Kilzerilzi.
(§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van fan- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 15 November.
©"ixillotoio..
Onschuldig veroordeeld.
N4. S43L
Maandag 17 r^oveml>ei'.
A». 1890.
PEtIJfe DEZER COURANT:
V«or Leiden per 3 miindon1.10.
franco per post.1.40.
üüsonderLgke Noaciera.0.05.
Aan d© Abonné's daarop, wordt by dit
lommer verzonden No. 8 van Èikeriki.
LcldoD iïjdeas zyne vergroeiingen.
ii.
Eenige jaren na dor stede eerste uitlegging,
waarschijnlijk tusschon 1320 en 1330, kwamen
weder vele Vlamingen naar Leiden. Tegen
ïen behoefde men niet uit te trokken. Zjj
rwamen met geene vgandolpko bedoeling.
Verdreven uit hun land, voornamelijk uit
ïperen, waar groote tweespalt tusschen het
volk en don adel heersohte, wenschten zij zich
e Leiden te vestigen, en daar hot bekend
was, "dat zij eeno winstgevende nering uit-
lefonden, werden zjj er mot open armen ont
vangen. Hunne komst bleek oen zegen voor
Leiden te zijn, want sedert werd het laken,
lat zjj vervaardigden, onder den naam van
„Leidscn puik" alom zóó gunstig bekend en
tóó algemeen gedragen, dat de stad aan dezen
ak van nijverheid eer.e groote mate van
welvaart heeft to danken.
Velen dier uitgoweken Vlamingen zullen
zich wel in de nieuw aangelegde stratende
Rjjn, de Nieuwstraat, de Middelweg, de Hooi
gracht en de Middolgracht gevestigd hebben.
In do oude stad waren weinig of geen huizen
en erven meer te krijgen. Zp werden allen
poorters van Leiden en zullen hoogstwaarschijn
lijk het poorterrecht niet hebben behoeven te
koopen. De voordeelen, die zjj Leiden bezorg
den, wogen daartegen ruimschoots op. Nie
mand benadeelden z(j er; integendeel, velen
werden bevoordeeld, die handwerken gingen
doen, die met do lakennering in verband
stonden.
"Welhaast was, sedert hunne komst, het
nieuwe deel van Lsiden geheel betimmerd.
Er bleef geene ruimte over dan alleen voor
den bouw van de 5t.-Par.cras- of Hoogelandsche
kerk. Deze werd eerst van hout gemaakt
het volk noemde zo toen veelal het Berderen
huis, maar is later van steen gebouwd.
Zp is ncoit tot hare voorgeuomen grootte
gekomen "Ware zo volbouwd geworden, „daer
en hadde geen constrpcker kerke in gansch
Holland geweest." In 1315 word zjj gewijd.
"Waarschijnlijk was zo roads omtrent het jaar
1300 gebouwd. 'Geen klooster werd er geslicht
dan alleen eene vergadering van bagijnkens,
die op de Hooglandsche kerkgracht woonden
en de bagqnkens van het rupennest genoemd
werden. Deze waren liefdezusters, die de zieken
of kranken dienden en na hun dood in huis
of op de graven de geboden lazen.
Ook werd bp de eerste vergrooting een
Lieve-Vrouwegasthuis gesticht, waar oude
en gebrekkige menschen onderhouden en van
allo tijdelijke nooddruftigheden voorzien wer
den. In 1583, toen het oude weeshuis aan
de zuidzijde van den Rijn te klein werd voor
de talrijke weozen, is dit gasthuis daartoe
bestemd en eenige jaren later bjjna geheel
vernieuwd en zoo sierlijk gebouwd als oenig
weeshuis in de Hollandsche steden.
In 't midden der 14de eeuw was het getal
poorters binnen Leiden zóó sterk aangegroeid,
dat de stad ten tweeden male behoefte ge
voelde haar gebied uit te breiden.
Hertog "Willem van Beieren toonde zijne
genegenheid jegens Leiden door haren regeer
ders toe te staan de landen, die ze daarvoor
het geschiktst oordeelden, binnen der stede
vrijheid te brengen. Zij verkozen daartoe al
het land, gelegen tusschen de Zijl- en Rpns-
burgarpoort en namen het in bezit, nadat de
waarde er voor, door schepenen bij eede ge
schat, voldaan was.
