W. 9407
A°. 1890,
<§eze Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
7an (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
JKikeriki.
Stalmest.
Feuilleton.
GLÜCK AUF!
Leiden, 18 October.
PHIJS DEZER COURANT:
▼•or Leiden per 8 nunndea.1.16.
Vnneo per post1.40.
AJronderlgte Nommerss 0.08.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Yen 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer/0.l7|.
GTOotere letters n»»r plaatsruimte. Voor het i»-
casseeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
X9
Aan de Abonné's daarop, wordt by dit
nommer verzonden No. 4 van Kikeriki.
't Is zoo klaar als de zon aan den onbe-
wolkten hemel, dat elke oogst den grond
armer maakt aan plantenvoedende stoffen en
dat ook welden en hooilanden gestadig aan
minder vruchtbaar moeten worden door hunne
opbrengsten. En zelfs wanneer de geheele
opbrengst van akker en weide aan eigen vee
werd vervoerd eu gometamorphoseerd als
mest tot de plaats van herkomst terugkeerde,
dan nog zou het land niet terugkrijgen, wat
het eens had gegeven, dan nog zou het dus
jaar uit, jaar in moeton achteruitgaan in voort
brengende kracht. Immers, niet al het voedsel
wordt mest: een deel wordt vleesch, of melk,
of wol en deze stoffen keeren niet tot den
grond terug, maar worden uitgevoerd, d. i.
verlaten het bedrijf, dat de grondstoffen ter
hunner vorming opleverde.
Zonder tusschenkomst van dan mensch,
zonder teruggave aan den grond, den leveran
cier van veel en velerlei, ontstaat er, hier
vroeger, daar later, in hem een verbroken
evenwicht, want waar afgaat en in dezelfde
verhouding niet bij komt, daar heeft, niet
alleen volgens Bartjens, maar ook volgens
de rekenmeesters van den nieuweren tijd,
vermindering plaats. Dat we dus onze zorg
besteden aan het zooveel mogelijk verkrijgen
van mest I En hebben we een goeden voorraad
vergaard, dat we hem dan in zijne kracht
trachten te houden, opdat hy zyne waarde niet
verlieze 1
Ja, en toch is men in dezen vaak nog zoo
nalatig. Of 't onkunde of onwil is, wie zal
't zeggen, 't Laatste is haast niet aan te
nemen 1
Het eerste dan? Hoor eens, geachte lezer,
waaromtront de meoningen ook mogen ver
schillen, stellig niet hierin, dat het vleesch
beter is dan de beenen, d. i. dat het kracht-
aanbrengende, het voedende oneindig meer
waarde heeft dan het doode, het nutte-
looze, het onverteerbare. Waarom zegt u de
voedingsleer: „Kook vleesch niet te gelijk
met koud water, maar bereid het, maak het
gaar in heet water 1" Waarom anders dan
om de voedende sappen van het dierlijk voed
sel te bewaren, in het vleesch op te
sluiten en dienstbaar te maken aan
Roman van E. WEBNEB,
109)
Toen was zij zich voor de eerste maal
bewust geworden, dat haar haat had opge
houden en iets anders, Iets nieuws daarvoor
in de plaats was getreden, waartegen z(j als
op leven en dood had gekampt en waaraan
zij zich thans eindelijk moest onderwerpen.
Het was een laatste, korte strijd tusschen
den ouden demon, den verbitterden trots,
welke de eens ontvangen afwijzing niet ver
geven kon, en het hart eener vrouw, dat
zich, ondanks alles, van wederliefde bewust
was; maar do stem van het woud had dit
maal niet tevergeefs gesproken: zy behaalde
toch ten laatste de overwinning.
Het papier, dat twee menscben zou schei
den, die plechtig beloofd hadden, olkander in
nood en dood getrouw te blijven, lag ver
scheurd op den grond, en de jonge vrouw
lag op de kmoen, het gloeiend, in tranen
badend gelaat, omhoog geheven.
