N°. 9425.
Maandag XO November.
A°. iö90.
§eze «Courant wordt dagelijks, mat uitzondering
van (gon- en feestdagen, uitgegeven.
Kikeriki.
Leiden, 8 November.
Feuilleton.
CLUCK AUF!
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT:
Toor Leidon per t maanden.1.10.
Franco par post....1.40.
Afcondorlpke Nommere..0.05..
PRIJS DER ADVERTS U i'IBN:
Van 1—8 regels/1.05. Ieder® rogei meer/0.17^
Grootero letters naar plaateruimt*. Voor het In-
easseeren buiten do stad wordt 0.10 berekend.
Aan de Abonné's daarop, wordt b(J dit
nommer verzonden No. 7 van Kikeriki
Lelden tydens zijne vergrooUngcn.
I.
De Btad Leiden strekte zich, vóór hare eerste
vergrooting, langs de zuidzijde van den Rijn,
't Stoenschuur en Rapenburg, uit.
De Burg lag nog niet binnen de veste, toch
schijnt de stad reeds vroeg onder 't gezag
van den burggraaf gestaan te hebben, die er,
gelijk ook de graven van Holland, ieder vier
schepenen en bij beurten een schout aanstel
den. Dezen regeerden de stad en hadden de
bevoegdheid keuren en wetten tot nut en
voordeel van de poorters te maken en ze van
hen te doen nakomen.
In 1203 nam gravin Ada met ridders en
knechten de wijk op den Burg, die door de
partij van haren gemaal, don graaf van Loon,
schijnt bemachtigd te zijn. Zij werd er bele
gerd door de Konnemera, onder aanvoering
van "Wouter Van Egmond en Albert Banjaart.
By hen voegden zich Fillps van "Wassenaar
met zyne benden en de Rynlanders. Zy hiel
den, evenals do burggraaf Jacob van Wasse
naar, de zyde van haron oom, graaf Willom.
Welhaast moest het hevig bestormde slot
zich, by gebrek aan mondvoorraad, overgeven.
Gravin Ada werd aan haren neef, Willem
van Teilingen, ter bewaring toevertrouwd en
door haren oom, graaf Willem, naar Teuel
gezonden, van waar zy naar Engeland werd
overgebracht. Zy werd hier tot 1207 gevangen
gehouden en kwam toen by haren gemaal
terug. Graaf Willem was nu in 't ongestoorde
"bezit der grafelyke waardigheid. De graven
van Holland kwamen weieens te Leiden ver
toeven en hadden er een hof of gravenhuis.
Naar men wil, is graaf Willem II daar ge
boren en in de St.-Pieterskerk gedoopt, welk
bedehuis hy met een kostbaar hoogaltaar
hoeft beschonken. Het is onbekend, wanneer
deze oudeto kerk van Leiden is gebouwd;
alleen weet men, dat ze in 1121 door don
Utrecht8chen bisschop Godebaid is gewyd en
in 1339 aan de koorzyde uitgezet-
Eenige 6delen, als de heeren van Teilingen,
van Wassenaar, van Poelgeest en anderen,
hadden hunne kasteelen buiten Leiden.
Onder Rynsburg stond de ryke en ver- j
maarde abdy voor edele jonkvrouwen, in 1113
door Petronella van Saksen, gemalin van
Fioris den Vetten, gesticht. Geene andere
vrouwen dan die van adellyken bloede waren'
niet slechts van." beide ouders, maar ook van
vier grootouders, ten getale van hoogstens
40, konden daarin opgenomen worden. Deze
ryke stichting deed, vooral in den winter,
veel goed aan de armen.
Op 't Rapenburg te Leiden was ook een
klooster, het St.-Barbara-klooster geheeten,
waarin begynen woonden, die met arbeid in
haar onderhoud moesten voorzien.
In 't midden van de 13de eeuw werd de
gemeenschap met de stad voor de huislieden
van Oegstgeest, Warmond, Rynsburg, Noord-
wyk, Noordwykerhout, Voorhout, Sassenheim,
Liase en Hillegom voel verbeterd door het
leggen van den Maredyk op kosten van de
stad Leiden, die tot 1395 in het onderhoud
er var. voorzag. Vroeger kon men van daar
by hoog water moeilyk en slechts langs een
omweg de stad bereiken.
