Doch ter zake.
Jaren geleden, ifc meen in '6ü of daar
omtrent, is Jules Pasdeloup te E'artja begonnen
met het geven van „Cohöétts populaires de
musiquo clasïiquo" (Populaire concerten van
klassieke muziek). Hg heeft de verdienste ge
had, de composition der klassieke, en later
ook der moderne meesters, aan een langza
merhand steeds grooter wordend en meer
aandachtig luisterend publiek te doen hcoren.
Eenige jaren na zyn begin, ving Colonne met
dergeiyko concerten (in het Chatolet) aan, en
ook deze werden langzamerhand voller en
voller. In '81 begon Lamoureux met zyn
„Nouveaux Concerts" in bet Chateau d'Eau,
zoodat er jaren zyn geweest, waarin eiken
Zondag op 4 plaatsen tegelijk (de Concerts
du Conservatoire meegerekend) door groote
orkesten sinfonie-concerten plaats hadden.
Pasdeloup is er mee geëindigd, een zekere
Broustet en Benjamin Godard hebben het
heiden beproefd te doen, doch zonder succes.
Colonne zoekt de aantrekkingskracht van zyne
concerten veelal in het optreden van solisten,
doch Lamoureux voert byna uitsluitend orkest
werken en Wagnerscho fragmenten met vocaal-
soli uit. Hen kent zyne bemoeiingen in zake
de eenig-geblevon Lohengrin-opvoering in het
Eden-theater, en hot daaruit gevolgde Loben-
grin-oproer te Parijs. Zjjn groot fortuin stelt
hem in staat, om geheel en al volgens eigon
overtuiging te handelen, zonder zich aan de
gunst of den smaak van het publiek te storen,
en juist daardoor, door zijne zelfstandigheid
en het hooge standpunt, dat hy als musicus
inneemt, dwingt hij het publiek naar zyne
overtuiging.
De uitvoeringen van Lamoureux kenmerken
zich door don hoogsten graad van achevé,
gelukkig vereenigd met artistieke bezieling
en gloed, en ongeëvenaard is de klank der
houten blaasinstrumenten. Wat zyn repertoire
betreft, in tegenstelling met de concerten van
het Conservatoire, waar men nog steeds en
onveranderiyk aan het oude blyft hangen,
(met eene hoogst onkele uitzondering), plus
royahste que le roi, speelt Lamoureux alles
wat belangrpk is. Alleen van Rubinstein en
Brahms heefc hij echter, voor zoover ik geloof,
nog niets gespeeld. Zyn eerste programma
voor Holland geeft ook biyk van de grootste
veelzijdigheid. Beethoven (de 5de). Saint-Saëns
(Danse macabre), Bizet (L'Arlésienne), Vincent
d'Indy en Cbabrier, twee beduidende mannon,
die als chefs .d'école in Parys worden be
schouwd, Wagner en Berlioz, 't is waarlijk
zeldzaam die allen op één programma ver
eenigd te zien.
Zeer interessant is 't zeker, thans de in
den laatsten tyd veel besproken Rhapsodie
„Espana" van Cbabrier, door de orkesten van
Kes en Kogel berhaaldeiyk uitgevoerd, te
kunnen booren, geheel volgens de ïntentiën
van den componist.
Met de interpretatie van het eerste allegro
dor 5de zullen velen uit ons publiek, aan
andere opvatting gewoon, hot wel niet eens
zpn, doch overweldigend zal zeker de indiuk
zyD, dien het beroemde erescendo aan 't eind
van het scherzo en de eerste maten van het
fir.ale maken. By de eerste uitvoering onder
Lamoureux te Parys was de impressie van
dat oogenblik zóó electriseerend, dat het ge-
heele publiek van zyne plaatsen oprees, en
een wit het hart gekomen bewonderend „ah",
ty het doorbroken van liet majeur-akkoord,
uiting gaf aan het gevoelen der toehoorders.