Meenden zjj, dat, gelijk bjj de eerste ver
grooting, er zich ook nu veel gegadigden
zouden aanmelden, om in dit nieuwe deel van
Leiden bouwgrond aan te koopen, zij zagen
zich daarin teleurgesteld. Ofschoon het gotal
van hen, die zich op de lakennering toeleg
den, zoer was toegonomen, bleken zij niet
genegen te z{jn daar te gaan wonen, omdat
ze dan te ver verwijderd waren van de ramen
en het hun niet lustte dagelijks zooveel tijd
te verkwisten om derwaarts te loepen. Op
alle zaken, hoe klein ook, moe3t gelet wor
den, om profjt te zoeken. Dat was de roden,
dat het lang heeft geduurd, oer er tusschen
do Zijl- en Rjjnsbnrgerpoort straten Waren
aangelegd en van woningen geheel voorzien.
Ja, ecne groote ruimte bleef er geheel onbe-
timmerd en werd in later tijd gebruikt voor
don bouw van eenige kloosters en eene derde
kork, de Lieve-Yrouwekerk geheeten, die in
vergelijking van de St.-Pieters- en de Hoog-
landache kerlc, klein en eenvoudig was, het
geen er wel voor pleit, dat dit stadsgedeelte
minder bevolkt was. Ze werd in 1365 in ge
bruik genomen.
Wijl zfl, dio de lakennering uitoefenden, er
I zooveel bezwaar in vonden in 't laatst aan-
I gewonnen nieuwe stadsgedeelte van Leidon
i te gaan wonen, kan het niet verwonderen,
dat eene derde uitlegging der stad niet lang
kon uitblijven. De regeerders hadden daartoe
de toestemming van hertog Albrecht van
Beieren noodig en deze verleende hun die bjj
privilegie van 22 Juli 1386. Zjj gingen nu te
rade met de wenschen van de lakenwevers
ou vonden de landen aan de zuidzijde van
den Rijn, 't Steenschuur en Rapenburg, tus
schen de Hoogewoords- en Wittepoort tot
hot doel het vorkieseljjkst. Maar daar ze nu
in het ambacht van Zoeterwoude kwamen,
zoo verzochten zjj den heer dier heerlijkheid,
ridder Bartholomeus Raephorst, de toestem
ming om door schepenen bij eede dat land
te doen schatten. Volgaarne was hp der stad
ter wille. De koopsom werd hem door der
stede thesorier voldaan.
In korten tjjd waren de hier aangelegde
straten betimmerd en bewoond. Geen plaats
bleef ledig dan alleen buiten de Wittepoort,
omdat het daar weer te ver verwijderd was
van de ramen, welk terrein aangekocht werd
om er een drietal kloosters te stichten. Waar
schijnlijk werd de Wittepoort naar de Witte
nonnen genoemd, die niot ver van daar haar
klooster hadden. Hst is later, na de zware
belegering der stad door de Spanjaarden, be
stemd om er de universiteit te vestigen.
In 1387 kwam er een akkoord tot stand
tusschen den burggraaf van Leiden en de
stad, met goedkeuring van hertog Albrecht
van Boieren, die betuigde, dat „wie 't ver-
braecke tot eenigen tjjden, die wouden wjj
met onzer macht tegen wezen."
De voornaamste punten van dit verdrag
zijn, dat de toonmaiige burggraaf, Piiips van
Wassenaar, voor zich en zjjne nakomelingen
beloofde het schoutambt of gerecht met geen
geld te beleenen, noch op andere wijze er
voordeel van te trekken. Niemand zou voort
aan als schout gekozen worden, die niet
vier jaren achtereenvolgende poorter van Lei-
don was geweest. De stad Leiden zou aan-
den burggraaf zooveel doen betalen als van
ouds op het schoutambt gestaan heeft, ui.
2500 oude schilden, in vijf termijnen te voldoen.
Deze Filips van Wassenaar werd in 1392
door hertog Albrecht van Beieren met meer
anderen uit het land gebannen als schuldig
aan den doodslag van diens bijzit, jonkvrouw
Aleide van Poelgeest. Zjjne goederen werden
verbeurd verklaard. In 1399 verkreeg hi) ze
weerom. Wordt vervolgd.)