Op 't einde der 13de eeuw (1294) konden
alle poorters van Leiden niet meer binnen
de veste wonen. Daarom schonk graaf Fioris
V der stad het privilegie, dat zy haar gebied
mocht uitbreiden. Met geringe moeite en kos-
ten kon dat" geschieden door eene wydevest-
gracht uit den ouden in don nieuwen Ryn
te graven en daarin alle tusschen gelegen
landen (waaronder ook de Burg begrepen
was) te trekken. Deze eerste vergrooting vsn
Leiden strekte zich van de Zyl- tot de Hoo-
gewoerdspoort uit.
In 1303 kreeg Leiden van graaf Jan I van
Henegouwen enz., uit aanmerking van de
goede diensten, die hare poorters aan hem
en zyne voorvaderen bewezen hadden, het
privilegie eene vrye jaarmarkt, de St-.-Harga-
ri'ete-markt genoemd, te houden van den 12den
tot den 20sten Juli. Tot kenschetsing van de
zeden van dien tyd kan strekkon, dat by dit
privilegie uitdrukkelyk het vechten werd ver
boden en bejiaald, dat wie zich daaraan schul
dig maakte, moost gestraft worden.
Niemand mocht vier dagen vóór en na de
St.-Margariote markt in zyne vryheld verkort
worden. Niet vi-rro van de Hoogewoerdspoort
vond men de Dooien, waar de poorters zich
kwamen oefenen in het schieten „met het
roer ofte caliber, mette cruys- ende voet-
booghe ende ten laatsten met de hand booghe."
Zoowel bij dag als by nacht werd de veste
door eenige poorters bewaakt. Zy werden
schutters geheeten en waren in rotten ver
deeld, die onder verscheiden kapiteinen en
vaandels stonden. Als de graaf hen opriep,
trokken zy ter heervaart onder do bonier van
de stad Leiden. Wie daartoe verkoren werden,
mochten niet weigeren op te komen. Zy, die
gegoed waren, moesten voor eigen uitrusting
zorgen, bestaande in ee« eigen wapen en
harnas of wel eon pantsier en een yzeren
hoed of bekkeneel. De schutters, die niet be
hoefden op te trekken, moesten hunne wape
nen aan hen leenen, die opgeroepen waren
en ze zeiven niet konden aanschaffen. Wie
de banier dorst verlaten, verbeurdo lyf en
goed. Dat die oude Leidenaren kloeke mannen
waren, bewyet het volgende. Toen zy hoorden,
dat de edele Witte van Haamstede Haarlem
van de Vlamingen verlost en hen naby Hillegom
verslagen had (1304), dreven zy, op het voor
beeld van Delft, de vreemde bonden ter stad uit
en togen naar Gouda, om de gyzelaars, die Gui
van Vlaanderen van hen gevorderd en daar
bewaard had, met geweld te verlossen. In
den vroegen morgen drongen zy er met een
vervaarlyk krygsgeschreeuw binnen, joegen
den verrasten Vlamingen, nog door den slaap
bedwelmd, schrik in 't hart en voerden hunne
stadgenooten in zegepraal terug. Zy hadden
alleen voor de overmacht gezwicht, toen zy
zich, evenals andere stedelingen, aan do Vla
mingen onderwierpen, maar aarzelden geon
oogenblik, toen het hun mogelyk scheen het
vreemde juk af te worpen, de banier der vry-
hoid omhoog te houden.
Dat in een tyd van zoo veelvuldige oorlogen
de stad niet kon open liggen, zal wel niet
behoeven gezegd te worden. Nu Leiden ver
groot was, moesten er nieuwe singels, wallen
en bolwerken of rondeelen aangelegd worden.
Dat werd dan ook wel uitdrukkelyk door den
graaf bevolen. Wordt vervolgd.)
Het verdient aandacht, dat, terwyi de
Grondwet overal spreekt van een Rogent, de
Raad van State van eene Regentes gewaagt.
Geiyk dan ook te verwachten was, zal H. M.
de Koningin met die waardigheid worden be
kleed en in dat voornemen ligt opgesloten,
dat H. M. bereid is de opdracht te aanvaarden.