Lamoureux geeft op zyne programma's te
Parys van elk uitgevoerd nummer een compte-
rendu van den inhoud, vaak eene thematische
.analyse, of eenige bijzonderheden omtrent den
componist, de omstandigheden, waaronder hy
•dit of dat werk schreef, enz. Hy doet dit
in 't belang der aandacht van 'c publiek, dat
hy kent, en dat zich, door vooraf iets over
de uit te voeren compositie gelezen te liebbeD,
er meer voor interesseort. Steeds getuigen
deze compte-rendus van ernstige 6tudie dor
werken, waarby de Fransche esprit en vinding-
rykheid nog vaak op geestige wyze illustreert.
Het orkest van Lamoureux bestaat grooten-
deels uit Fransche artisten. Het Duit3ehe
element ie er, voor zoover ik weet, slechte
gering vertegenwoordigd. Aan het hoofd der
violoncellisten zit de heer Joseph Salmon,
Hagenaar van geboorte en oud-leerling der
Haagsche muziekschool."
d Nieuwe
Inde!aati?te«>loud0n vergade
ring van het Lseeg.""*2*'®311^ Tan Buitenland-
eehe Tijdschriften te %,"Ividingsveen werd be-
"sloten niet tot uitbreiding c ®f (J8?c!?.r.ifr6n over
te r;aan, noch tot vyaadering van de be
staande.
Voor de bslï'ek'king van gemeente-,
veldwachter te RQswyk hebben dich 95 sollici
tant en aangemeld.
Zaak-Aafke Kuypers. - V an be
voegde zyde meldt men aan de „Amst. Crt."
dat het bericht van sommige 'oladen, als zou
de Amsterdam8che rechtbank geweigerd heb
ben in deze zaak rechtsingang te verleenen,
onjuist is.
De rechtbank heeft den termyn der voor-
loopige hechtenis verlengd en omtrent eenige
punten een nieuw onderzoek bevolen.
Terwijl Woensdag-namiddag
door het Noordzee kanaal eene bark naar
Amsterdam gesleept werd door eene IJmuidor
sleepboot, zond de kapitein dier sleepboot
gedurig seinen naar den machinist. Daar deze
evenwel geruimen tyd achter elkaar zonder
uitwerking bleven, begaf men zich naar de
machinekamer en vond den machinist mot
zwaar gewonden arm bewusteloos op den
grond liggen. Vermoedelijk is hy met de
machineraderen in aanraking geweest.
De sergeant A. Van D., van het
7de regiment infanterie, in garnizoen te Hoorn,
heeft door ophanging een einde aan zyn leven
gemaakt. Vele ondergane straffen, ten gevolge
van het misbruik maken van sterken drank,
waardoor hy in eene minder gunstige positie
geraakte, hebben hem zeer waarschynlyk tot
deze ongelukkige daad gevoerd.
Volgens „de Kampioen" zullon
de inspecteurs van 's Ryks groote wegen
worden voorzien van rywlelen. Men is thans
bezig te onderzoeken welke de beste voor dat
doel zijn. Duitscbe en Engelsche worden be
proefd. Voor de wegen iaDgs den Ryn zyn
reeds 36 rywielen voor de inspecteurs aan
geschaft.
Uit Maastricht schryft men: Het
beruchte „Waterpoortje," dat door bet ge
meentebestuur werd geslecht, doch waarvan
do opbouw door den minister van binnenland-
sche zaken wordt verlangd, ligt nog steeds
in puinhopen. Er schynt met de Regeering
te worden onderhandeld over de wyze van
opbouw. Die onderhandelingen duren nu reods
zes maanden, tot groot ongerief der bewoners
van de aan dat poortje gelegen huizen, die
thans de verbinding tusschen de beide deelen
van don wal missen. Dezen wenschen niets
liever dan dat aan den stryd over dit over-
blyfsel uit het verleden voorgoed een einde koi-.ie.
Het kasteel van koning Radboud
te Medemblik, dat door het Ryk van de ge
meente is overgenomen, zal worden hersteld.
De kosten van dit werk zyn geraamd op
ƒ20,000.
In de Baptistenkerk te.Sn eek
werd tydens eene godsdienstoefening slag ge
leverd tusschen zes dronken mannen en eenige
stevige toehoorders. Na eene hevigo vecht-
party gelukte het eindelyk de rustverstoorders
buiten de deur te krygen.