„Ik kan niet! Ik kan hem en myzelve
dal verdriet niet aandoen; hst treft »ns bei
den! Wat ar ook moge gebeuren, Arthur,
onze voeding! Vleesch, in heet water gedom
peld, schroeit aan de oppervlakte toe of liever,
zyne openingen doen dat, zoodat het krachtige
sap niet te loor kan gaanvleesch, te ge 1 y k
mot koud water opgezet, verliest grooten-
deels wat het goeds, versterkends bezit: eon
lichaam zonder ziel schiet er over.
Een kop geurige thee is eone niet te ver
smaden verkwikking; een, een, ja, wat zullen
we zeggen, een genotmiddel, dat den smaak
en den reuk belde streelt; maar stel u eens
voor, dat ge aftreksel moet drinken van reeds
gebruikte theebladeren, van zulke dus, die
hunne kracht, hun aroma, hun aantrekkelyks,
hunne waarde, in één woord, verloren
hebben
Afschuwelyk, nietwaar? Dat gelooft een
ieder, 't zy hy boer of edelman, man of
vrouw is; maar zal men dan ook willen ge-
looven dat mest, zonder ziel, zonder sap,
zonder gier, evenveel of liever even weinig
waarde heeft als (vergelykender wyze gespro
ken) uitgekookt vleesch of afgetrokken thee
bladoren? Ons dunkt, wie het eene gelooft,
moet het andere ook aannemen, want de ge
vallen zyn zoo analoog, zoo gelyk mogelyk.
Toch zullen er zyn, die in dezen desniet
tegenstaande met het traditioneele „ja, maar"
komen aanzetten. En weet ge wie dat zyn?
Die eene uitgeknauwde pruim tabak in hunne
doos stoppen, om haar naderhand nog eens
konnis met den mond te doen makenMest
en mest zyn twee, dat willen we, by loven
en gezond zyn, den volgenden k6er duidelyk
makennu alleen meenen we te moeten
zeggen, dat het waarlyk niet overbodig is te
vragenhoe houd ik den mest goed, hoe be
waar ik hem in zyne kracht? Was hy altyd
puik, puik, dan kon hot eventjes lyden als
hy een ietewatje in waarde verloor, hoewel
het alweer niet gewenscht was; maar is hy
maar zoozoo, dus niet van de beste quali-
teit, dan moet hy minstens blyven wat hy is.
In de eerste plaats zorge men er voor,
dat er nooit eenige gier uit den mest te loor
gaat, want de vaste en de vloeibare
uitwerpselen ouzer landbouwdieren samen,
maken den mest tot wat hy wezen moet.
De eerste bevatten stoffen, die ni6t of minder
in de laatste voorkomen en omgekeerdze
vullen dus elkaar aan en moeten by elkaar
blyven, althans niet waardeloos verloren gaan.
En dat gebeurt hier en daar nogWe kun
nen de plaatsen noemen, aanwyzen,
want we hebben het gezien, gezien met
eigen oogen, hoe zekere boer een gootje
ik blyf by u
keeren!"
Tot u wil ik wedor-
„Waar is Eugénie?vroeg de baron, toen
liy een uur later het helder verlichte salon
binnentrad, waar zyne zonen zich reeds be
vonden. „Weet mevrouw dat wy hier op
haar wachten?" ging hy voort, zich tot den
knecht wendende, die zooeven de theetafel
in orde gebracht had en juist op het punt
stond, het vertrek te verlaten.
Koenraad voorkwam het antwoord.
„Eugénie is uitgegaan, papa", zeide hy,
terwyl hy den bediende een wenk gaf om
zich te verwyderen.
„Uitgegaan?" herhaalde de baron verbaasd.
„Zoo laat nog? En waarheen?"
Koenraad kaalde de schouders op.
„Dat weet ik niet. Zoodra ik thuiskwam
ging ik haar opzookeD, maar vond haar in
geen harer vertrekkendit zag ik echter op
den grond liggen."
Dit zeggende, kreeg hy een papier uit zyn
rokzak, en eene eigenaardige uitdrukking
vertoonde zich om zyn mond, terwyl hy zich
schynbaar mot den grootsten ernst alle moeite
gaf om de beide stukken zoo goed mogelyk
aan elkander passend zyn vader vsor te leggen.
