N°. 9381. "Vi'ijclag; :i<> @eptèïiil>ei*. A0 1G99. <§eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van fgon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Leiden, 18 September. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leidon per S maanden.f 1.10. Franco per post1.40. A/zonderlijke Nommer».0.05. PRIJS DER ADVERTENTTEN: Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17^. Groot ere lettere naar plaatsruimte. Voor het in- eseeeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Ofilcleele RonntHgcrlntfen. Burgemeester en Wethouders van Leiden, Gezien de adressen van W. F. A. BERGEES en de FIRMA TAN 'T HOOFT Co., houdende verzoek om vergunning respectively!* tot oprichting van ecno slachterij in het perceel Haarlemmerstraat 180 en tot plaatsing van een nieuwen stoomketel in de fabriek aan don Ouden Rijn Nos. 81/38; Gelet op de artt. 6 en 7 der Wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad No. 95) Geven bij deze kennis aan het publiek dat ge- noemde verzooken, met de bijlagen, op de Secretarie dozer gemeente ter visie gelegd zijnalsmede dat op Donderdag den 2den October a. s., 's voormiddags te elf uren, op het Raadhuis, gelegenheid zal wor den gegeven om bezwaren tegen die verzoeken in te brengen. Burgemeester en Wethouders voornoemd. Leiden, DE EANTER, Burgemeester. 18 Sept. 1890. E. KIST, Secretaris. Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden brengen ter kennis van belanghebbenden, dat de Beestenmarkt en de Kaasmarkt, die op Vrijdag 3 October a. s., den Gedenkdag van Leiden's Ontzet, zouden moeten plaats hebben, dit jaar zullen worden gehouden op Woensdag 1 October te voren. Burgemeester en Wethouders voornoemd. Leiden, DE KANTElt, Burgemeester. 18 Sept. 1890. E. KIST, Secretaris. TWEEDE KAMER. De Mittioenenrede. Ia de heden door do Tweede Kamer ge houden zitting werd door den minister van financiën de Staatsbegrooting voor het dienst jaar 1891 ingediend, by welke gelegenheid door hem eene redevoering werd uitgesproken, waarin hjj eenige beschouwingen gaf nopens den algemeenen toestand van 's Rijks financiën. De tekorten op do door de Algemeene Rekenkamer afgesloten en bereids aan de Staten-Generaal overgelegde Staatsrekeningen over de jaren 1885, 1886, 1887, zijn nog niet aangezuiverd. Het ligt in de bedoeling in den loop- van dit zittingjaar de noodige voorstellen aan de goedkeuring der Kamer te onder werpen, waardoor die tekorten zullen gedekt worden. Vervolgens gaf de minister overzichten van de diensten 1888 1890. Dienst 1891. Volgens den, bij deze Staatsbegrooting ge- voegden recapitulatiestaat, wordt voor de gezamenlijke uitgaven, in den loop van het jaar 1891 te doen, uitgetrokken eene som van135,930,841.21 De voor het jaar 1890 tot dusver toegestane kre dieten bedragen 134,987,340.43s zoodat voor 1891 méér wordt aangevraagd 943,500.77s. Dit verschil geeft den minister aanleiding, de aandacht op het volgende te vestigen. Vooreerst zyn onder de evengenoemde to talen der Staatsuitgaven begrepen de volgende sommen voor buitengewone uitgaven, welke bij eene vergelyking tusschen beide jaren buiten beschouwing moeten blijven, te weten 1890. 