Engelsche dagbladen vertellen,
dat koning Leopold van België den schilder
Emile Wauters verzocht zyn portret te maken,
maar met deze voorwaarde, dat de koning
er niet voor zou behoeven te gaan zitten.
Wauters antwoordde dat by niet kon schil
deren naar photographieën en uit het geheugen.
De koning hield aanmaar de kunstenaar
weigerde flinkweg, zeggende dat hy te veel
eerbied voor zyne kunst had en te veel prys
stelde op zyn goeden naam als kunstenaar, om
aan 's konings verlangen toe te geven. De
koning achtte zich beleadigd, maar Emile Wau
ters verhuisde naar Parys, waar hy zyn ate
lier heeft gevestigd in de nabyheid van dat
van Munkaczy.
De ware historie van den be-
ruchten, maar zooals nu blykt belaster
den Don Juan is ontdekt. Hy heeft inderdaad
bestaanDon Juan de Marana was zyn naam
en het huis, waar hy woonde, is nog te zien
achter de Allerheiligenkerk in Sevilla, thans
in het bezit van de familie Montyo, het ge
slacht, waaruit keizerin Eugénie is voortge
komen. Het huis onderscheidt zich van de
andere door een balkon en een groot venster,
in half Moorschen, half Gotbischen styi. De
ware geschiedenis van bet eindvoorval echter
is geheel anders dan het tooneelverhaal. Don
Juan kwam 's nachts laat door de stad, toen
hy een lykstoet tegenkwam, met zingende
monniken, met toortsen en lykzangen. Hy
hield een dor priesters staande en vroeg wie
daar begraven werd. „Don Juan," antwoordde
doze hem. Onweerstaanbaar aangetrokken,
vólgde hy de processie en ging mee de kerk
binnen. Op het Iaatete oogenblik tilde Don
Juan het deksel van de doodkist op en ber-
kjjnde zichzelf. Den volgenden morgen vond
-then hem half krankzinnig om de kerk zwerven.
Toen werd hy lang ziek, leidde een beter
leven, en by zyn sterven liet by zyne ryk-
d-jmmen aan het Hospicio de la Caridad na,
dat hy te Sevilla oprichtte.
In de „Vaudeville" te Parys heeft
de laatste algemeene repetitie plaats gehad
van „Le Député Leveau" van Jules Lemaïtro.
Genoodigd waren verschillende toongevers in
Parysche kringen, zoowel dames als hoeren,
zoomede tal van letterkundigen en journalisten.
Het is een bepaald politiek tooneelspel, dat
wemelt van toespelingen op den tegenwoordi-
gen stand der partyen en gericht tegen het
Boulangtsmo. Algemeen wordt verwacht, dat
dit stuk aanleiding zal geven tot manifesta
tion. Sedert „Rabagas", is voor het publiek
geen stuk opgevoerd, dat z-Ozeer ingrypt in
de politiek, die Paryzenaars medeleven.
De held van het stuk is een eerzuchtige,
die, met eene provinciale gehuwd, opgaat in
het Parysche leven. Hy wordt de minnaar
van eene markiezin, die echter, na de echt
scheiding van zyne vrouw, weigert hem te
huwen, daar hy, hoewel afgevaardigde, slechts
Leveau heet. Eindeljjk komen zy toch tot
elkaar, nadat hy vele luchtkastoelen heefc
zion verzinken en de markiezin meer demo
cratische ideeën krygt.
Op den eersten avond der opvoering wordt
een buitengewoon opgewonden publiek in den
schouwburg verwacht.