B\j koninklijk besluit van 13 dezer is
als blijk van goedkeuring en tevredenheid
toegekend de bronzen medaille met loffelijk
PT? T.TH DHR AD VERTEN 'i'LELHÏ
V«a 1—6 regele 1.05. Ieder* regel mter/0.1)^.
Grootere lettere neer pleeteruimte. Voor het üt-
OMeeeren buiten de eted wordt 0.10 berekend.
getuigschrift, ingesteld bij koninklijk besluit
van 22 September 1855, aan D. Wouters,
leerling aan de Kweekschool voor Zeevaart te
Leiden, wegens het met levensgevaar redden
van een 3 jarigen knaap uit het water van
een der singels alhier, op 11 Juni 1890.
De commissie uit de Staten van Zuid-
Holland, belast met het onderzoek van het
voorstel van Ged. Staten betreffende de ver
betering van den Waterweg tusschen don
IJsel en de Ringvaart van den Haarlemmer
meerpolder, heeft geadviseerd Ged. Stalen te
machtigen eene wet tot verklaring van het
algemeen nut der onteigening bjj de Regeoring
aan te vragen en daarna te trachten de voor
de verbetering noodige eigendommon te ver
werven. Alleen wenscht zij eene nadere be
slissing omtrent de richting van do vaart bi)
Boskoop te zien voorbehouden.
Er werden echter eenige vragen in den
boezem der commissie behandeld, of Ged. Staten
wel zullen letten, dat de nieuwe spoorwegbrug
over de Gouwe eene doorvaartwijdte van 14
meter zal hebben, welke de kosten zouden
zjjn van verhooging reeds dadelijk van de
nabjj do Gouwesluis gelegen spoorwegbrug
in de ljjn Leiden-Woerden en of niet wen-
scheljjk was spoedig mot Gouda te onderhan
delen over het toekennen van schadeloosstel
ling wegens het verlies, in 1894 te lijden door
het te niet gaan van het recht van tolheffiDg.
De commissie, uit de Provinciale Staten
van Zuid-Holland benoemd, om verslag uit
te brengen omtrent het verzoek van den aan
nemer De Man om eene tegemoetkoming boven
de aannemingssom, stolt voor dien aannemer
1000 toe te kennen, als tegemoetkoming
in de schade, geleden door don buitengowooa
natten zomer, als aannemer van een provin
ciaal werk.
Gedep. Staten vertrouwen echter dat de
vergadering van Provinciale Staten zal billij
ken het standpunt, dat hun college hoewel
de schade, den aannemer berokkend door de
ongunstige weersgesteldheid, erkennende bij
dit verzoek inneemt. Zij meenden met het
oog op moeilykheden, die zich by latere aan
bestedingen zouden kunnen voordoen, niet
anders dan afwyzend te kunnen adviseeren
en blyven by dat gevoelen, ofschoon zy zich
by de beslissing der vergadering zullen neer
leggen.
De Staten commissie, benoemd tot onder
zoek van de subsidie aanvrage ton behoeve
der Ambachtsschool te Gorkum, heoft gunstig
geadviseerd over het voorstel om f 200 's jaars
subsidie toe te staan. Zy geoft echter in
,-Vacr het Duitee.h.
I)
In de deur van een kleinen winkel aan
het marktplein van do vesting C. stond de
aardige Greta Berger en keek laDgs de in de
middagzon gloeiende straat.
„Ach moeder", zeide zij, liet door dikke
blonde vlechten omlijste kopje naar binnen
richtende, „er komt vandaag weer geen
mensch! Het is te heet; niemand waagt zich
in do zon."
„Stel je maar gerust, kind", weerklonk
«ene vriendelijke stem van binnen, „de men-
lichen zullen nog wel komen."
„Inderdaad, u hebt geiyk! Daar zpn er al
«enige evenwol geene koopers, maar ver-
koopers."
„Zoo? Zeker gevangenen?"
„Ja, Mattbps en ÏT'ederik."
„Nu, als zij schuiers hebben, zullen wp
koopen; onze.voorraad is op."
