N#. 9404
A3. 18SÖ.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Eon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 15 October.
Feuilleton.
CLÜCK AUF!
FEU8 DEZER COUBANT:
Toor Leiden per 8 mwmden.1.10.
ÏFraneo per post1.40.
AfBonderLgko Nommers0.05.
PRIJS DEB. ADVERTENTIEN:
Vm 1—6 rogels 1.06. Ieder» regel meer/0.17J
Orootero lettere neer plaatsruimte. Voor bet in-
casaeeren buiten de etad wordt f 0.10 berekend.
Intcrpellatlc-FIorès.
In de Tweede Kamer erlangde de heer
Cremer gisteren het woord tot ontwikkeling
van zjjne vroeger aangekondigde interpellatie.
Hy begon met een geschiedkundig overzicht
aan de koloniale verslagen en officiëele be
richten ontleend, van hetgeen in de laatste
tijden op Florö3 is gebeurd. De toestand op
dit eiland is in de jongste dagen niet verbe
terd; blijkens do Indische berichten hebben
er neg altijd vijandelijkheden plaats met de i
Rokka'8, terwijl van tin-onderzoekingen geen
sprake meer schijnt te zijn. Spreker consta
teerde dat de aanleiding tot de expeditie was i
de aanvrage van particulieren om tin ontgin- j
ning; en dat het doel is om zelf tin of andere
metalen te zoeken en, zij' het door geweld,
te vinden. Welke grond daarvoor bestaat, weet
men niet; maar met welk recht kon de Indische
regeering dan zoo handelen? Om dat te be
antwoorden ging spreker onze verhouding tot
de Rokka's na, in verband met do tractaton
met de inlandsche vorsten op Rokka. Van
eenige aanraking met de vorsten bljjkt nergens
en toch valt men het gebied van zulke vorsten
maar binnen, zonder hunne voorkennis, om
tin te zoeken.
De Regeering schijnt de Rokka's dan ook
niet te beschouwen als hare onderhoorigheden
of leenheeren. Daartoe bestaat dan ook geene
aanleiding. Wy bleven de Rokka's geheel
vreemd en zy waren nooit gesteld op ons
bezoek. Wat gaf ons dan rocht, tot twee
malen toe, ongevraagd en gewapend dat gebied
binnen te treden en de bevolking in hare
vreedzame ontwikkeling te storen Op weiken
grond is dan besloten tot twee gewapende
en mynböuwkundige expedition Dit is spre
kers eerste vraag. En ten tweede vraagt hg
of het voornemen bestaat ora dat mjjnbouw-
kundig onderzoek door eene derde expeditie
voort te zetten? Ongerustheid bestaat daar
over vooreerst met het oog op den toestand
van ons leger, dat wel behoefte heeft aan
goede soldaten, niet aan een tweeden oortog
om tin te krygen ongerustheid ook wegens
den moreelen indruk in Europa door onze
moorddadige invallen met bloedige gevolgen.
Het wordt dus tyd om dat tin-onderzoek te
staken en de achting te herwinnen door her
stel van een rustig bestuur, door vreedzame
aanrakingen, als het noGdjg is, om daardoor
misschien to komen tot het verlangen der
Regeering op 1 Mei 1888 uitgedrukt, dat onze
heerschappy ook voor de Indische volken
ten zegen zy.
De minister van Koloniën herinnerde dat
naar aanleiding van verzoeken van particu
lieren om ontginning reeds jaren geleden
onderzoekingen op Fiores hebben plaats gehad
van RogoeringBwege. De Regeering meende
daartoe te kunnen overgaan by de bekende
niet-vyandige gezindheid der bevolking. Het
onderzoek, aan den ingenieur Van Schelle
opgedragen, zou van geheel vreedzamen aard
zyn. De expeditie had geenerlei militair
karakter. Slechts werden er wapenen mede
genomen. Wy hebben dan ook geene aan
leiding gegeven tot aanvallen, welke het
vyandig optreden van de Rokka's wettigen.
Die aanval moest naar het oordeel van het
civiel en militair gezag gestraft worden.