Een brutale diefstal is in de
Bank der Kaapkolonie gepleegd. Een troep
dieven brak in het gebouw en drong tot in
de brandkluis, eene kamer van 8 vk. meter
oppervlak by 6 voet hoogte, waarin brand
kasten met kostbare voorwerpen en papieren
van waarde, het eigendom van particulieren,
geplaatst waren. Met welk eene volharding
en behendigheid de boosdoeners te werk gin
gen, blykt uit het feit, dat zy door niet min
der dan C steenen muren, waarvan er één
4 voet dik was, hun weg moesten banen en
men schat dat zy minstens 3 weken zyn be
zig geweest met het maken van loopgraven
onder den grond, voordat zy een gat sloegen
in den muur der brandkluis en zich o. a. met
48,000 gulden in goud en zilver uit de voeten
maakten. De inbraak werd ontdekt door den
directeur, die Zondagmiddag in het Bankge
bouw de ronde deed. Uit de omstandigheid, dat
de dioven nog eene som gelds, alsmede hunne
gereedschappen, achterlieten, maakt men op
dat zy óf verjaagd werden, óf van plan wa en
nog meer te komen stelen.
Te K i n ko v a, N i e u w - J e r s e y, is
eene boot omgeslagen, waarby vyf menschen
verdronken.
De directeur der Koninkl. weef
school te Crefeld, de heer E. Lembcke, heeft
twee weefstoelen voor zyden stoffen door
middel van don electrischen stroom in bewo
ging gebracht. Belanghebbenden kunnen dat
in oogenschouw nemen.
Uit Aken wordt gemeld: Op het
station Templerbend werden dezer dagen vier
waggons met, naar het heette, Hollandsch
spek in beslag genomen. De waar kwam uit
Antwerpen en was, zooals bleek, van Ameri-
kaansche afkomst. Eene Hollandsche firma
zal de niet onbeduidende schade hebben te
dragon.
Het sneuvelen van luitenant Dlemont.
Aan een particulier schryven, gedateerd
Benting Bo-Réwoe (eiland Flores), 7 Aug.jl.,
ontleent de „Midd. Ct." het volgende omtrent
het treurig einde van den 2den luit. Diemont:
„Met verechrikkeiyk succes hebben de
Rokka's gisteren een transport aangevallen
en nagenoeg geheel vernietigd. De drommen,
die op myn koopje (ik liep ook transport)
aankwamen, heb ik, gelukkig zonder één ge
kwetste te krygen, van het lyf kunnen hou
den ik hield my staande, totdat de verster
king uit Bo-Réwoe my kwam ontzetten. Doch
laat ik u een geregeld verhaal doen. Van uit
benting Watoe-Loko marcheert iederen morgen
om halfzeven het transport vivres voor
Bo-Réwoe af en wordt op den bergrug Sei-
kengé door het om halfacht met de te
belasten muildieren vertrekkende transport
afgehaald, d. w. z. de vivres worden op de
muildieren geladen en daarna trekken de on;
belaste koelies met hunne bedekking naar
Watoe Loko terug.
De tweede luitenai t Diemont commandeerde
het transport uit W.itoe-Loko, ik dat uit Bo-
Réwoe. Op myn marsch naar den bergkam
bespeurde ik niets byzondersna den dood
der vier Timoreezm had ik myne waakzaam
heid en voorzorgsmaatregelen verdubbeld. Op
een 150 M. van den kam gekomen, begreep
ik niet, waarom bet transport uit Watoe-
Loko, dat daar altyd om kwart voor achten
moet zyn, nog niet ter plaatse was. 'Weldra
echtor hoorde ik een snelvuur en zag ik, op
den kam gekomen, het transport, tot een ver
ward kluwen opeengedrongen, onophóudelyk
langs de ravynhellingen naar beneden vuren.
Gehoel onbekend met de toedracht der
zaak, zond ik tien man en één inlandsch
sergeant in den looppas te hulp, tevens met
de order aan het transport om onder bedek
king dezer versterking naar boven te komen.
Ik zelf had 25 man onder myne bevelen, be
nevens het 16 man sterk ongewapend geleide
der muildieren. Hot gevecht had plaats op
een 1000 M. van my af; zelf nam ik de voor-
doeligst mogelyko positie op den bergrug
(eene thans verlaten bentmg der Rokka'sHn.
Het gevecht duurde steeds voort en nog avan
ceorde het transport niot, totdat ik eensklaps
een 300 Rokka's uit de in myne flank gelegen
kampongs zich gereed zag maken om ook op
het toonoel van den stryd te verschynen.