Deze liet dit toe, zonder nog iets bijzonders
te vermoeden.
rondom de mestvaalt eene groote, hoor
had gemaakt, waardoor het uitsypelende sap
naar een afvoerkanaal ('t was hier geen
sloot) liep, verloren ging dus, onttrokken word
aan de bouwery of de boerdery.
Wat de natuur vereenigt in deze, sckeido
de mensch niet! De mest mag door grond
water niet bunnen uitloopèh en door wind
en zonnestralen niet uitdrogen. Voor hot
eerste kan men zorgen; ook voor het laatste?
Ja, want allicht kan men den mesthoop aan
de schaduwzyde van de schuur zetten of
anders hem met boomen omringen. Droogte
maakt den mest van boven dood, onvrucht
baar, water spoelt hem uit. Met het oog op
bet laatste, moet dus nooit dakwater in de
vaalt kunnen komen. In den mesthoop hebben
scheikundige werkingen plaats, waardoor gas
sen ontstaan, welke van het hoogste belang
zyn voor de voeding dor planten, voor de
vruchtbaarheid der aarde, van don bouwgrond
dus. Waar men een mesthoop kan ruiken,
daar zyn het die gassen, die onze reukzenu
wen aandoen. Dat er in een mesthoop veel
gebeurt, zegt u alleen de omstandigheid, dat
by na verloop van oen jaar stil liggens
heel wat kleiner is geworden dan hüvöór
dien tyd was. Zooveel mogelyk moetell we
de kracht in den mest houden. Sommigen
dekken olko nieuwe laag of halve laag mest
mot aarde en dat is wezenlyk goed, omdat
aarde de uit den hoop opstygende gassen
vasthoudt, bindt. Maar aarde moet aangevoerd
worden, wat verbazend veel tyd kost, eene om
standigheid, die niet licht moet geschat worden.
Daarom strooit men ook wel eens iets an
ders over de vaalt, met name gips, omdat
die goedkoop is en aan het doel beant
woordt: bet bindt koolzuren ammoniak. Gips
is zwavelzure kalk en dus tevens eene meststof.
Het bestaat uit 34 doelen kalk, 46 deelen
zwavelzuur en 20 deelen water. Er zyn ook
nog andere middelen, waarmede men den mest
conserveert of voor verliezen vrywaart, maar
die bespreken we nu niet. De beste bewaar
plaats van den mest is de akker of de weide.
Kudelstaart, 15 Oct. 1890. G. Dros.
Aan de universiteit albier is het doctoraal
examen in de wis- en natuurkunde afgelegd
door den heer H. W. A. Zoot.
De heer G. H. Wagenaar, cand. alhier,
heeft voor de beroeping naar Bezoyen bedankt
en toezegging van beroep ontvangen naar
Leerbroek.
„Dit is het ontwerp van de scheiding, dat
ik Eugénie tor ondortoekening heb gegeven
ze heeft het nog niet gedaan, zie ik."
„Neen, onderteekend is het niet", hernam
Koenraad met het onschuldigst gezicht van
de wereld, „maar wel middendoor gescheurd.
Zie eens, papa!"
Wat beteekent dat?" vroeg Windeg uiterst
verbaasd. „Waar kan Eugénie zyn? Ik zal
het aan de dienstboden vragen; als zy wer-
koiyk uitgereden is, zullen zy toch weten,
waarheen ze heeft bevolen, baar te brengen."
Hy wilde aan de schel trekken, doch zyn
zoon voorkwam hem.
„Ik geloof, papa, dat zy naar haren man
is gegaan", zeide hy snel, maar op kal-
men toon.
„Zyt ge dol geworden, Koenraad?" barstte
de baron uit. „Eugénie naar haren man?"
„Nu, ik vermoed het alleen nog maar; we
zullen het echter gauw met zekerheid weten,
want op hare schryftafel lag dit briefje, aan
u geadresseerd. Zeker zal dit eenig nader
bericht bevatten."
Wmdeg scheurde in alleryl het couvert open
en merkte in der haast niet eens, dat Koen
raad, in stryd met alle regels der welvo9giyk-
heid, achter hem kwam staan en zich veroor
loofde, over zyn schouder heen, mede den
inhoud te lezen. Het uïterlyk van den jongen
In byvoegsels tot de Staatscourant van
18 dezer is opgenomen het verslag over het
jaar 1889, door den raad van toezicht op de
spoorwegdiensten uitgebracht aan den minister
van waterstaat, handel en ny verheid.