De natie stelt het zeker op hoogen prys,
dat de Koningin, by de beslommeringen, welke
de toestand van den Koning baar oplegt,
de moeilyke taak wil asnvaarden van het
voeren der regeering des lands in naam van
haren echtgenoot.
De vorm dier aanvaarding van het Regent
schap is in de Grondwet niet voorgeschreven;
vermoedelyk zal zy by proclamatie aan het
volk wordsn bekend gemaakt. De Grondwet
bevat alleen de bepaling, dat de Regent (hier I
dus de Rogontes) by het a vaarden van het
regentschap, in eene Verer 'gde Vergadering
van de Staten-Generaal, in handen van den
voorzitter den volgenden et-1 -( beloften aflegt:
„Ik zwoer (beloof) trouw aan den Koning;
ik zweer (beloof) dat ik !n de waarneming
van het Konlnkiyk gezag, zoolang do Koning
buiten staat blyft de regeer mg waar te nemen,
de Grondwet steeds zal onderhouden en hand
haven.
„Ik zwoer (beloof) dat ik de onafhanke-
Jykheid en het grondgebied des Ryks met al
myn vermogen zal verdedigen en bewaren;
dat ik de algemeene en bijzondere vryheid
en de rechten van alle des Konings onder
danen en van elk hunner zal beschermen en
tot instandhouding en bevordering van de
algemeene en byzondere wel vaart alle middelen
zal aanwenden, welke do wetton te myner
beschikking stellen, gelyk eene goede en ge
trouwe Regentes schuldig is te doen."
„Zoo waarlyk helpo my God almachtig!"
(„Dat boloof ikl')
Wanneer het Regentschap is aanvaard, eischt
de Grondwet nog een tweetal voorzieningen.
In do eerste plaats eero wet rogelende
„hot noodige toezicht over don persoon" des
Konings, zoolang Z. M. kuiten staat is de
regeoring waar te nomen. Deze wet, waarby
een of meer voogden wordon benoemd, moet
in Yeroenigde Vergadering worden vastgesteld.
De tweede regeling, by gewone wet vast
te stellen, bepaalt de som, die op het jaar-
lyksch inkomen der Kroon zal worden ge
nomen voor de kosten van het Regentschap.
Deze wet, eenmaal afgekondigd, kan gedu
rende hot Regentschap niet worden veranderd.
Men schryft aan hot „Vbg.'" uit Leider
dorp: De verleden jaar door den Raad be
noemde commissie, belast mot het aanwenden
van pogingen tot instandhouding van den
omnibusdienst Station Holl. Spoor Leiderdorp,
heeft sedert eenige weken hare werkzaam
heden hervat. Zy tracht woder de vereischte
waarborgsom volgoteekend te krygen, zoowel-
door bijdragen van particulieren als door sub
sidie van gemeentewege. Voor dit laatste zal
zij een request by den Raad indienen.
Ingeval de door de Rotterdamsche Tram-
weg-My. verlangde garantie niet kan toegezegd
worden, zal de dienst don 23 sten Nov. a. 8.
voor goed ophouden.
Dengenen, die op hot behoud van den
omnibusdienst (langs de Haarlemmerstraat en
Lage Zyde) prysstelien, en daarom de onder
neming wenschen te steunen door eene
bydrage voor het waarborgfonds 1890/91,
Roman van E. W ERNE R.
141)
Nu zond zy geen ander tot hem, nu liet
zy niemand aan zyne zyde, nu lag zyzelve
nevens hem geknield en riep, zooals iedere
andere vrouw, den naam van haren man in
doodsangst uit
„Arthur!"
Het was een uitroep van hartstochtelyke
liefde, van de bitterste wanhoop, en by dien
kreet ging eene rilling van smart den jongen
mynwerker door de leden, die nog altyd tegen
den pilaar leunde en zich by het geluid dier
stem oprichtte.
Nog een6 vestigden de sombere, blauwe
oogen zich op die twee menschen, doch ze
getuigden nu uiet meer van haat en verbit
tering, alleen van eene stomme, diepe smart;
daarop verduisterde zich zyn blikhy hief de
hand op, niet naar het bloedend voorhoofd,
maar naar de borst, en, boewei hy hier geene
kwetsuur had gekregen, drukto by er haar
zóó vast togen aan, alsof het hier toch het
meeste pijn deed.