Hoe hun'aantal in een ommezien tot oene
nog grooter massa aangroeide, kan ik onmo-
gelyk beschryven, maar in steeds toenemend
getal trokken ze tegen den bergrug, waarop
ik my bevond, af. Met de 15 man, die ik nog
had, gaf ik salvo vuur op hen en nam, toen
zij nog steeds opkwamen, de muildieren en
ongewapenden in het midden, de gewaponden
in een halven cirkel er om heen. Intusschen
werd nog steeds door het transport gevochten,
dat maar niet vooruit kon komen. Nog één
onderofficier, Idzerda, een goed schutter, en
één fuselier zond ik tot hen, met den positie
ven last zich coüte que coflte met my te
vereenigen. Eetr 500 schreden van mij af zag
ik sergeant Idzerda en dien fuselier een snel
vuur langs de helling afgevende Rokka's
zaten my dus ook in den rug.
In dit werkelyk vry kritieke oogenblik had
ik groote moeite allen de noodige kalmte en
bedaardheid te doen behouden en ik was reeds
op het punt zelf met alles wat ik by my had
den weg naar Watoe-Loko in te slaan, toen
eene versterking uit Bo-Réwoe mot versnel
den pas kwam aanrukken. De Rokka's staak
ten hierop hunne voorwaartsche beweging en
bleven op een eerbiedigen afstand staan
schreeuwen. Terzelfder tyd was versterking
uit Watoe-Loko by het transport gearriveerd
en zag ik dit tot mijne groote verbazing naar
Watoe-Loko terugkeeren. Sergeant Idzerda
en de overige manschappen, die ik ter hulp
gezonden had, vertelden me toen het volgende
Op ongeveer 1000 M. van den bergkam was
het transport, dat niet met de noodige voor
zichtigheid marcheerde, eensklaps besprongen
door eon 200-tal Rokka's, dio zich in de alang-
alang hadden verscholen.
De verwarring was vreeselyk. Diemont werd
terstond met één klewanghouw gedood: het
achterhoofd werd hem afgeslagen; eveneens
sneuvelden onmiddellyk één inlandsch sergeant
en drie iniandsche fuseliers, benevens vier
dwangarbeiders; een inlandsch fuselier werd
licht, de bediende van Diemont zwaar gewond
ook werd oéne iniandsche vrouw gedood. De
vyana maakte vyf Beaumont-geweren en 300-
patronen buit. Teruggekeerd te Bo-Réwoe,
bracht ik myn verslag uit en ging terstond
weder met veertig man op marsch, om den
doctor naar Watoe-Loko te brengen, zoo
mogelyk do gekwetsten to zoeken en den
spoedbrief aan den chef van den staf te doen
bezorgen. Ik kan u de verslagenheid en tevens
de woede, die ons allen vervulde, met geene
mogeiykheid bescltryren, evenmin als het ge
vecht zelf, dat veel korter duurde dan de tyd,
waarin ik het mededeel.
Het geheele drama was reeds afgespeeld,
toen de tien man, die ik, zoodra ik hot vuren
hoorde, gezonden bad, ter plaatse aankwamen
dezen hadden niet meer dan 1000 meter naar
beneden te loopen. Honderd vrywilligers
boden zich aan met my mede te gaan, om,
zoo mogelyk, den dood hunner kameraden
te wreken. Op de plaats van het gevecht
aangekomen, wachtte ons een verechrikkelyk
schouwspel: de dooden waren op gruwelyke
wyze verminkt. De bloedsporen langs de hel
ling van het ravyn wekten het vermoeden
by my op, dat er beneden mij op 100 M.
diepte nog gewonden konden liggen. Wjj
gingen naar. beneden en na tot halfvier
gezocht te hebben, mocht ik de voldoening
smaken twee gekwetsten (den inlandschen
bediende van Diemont en een dwangarbeider,
die door de Rokka's naar benoden gesleurd
waren) naar boven te brengen. Vier 1 ijken
en andere gekwetsten hebben we, hoewel
we uren achtereen gezocht hebben, niet kunnen
vinden."