Op de lyn Haarlem Vogelenzang kwam
eene aansluiting met de Duinwater-Maat-
schappy te Leiden tot stand, waarby de stand
van den wissel in hot hoofdspoor door een
electrisch bloktoestel, dat het station Vogelen
zang beheerseht, verzekerd werd.
Er werd voorgesteld om de sluitboomen
van den overweg der onmiddellyk naby het
seinhuis gelegen Gevangenislaan te Leiden op
afstand te bedienen.
Ter verbetering van het verkeer op den
spoorweg Leiden Woerdon zyn de sporen van
deze lyn tot Woerden verlengd, zoodat de aan
sluiting naby Woerden kon vervallen, maar
daarentegen de stationsinrichting te Woerden
eene bolangryke wyziging en uitbreiding moest
ondergaan.
In verband hiermede werden te Woerden
twee wachtposten opgericht, waar het stellen
van de wissel3 en seinen geschiedt.
Beide wachtposten werken samen, dat wil
zeggende handels dier posten zyn zoodanig
onderling gekoppeld, dat de wachter van den
eenen post geen sein op veilig kan brengen,
zoolang de wissels, die door den anderen post
bediend moeten worden, vorkoord staan; ter
wijl bovendien nog de stand dor wissels, die
tot den eenen wachtpost behooren, in den
andoren wachtpost op wyzer'oorden worden
aangegeven.
De geheele inrichting werd door de Engel-
sche firma Stevens Sons geleverd, is zeer solide
uitgevoerd en van de noodige wisselsluitingen
en repetitiesignalen voorzienterwyl alle op
afstand bediende en tegen de punt in bereden
wordende wissels sluitlatten kregen, om het
verleggen dier wissels onder den trein te
voorkomen.
Door de genoemde inrichtingen wordt dan ook
goed voorzien in de beveiliging van het station.
De Staatscourant van beden fevat het
volgende bericht omtre'it den toestand van
Zyne Majesteit der. Koning:
„Sedert den I3den October is er in den ziekte
toestand van Zyne Majesteit den Koning weinig
Verandering te bespeuren. Zyne Majesteit geniet
van tyd tot tyd eenige uren van rustigen slaap
en is nu en dan eenigszins minder lusteloos."
De 1ste luit. D. M. E. De Ridder, van
het 4de reg. inf., is gedetacheerd by het 2de
reg. veld-art. te 's-Hage,
officier verried hierby zulk eene onmiskenbare
blydscnap on voldoening, dat zyne beide jongere
broeders, die niets van het voorgevallene
begrepen, nu hem en dan hun vader met
verschrikte en vragende blikken aanstaarden.
Het briefje bevatte slechts een paar regels.
„Ik ga naar myn man. Vergeef 't my, papa,
dat ik zoo onverwachts, zoo in 't geheim
vertrek, maar ik wil geen enkel uur verliezen
en niet eerst uw tegenstand uitlokken, dien
ik toch moest weerstrevenwant myn besluit
Btaat vast. Doe geene verdere stappen om de
scheiding tot stand te brengen; herroep de
reeds gedane. Ik weiger onvoorwaardeiyk myne
toestemmingik verlaat Arthur nietEugénie."
„Dat is eene ongehoorde zaak!" barstte de
baron uit, terwyl hy den brief op de tafel
wierp. „Eene herroeping, eene formeele vlucht
uit myn huis moet ik dkt van myne dochter
belevenZy onttrekt zich aan myne bescher
ming aan al myne plannen en verwachtingen
voor de toekomst en keert tot dien Berkow
terug, nu, terwyl hy aan den rand van zyn
verderf staat, gaat naar hem toe, terwyl zyne
arbeiders aan het muiten, al zyne bezittingen
in volslagen wanorde zijn! 't Is een krank
zinnig besluit! Wat is er gebeurd? Ik moet
het weten, maar eerst moet dht öwaz» plan
verhinderd worden, zoolang- h.:-l nog tyd is.
Ik zal oogenblikkeliik [Wordt vervolgd.)