Daarop volgde de tweede expeditie, welke
uit een militair oogpunt niet ongelukkig af
liep. Uit het rapport van don ingenieur bleek
dat er in de onderzochte streken geen tin
was. De legercommandant had overwegend
bezwaar om de expeditie te staken en wilde
naar het noorden om de expeditie van noord
en 'zuid te vereenigen. Deze laatste expedit e
draagt meer het karakter van een onderzoek
naar tin, en wel gewapend. De gouverneur-
generaal heeft de opdracht gegeven om by
gebleken moeiiykheid van terrein niet te
trachten zich met de troepen van de Zuid
kust te vereenigen, zooals de legercomman
dant wilde. De minister trachtte nu verder
aan te toonen dat onB optreden niet is te
beschouwen als strydig met de tractaten. De
tweede expeditie strokte tot handhaving van
ons gezag; de derdo heeft een meer weten-
schappeiyk karakter. Maar verder zai de expe
ditie niet worden voortgezet tot Gnderzoek
van tin.
De heer Van Bouten achtte het tydstip
voor deze interpellatie zeer geschikt. Hy
heeft de overtuiging niet gekregen, dat het
beleid in Indiê te dezer zake strookte mot
onze tegenwoordige positie in Indiê en met
de aan onze militaire krugsmacht thans ge
stelde eischen. Ky mist derhalve rechtsge
voel en politiek beleid, terwyl de Regeering
zich achter den Gouverneur-Generaal ver
schanst en deze achter den legercommandant.
Ten aanzien van het eerste punt deed hy
uitkomen, dat na de ervaring in Atjoh
dat in elk geval nog binnen onze interessen-
sfeer lag wy voorzichtiger hadden moeten
zyn. Als de Rokkaneezen-Souvereiniteit aan
oen ander land gingen aanbieden, zou dat
internationaal niet geoorloofd zyn, omdat bun
gebied in elk geval tot het Indische gezag
behoort. Maar als de Rokkaneezen zich niet
met ons gezag in verbinding hadden gesteld,
hadden wy niet het recht onze militairen en
onze ambtenaren daarheen te zenden. De
expeditie was dan onrechtmatig en de Re
geering behoorde dan ook meer hare verant-
woordelykheid te beseffen en niet alles over
te laten aan den Gouverneur, die min of
meer zyn prestige in do weegschaal soheen
te werpen. Gold het hier een onafhankeiyk
gebied, dan hadden wy er niets te makon,
en was het afhankelijk, dan hadden wy er
niets te halen. Wy hebben dus een impoli-
tieke daad gedaan en het ware een misslag,
een misdaad om deze zaak niet in hare ge
boorte te stuiten.
De heer Cremer ontkende, dat de Rokka
neezen ons gunstig gezind waren en dat de
tweede expeditie geen tinexpeditio gowoest is.
Hy had ook het bewys niet gevonden dat
het doel volkomen bereikt is. Wy hadden
trouwens ons gezag beter bewaard door tijdig
onze fout in te zien. Eene derde expeditie zal
zeker niet strekken tot ontwikkeling van onze
buitenbezittingen. Deze hebben zich van lie
verlede ontwikkeld. Overal werden landbouw
ondernemingen gevestigd, als slechts do in
menging der Regeering achterwege bleef.
Thans gaat men voort ruwe militaire expe
dition te zenden tot onderzoek van minerale
rykdommen. Gaat msn zoo voort, dan zal
Nederlandsch-Indië weldra aan alle hoeken in
lichte laaie staan zonder dat wy middelen
hebben die te blusschen. Dit scheen aan onze
christeiyke aora voorbehouden, „geiyk
de allerchristelykste" Spanjaarden Peru heb
ben geëxploiteerd. Tin behoort dan ook onder
onderwys en de tocan-besar is een gewe
zen hoogleeraar in het Nederlandsch recht.
De Kamer behoort haren invloed aan te
wenden om dat bedryf te staken. Daartoo
stelde hy de volgende motie voor.
„De Kamer, vertrouwende dat de Regeering
elke gewelddadige aanraking met de bevolking
van Fiores, zoowol ten behoeve van een her
nieuwd tin-onderzoek, als ter zake van het
geen heeft plaats gehad by het vroegere on
derzoek, zal weten te beletten, gaat overjtot
de orde van den dag".