Intusschen naderde een merkwaardige stoet
het huis. Vooraan gingen twee krachtig ge
bouwde mannen in korto, pikzwarte buizen
sn dito pantalons, waarby de kanariegele
schouderkloppen leelpk afstaken. Achter hen
ging een soldaat met helm .en geweer, precies
alsof de zwarte mannen, die beiden een
grooton korf droogen, zpne gevangenen waren.
Alle drie marcheerden naar den kleinen win
kel, zonder dat eene spier in hun gezicht
zich vertrok.
Zoodra zy echter in den winkel waren en de
deur aekter hen was dichtgevallen, verander
den houding en uitdrukking der mannen.
Een vergenoegdè glimlach gleed over hunne
trekken, do soldaat zetto mot een zucht van
verlichting het geweer in den hoek, de grootste
dor beide zwarten stak de oude vrouw de
hand toe en vroeg vrooiyk
„Hoe gaat het, moeder Berger?"
De vrouw knikte vriendelpk en haalde uit
een kastje eene flesch met drie glaasjes,
welke zy vol schonk.
Zonder eene nitnoodiging af te wachten,
alsof liet de natuurlijkste zaak van do wereld
was, nam ieder van do drie mannen een
glaasje, ledigde hot en zette het met een
behaaglijk lacbje weer op tafol.
Dit doenc'e maakten zij zich schuldig aan
een aantal militaire overtredingen. Een ge
vangene, die het voorrecht genoot te mogen
uitgaan, mocht niets spreken dan wat onver
mpdelpk was in zpn bedrpf; iets te drinken
was streng verboden, en de soldaat, die zulke
overtredingen niet alleen duldde, maar er
zelfs aan deelnam, moest zich daarvan by
ontdekking op eene strenge straf voorbereiden.
Maar in de kleine vesting wist iedereen,
dat het met de voorschriften niet zoo nauw
werd genomen, dat zelfs de militaire autori
teiten gaarne een oogje dichtdrukten. Boven
dien werd het voorrecht om zaken te doen
en to dien einde te mogen uitgaan, slechts
gegeven aan gevangenen van onberispelijk
gedrag, van wie geene buitensporigheden to
duchten waren. En hoe menigeen droeg een
zwart buis, die in militairen zin wel is waar
eeno zware misdaad had begaan, maar dien
de burgers toch voor een braven, eerlijkon
kerel hielden.
De militaire wetten bestonden in 1827, in
welk jaar ons verhaal speelt, nog in al hare
strengheid; een klein vergipp tegen de subor
dinatie was voldoende om den heetbloedige
voor vijf jaren gevangene to maken, c-n kleine
vergrijpen tegen den eigendom, waartegen
de burgerlijke strafwet tegenwoordig de lichtste
straffen bedreigt, werden niet minder wreed
gestraft.
Maar zoo do yzoren militaire wet geen mede
leden kende, was dit althans by de bestuurders
der gevangenissen wel het geval. Gevangenen,
die niet veroordeeld waren wegens onteerende
misdaden en zich goed gedroegen, kregen
verlof om zolven eene bezigheid te kiezen.
Zy mochten allerlei ambachten, waarvoor zy
geschiktheid bezaten, beoefenen, de daarvoor
bonoodigde ruwe stoffen onder toezicht van
een soldaat zelf inkoopen en hunne voltooide
goederen aan den man brengen.
Zeer gewild bp de gevangenen was het
strooviechten en het borstelmaken en beido
ambachten vereenigden zich in het vervaar
digen van zakborstels, waarvan do opper
vlakte een bont mozaïek van stroo ver
toonde.
Het loon van hun werk kregen de onge-
lukkigen niet zeiven in handen. Waar zouden
zp er ook mee heen moeten? In het gevan-
geupak was niet een enkele zak, en voor het
bewaren van den onmisbaren zakdoek diende de
opslag der mouwen, welke steeds nauwkeurig
onderzocht werd, of hp ook verboden dingen
bevatte.
De gevangene mocht geen geld bezitten,
daarentegen had hij een boekje, waarin da
verkoopers aanteekenden, wat zij by. en d
koopers wat zy van hen gekocht haddon.
(7/oidl vervolgd.)