En op hetzelfde oogenblik, dat Arthur in
de armen zyner vrouw de oogen opsloeg,
zonk Ulrich achter hen ineen.
Hoewel nu ook de laatsten uit de mynon
te voorechyn waren gekomen, bleef er toch
nog eene stille, neergedrukte stemming onder
de menigte heerschen. Geene vreugdekreten
werden er vernomen; een blik op de gered
den deed ze verstommen. Men wist immers
nog niet, of allen in het leven zouden blijven,
of de dood de hem met zooveel inspanning
ontrukte offers niet zou terugeischen 1
De jonge chef had zich, schielyker dan
meD-gedacht had, van zyne bezwyming her
steld. Het was inderdaad eene nieuwe ont
ploffing van het tot op zyne grondvesten
geschokte aardryk geweest, welke hom en
zyn metgezel nog op het ]aat6te oogenblik
had getroffenmaar, merkwaardig genoeg,
had Arthur er geenerlei letsel van gekregen;
hy stond reeds weder overeind, ofschoon nog
bleek en wankelend, door Eugenie's arm
ondersteund, moeite doende zyne gedachten
te verzamelen, om hare bezorgde vragen te
kunnen beantwoorden.
„"Wy waren al by den uitgang van de myn.
Hartman was my een paar stappen vooruit
en dus al zoo goed als in veiligheid: toen
schijnt hij het gevaar te hebben zien aan
komen. Ik zag hem ten minste plotseling
omkeeren en my by den aim grypen, maar
bet was te laat; reeds waggelde alles boven
en rondom ons. Ik voelde alleen nog, boe
hy my op den grond wierp, voelde, hoe hy
my met zyn eigen lichaam tegen het af brok
kelende puin beveiligde, en toen verloor ik
myne bewustheid."
EugóDio antwoordde nietzij had de paby-
heid van dien man zóó gevreesd, ze had zóó
gesidderd, toen zy hoorde dat Arthur onder
zyn geleide het waagstuk had ondernomen,
en nu dankte zy het die nabyhoid alleen,
dat ze haren echtgenoot levend en ongedeerd
in de armen sloot.
De hoofdingenieur naderde hen beiden. Zyn
gelaat stond ernstig en zyne stem klonk ont
roerd, toen hy zeide:
„De dokter gelooft dat by allen in hot
leven zal kunnen behouden, op éón na op
Hartman na; by hem is alle hulp tevergeefs.
"Wat hy vandaag daar beneden in de mijnen
verricht heeft, was te vee), zelfs voor zyne
rouzennatuur, en de wond aan zijn hoofd heeft
hem verder van zyne laatste krachten be
roofd. Hoe hy het, ondanks zyne zware ver
wonding, gedaan heeft gekregen, zichzelven
en u, mynheer Berkow, van onder het puin
op te delven, u in den vervoerbak te tillen
en vast te houden totdat ge in veiligheid
waart, gaat myn begrip te boven; alleen
iemand als hem is dit mogelyk geweest. Hy
heeft het gedaan, maar hy moet het ook
met den dood bekoopen."
Arthur zag zyne vrouw aanhare oogen
ontmoetten de zynen; zij begrepen elkander.
Ondanks zyn uitgeputten toestand vermande
hy zich en, Eugénie by de hand vattende,
voerde hy baar met zich naar de plek, waar
de ongelukkige van alle kanten hulp en by-
stahd ondervond.
Ulrich lag op den grond uitgestrekt; zyn
vader was nog niet weder tot bewustheid
gekomen en wist nog niets van het ongeluk,
dat zyn zoon bad getroffen, maar deze was
daarom niet alleen of slechts van vreemde
hulp afhankelyk.
Naast hem lag een jong meisje nederge-
knield, dat hare armen om het hoofd van
den stervende had geslagen en hem meteen
onuitsprekelyken angst aanzag, zonder op
haren verloofde to letten, die aan de andere
zyde stond on de reeds half verstyfde hand
van zijn vriend in de zyne klemde. Ulrich
zag hen geen van beidon; misschien wisthjj
niet eens meer dat zy bij hem waren.
(Wmrdt vervolgd.)