 't vele andere zou den meesten by eigen lezing zoo aantrokken als het dit gisteravond by do voordracht deod. Onver poosd was dan ook de belangstelling van het weinig talryke gehoor, waaronder naar evenredigheid vele dames, en levendig waren de byvalsbetuigingen, die den spr. gebracht werden tot dank voor hetgeen hy had doen genieten en voor de aangename wyze, waarop hü een schryver had doen kennen, beter en grondiger dan het alleen door lozing mogeiyk is. In het veelzydige licht, waaronder Tolstoï nu werd voorgesteld, zal do hoorder oen juister en onpartydiger oordeel over hem hebben kunnen vormen dan door zelf oen zyner geschriften onder het oog te nomen, hetzy een der groote werken uit zyn kun- stenaars-tydvak, hetzy een der exemplaren van zyn reformatorischen arbeid. Toch zal menigeen der hoorderessen en hoor ders na deze lezing by aanvang of by vernieu wing zeker grypon naar Tolstoi's werken. In de pauze, zoo uitnemend daarvoor geschikt, werd druk van gedachten gewisseld over het reeds gehoorde, en zelfs onder de voordracht hoorde men telkens gefluistor, dat misschien wel getuigde van belangstelling, maar onge- twyfeld niet altyd evon aangenaam was voor spreker en buren-mede-toehoordors. Naar het Duitsch. Slot „Ach, zyt gy het? Gy hebt hem onge lukkig gemaakt. Maar hij is onschuldig. Hier heb ik het, hier staat het. De koning moet het lezen. M(jn zoon moet vry 1" „Spoedig!" riep Greta, „geef my het! Ik ga naar den koning." En voordat de oude het recht had begre pen, had zy hem het papier ontrukt en verdween met den soldaat in het portaal. Eene poos moest zy in de met officieren go- vulde voorkamer wachten en had tyd het papier in haren zak te bergen. Eindeiyk mocht zy binnenkomen. Eerst schemerde het haar voor de oogen, en zy voelde hare knieën wankelen, maar eene stem fluisterde haar toe: „Moed! Moed!" on zy vermande zich. Daar zag zy voor zich de liooge gestalte van den Koning, welke de ouderdom niet had kunnen buigen en zy blikte in het ernstige blauwe oog, welks stralen tot hare ziel schenen door te dringen. „Van uwe zaak gehoord", zeido do monarch op zyne eigenaardige wyze van spreken. „Vindt het zelf zondtrling, zeer zonderling. Maar het vonnis van den krygsraad kan niet ongedaan gemaakt worden." „O, Majesteit", riep Greta, torwyl zy op de knieün viel, „hy is onschuldig, ik voel het, ik, die hem te gronde heb gericht!" Het gezicht van den koning nam eene ontevreden uitdrukking aan, „Opstaan", beval hij ruw, „opstaanVoor my niet knielen. Gy voelt het hm, hebt vroeger anders gevoeld. Bewyzen hebben." Toen schoot haar het papier van den ouden Kompe te binnen, en terwyi zy het voorden dag haalde, zeide zy: „Ach, hier heb ik iets. De koning zag wantrouwig naar het dicht- gevouwen briefje. „Wat is het?" „Ik weet het zelf niet; zooeven heeft de vader van den armen gevangene het my ge geven. Hy zegt dat zyn zoon daarop moot vrykomen." De Koning wenkte een van de op den achtergrond staande officieren. „Hackwitz, nemen, lezen 1 Daarna rapport 1" En zich toen weer tot het meisje richtend, sprak by: „Nog eens van u hooren, my vortellen Maar kort Greta vertelde hot voorgevallene, zooals wy het kennen, maar hoewol zy zich er in het oerst ook op toelegde, om het kort te maken, weldra vergat zy het bevel en lang zamerhand in vuur gerakende, vlocht zy in het verhaal al wat haar jong hart haar tot ontlasting van den veroordeelde had inge geven. De koning viel haar niet in de rede, maar luisterde, in don zetel leunende, den blik onafgebroken op haar gericht, mot belang stelling. Eindelyk was zy aan het slot ge komen „Zoo gevoel ik het, Majesteit, on even vast als ik in het eerst aan zyne schuld ge loofde, zoo vast ben ik nu overtuigd van zyne onschuld. En hy in ketenen en ik in vryheid. O, ik kan er ternauwernood aan denken. De koning schudde bedachtzaam met het hoofd. „Zonderling, zeer zonderling", herhaalde hy, en ging, meer tot zichzolven dan tot het moisje voort „Vonnis vernietigen zou discipline schaden." Maar opeens bedacht hy zich en vroeg: „Hackwitz, wat staat in den brief?" Eerbiedig naderde de adjudant en sprak: „Merkwaardig, Majesteit, als deze brief echt is, bestaat er nauwelyks nog twyfel aan do onschuld van don fuselier. Het is een brief van Kempe aan een neef, die naar Braziliü is vertrokken. En uit dezen brief blykt dat de neef aan zyne bloedverwanten in zyn vaderland zyne verloving met eene landge- noote heeft medegedeeld. Daarop heeft Kempe geantwoord en in dit antwoord komt eene passage voor mag ik haar voorlezen?" De koning knikte toestemmend en de officier las: „Met uwe verloving wonschen wy u allen geluk. Gy geeft my moed, jongon, en ik zal het u nadoen, want ik ben tot over de ooren verliefd, en het ergsto is dat ik niet weet, hoe ik het zal aanleggen, want zy is byna nooit alleen en ziet een gemeen soldaat in het geheel niet aan. Nu, ik ben oen ryke boerenzoon, en hot duurt niot lang meer, of ik trek het soldatenpak uit. Gy kent haar ook zoer goed; het is het mooie meisje uit den kleinen winkel aan de markt. Een luide kreet van Greta's lippen onder- hrak don lezer. Verwonderd zagen allen haar aan, maar de koning zeide: „Voorloopig genoeg gehoord", en terwyi hy zich tot den commandant wendde, ging hy voort;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 5