De verdere discussie werd verdaagd tot
heden
Zooals men ziet, zet de motie de puntjes
goed op de i. Verder geweld tegenover de
bevolking, op welken grond ook, wordt afge
kourd. Daarentegen draagt zy volstrekt geen
vyandig karakter tegenover de rogeering. Eeno
i afkeuring van de politiek des ministers werd
niet uitgesproken, alleen het vertrouwen
dat de Regeering verdere gewelddadige han
delingen zal weten te beletten. Elke zweem
van partydigheid is dus aan de motie ont
nomen; alle leden, van welke richting ook,
kunnen, de quaestie geheel op zichzelve bo-
schouwende, volkomen vry oordeelen. Het
beloven zeker nog gewichtige discussiën te
zyn, die heden over dit voorstel van don heer
Cremer gevoerd zullen worden.
By minieteriëel besluit is, met ingang
van 1 November a. s., benoemd tot deurwaar
der by de directe belastingen alhier de heer
M. Eikenboom, thans als zoodanig te Katwyk.
By de heden gehouden openbare aanbe
steding voor de levering van levensmiddelen,
brand en lichtstoffen, het wasschen der goe
deren en het weghalen der faecaliën ten
dienste van het Militair Hospitaal, waren
minste inschryvors:
De firma Oudshoorn en Co. voor witbrood
0.13l/a Per KG.; de heer J. "W. Boedwyt
voor ryst ƒ0.15, gort ƒ0.16; Hivergort
ƒ0.24, zout ƒ0.14, zeep ƒ0.30, boter ƒ1.30,
alles per KG. en azyn ƒ0,08 per liter; de
heer W. Floryn voor aardappelen 2.70
per HL. wegende 65 KG.do firma J. Th.
Perqnin en Zoon voor steenkolen 8.89 per
lOoO Kilogrammendo heer J. J. Huy voor
lange turven ƒ0.50 per 100 stuks;
de wed. J. M. Weers voor het wasschen
der goederen,
en de heer D. Gerritsen voor het weghalen
der faecaliën ƒ145 per jaar.
Het bestuur van de afdeeling Leiden der
Vereeniging van Gepensionneerdo Onderofficie
ren en minderen van het Nederlandsche Leger
zendt ons een exemplaar toe van het jaarver
slag 1889 '90, waarop wy gaarne de aan
dacht onzer lezers vestigen. 'Wanneer wy
herinneren, dat deze Vereeniging „ondersteu
ning van hulpbehoevende gepensioneerde onder
officieren van hot Nederlandsche leger, hunne
weduwen met hare weezen" ten doel heeft,
dan mag zeker verdere aanbeveling om haar
de ondersteuning onzer stadgenooten te ver
zekeren overbodig geacht worden.
De opbrengst van den spoorweg Leiden
Woerden was in Sept. 1890 12,020.61. Sedert
1 Mei 1890 ƒ60,617.44.
Biykens een bij het departement van
marine ontvangen bericht is Zr. Ms. oorlogs
stoomschip 4de kl. „Sommelsdyk", onder be
vel van den kapt.-luit. ter zee G. H. Van
Steyn, op 13 dezer te Sint Vincent aange
komen. Aan boord was alles wel.
Roman van E. WERNER.
103)
Het was een doffe, starende blik, waar
mede men niet ziet wat voor oogen is, maar
in de plaats daarvan iets geheel anders, op
eene geheel verschillende plek. „In uwe
residentie verleert men allee, zelfs om te
verlangen naar de stilte van het woud." Dat
scheen hier niet het geval te zyn. Men kon
zien dat Eugénie er innig naar verlangde.
Eer de baron tegen den avond zyn ge
wonen rytoer deed, placht hy doorgaans een
halfuur by zyne dochter te komen praten.
Dit geschiedde ook heden; doch zyn voor
komen was gewichtiger dan anders. Hy had
een papier in de hand.
„Ik moet u ditmaal met zaken lastig
vallen, myn kind", begon hy, nadat de eerste
begroeting was afgeloopen. „Ik heb zooeven
eene samenkomst met onzen advocaat gehad,
welke boven alle verwachting gunstig is
afgeloopen. De zaakgelastigde van de andere
party heeft onvoorwaardelyko volmacht ge
kregen om al onze wenschen en verlangens
tiegomeot te komen; de beide heoren zijn
het al volkomen eens, welke stappen er
moeten gedaan worden, en de geheelo zaak
zal oneindig schielyker en gemakkelyker van
stapel loopen, dan wy ooit hebben durven
hopen. Wilt ge dus zoo goed zjjn, dit
papier te onderteekenen?"
Hy legde haar het blad voor.
Snel stak de jonge vrouw er de hand naar
uit, doch even snel liet zy deze weder zinken.
„Wat moet ik.
„Niets anders dan uw naam hieronder
zetten", zeide de baron kalm, terwyl hy het
papier op de schryftafel legde en een stoel
naderby schoof.
Eugénie aarzelde.
„Is het eene notariëele akte? Zou ik den
inhoud niet eerst eens lezen?"
Windeg kon een glimlach niet bedwingen.
„Als het een stuk van eenig belang was,
zouden wy het u natuurlyk ter inzage heb
ben gegeven; dit is evenwel niet anders dan
de aanvraag tot de scheiding, welke de
rechter in uw naam doet en waartoe by
uwe handteekening noodig hoeft een bloote
vorm ter inleiding van het proces. De nadere
byzonderheden volgen eerst later. Wilt ge
evenwel den woordelyken inhoud weten.
„Neen. neen!" viel do jonge vrouw hem
haastig in de rede; „dat is niet noodig. Ik
zal er myn naam onder zetten, maar dit
behoeft immers niet terstond? Op hetoogen-
blik ben ik er niet toe gestemd.
De baron zag haar verbaasd aan.
„Gestemd? Daar wordt niets vereischtdan
uwe haDdteekening; het is binnen eene
minuut gedaan en ik heb den rechter beloofd
hem het stuk nog beden terug te zenden,
daar hy het morgen wil indienen."
„Dan zal ik het u nog van avond inge
vuld brengen. Nu, op dit oogenblik, niet;
ik kan nu niet."
De jonge vrouw sprak op zonderling be
klemden, byna angstigen toon. Haar vader
schudde min of meer ontevreden het hoofd.
„Dat is een wonderlyke inval, Eugénie. Ik
begryp u niet. Waarom kunt gy dien éénen
pennetrek nu niet in myne tegenwoordigheid
deen? Evenwel, als gij er by blyft - dan
reken ik er op dat gy my hedenavond by
de thee het papier teruggeefthet is dan
ook nog vroeg genoeg om het te verzenden."
Hy zag niet, hoe verruimd zyne dochter
by de laatste woorden ademhaalde, maar
trad naar het balkonvenster en liet zfin blik
over de woelige menigte gaan.
„Komt Koonraad niet eens by my?" vroeg
Eugénie na eeno korte pauze. „Ik l eb hom j
nog niet anders dan vanmiddag aan tafel gezien."
„Hy zal nog moe zyn van de reis en mis
schien wat rust genomen hebben. O, Koen-
raad zyt gy daar! We spraken juist van u."
De jonge baron, die op dit oogenblik bin
nentrad, scheen er biykbaar op gerekend te
hebben, zyne zuster alleen te vinden; hy
zeide ten minste met onmiskenbare verras
sing en teleurstelling in den toon zyner stem
„Gy hier, papa? Ik dacht dat gy eene
samenkomst met den advocaat in de biblio
theek had?"
„Die is al afgeloopen, zooals ge ziet."
Koenraad wenschte waarschynlyk dat zy
langer geduurd had; hy antwoordde echter
niets, maar stapte op zyne zuster toe en ging
vertrouweiyk naast haar zitten. Hy was inder
daad eerst hedenmiddag uit de provincie
thuisgekomendoor een wonderiyk, den baron
hoogst onaangenaam toeval, was het regi
ment, waarby zyn oudste zoon diende, juist
nu naar de stad verlegd, welke het meest
in de buurt der Berkowsche bezittingen was
gelegen, juist nu, terwyl men daar alle be
trokkingen had afgebrokenEr was geen
denken aan »m eene po?s verlof voor den
jongen officier aan te vragen, daar de onlangs
uitgebroken beweging onder de arbeiders in
die streek de geheels provincie in rep en
roer bracht. Wordt vervolgd.)