1891. voor der. aanleg van het Merwede- kauaal2,919,500 ƒ2,052,300, voor den aanleg van Staatsspoorwegen 2,083,200 1,350,000, ƒ5,002,700 ƒ3,402,300. Deze bedragen van het bovengenoemde totaal der uitgaven aftrekkende, blykt dat, met uitzondering van het evengenoemde, voor 's Ryks dienst noodig wordt geacht: voor het jaar 1891 132,528,541.21 1890 129,984,640.43s alzoo méér to*t 1891 2,543,900.77s. Deze vermeerdering der uitgaven is intus- schen uitsluitend het gevolg van de tenuitvoer legging van verschillende wetten, welke in den loop van het vorig zittingjaar zyn uit gevaardigd, zooals blijkt uit het navolgende: Wegens uitgaven voor lager onderwijs wordt méér geraamd ƒ802,350; voor pensioenen, vroeger ten laste van het pensioenfonds, wordt méér aangevraagd 650,000voor persoon lijke toelagen aan legestrekkende ambtenaren ƒ109,830; voor rente en aflossing van schuld wordt méér geraamd 1,497,018, te zamen 3,059,198. Uit eene vergelijking van dit bedrag met het 6traks becyferde nadeelig verschil tus schen de uitgaven in 1891 en 1890 te doen, ad ƒ2,543,900.775, blijkt, dat wegens alle andere uitgaven, by deze begrooting eene som van 515,29.722s minder wordt aange vraagd, dan voor 1890 is noodig geacht. Voorts mag ter juistere waardeering van de beteekenis der meerdere uitgaven voor 1891, ad 2,543,900.775, niet onopgemerkt blyven, dat 's Ryks ontvangsten, mede ten gevolge der aangehaalde wetten, zullen toe nemen, te weten Voor examengelden, bedoeld by art. 65(er der wet tot regeling van het lager onderwys, wordt by de raming der middelen voor 1891 gerekend op een bedrag van 20,000wegens bijdragon voor hun pensioen, door de ambte naren te betalen, op 572,000 de opbrengst der kanselary leges is geraamd op 200,000; terwyi 's Rijks aandeel in de exploitatie der spoorwegen is geschat op 4,355,000, zynde méér dan voor 1890 werd geraamd 1,455,000, te zamen 2,247,000. Neemt men daarby nu nog in aanmerking, dat in het jaar 1891 niet zal behoeven be taald te worden de op de begrooting uitge trokken rente over de volgende kapitalen, ingeschreven in de Grootboeken der Neder- landsche Werkelijke Schuld, te weten: die, bedoeld bij art. 87 der overeenkomst met de exploitatie-maatschappy, eene jaarlyk- sche rente afwerpende van96,178, een riëel bedrag van ƒ3,000,000, uit het pensioenfonds voor burger lijke ambtenaren, tegen den koers van 102 pet. voor de 3*/a Pets. N. W. S., overeenkomende met een nominaal kapitaal van 2,941,000 3'/i pets. N. W. S., waarvan de rente bedraagt102,935 een, voorloopig op eene som van 2,700,000 geschat bedrag, het welk uit de fondsen voor de weduwenpensioenen der legestrek kende ambtenaren en van de inge nieurs van den Waterstaat, aan 's Ryks middelen zal ten goede komen, waarvan de rente op ge lijke wyze als in den vorigen post berekend, bedraagt 92,645, te zamen 291,758, dan stelt zich eene vergelijking tusschen de geraamde ontvangsten en uitgaven voor de jaren 1890 en 1891 als volgt: Het bovenberekend booger bedrag der uitgaven voor 1891 (daaronder begrepen die ter uitvoering van de gewyzigde wet op het lager onderwys, van de pensioenwetten en van de spoorwegwet) ad 2,543,900.77s is te verminderen met niet uit te betalen rente over ver schillende den Staat nog toe komende kapitalen, ad 291,758,00 en wordt dus 2,252,142.77s waar tegenover staan nieuwe ontvangsten voor 1891 te verwachten (boven en be halve het gewoon accres der middelen, adƒ2,247,000.00. Eindelyk valt er nog op te wyzen, dat, indien het gelukt eene geldleening te gelde te maken tegen de daarvoor tijdens de be handeling der spoorwegwet genoemde voor waarden, ook de rentelast, dien het overnemen van de geldleeningen der Nederlandsche Ryn- spoorwegmaatschappy op den Staat heeft ge legd, nog zal verminderen. De meerdere uitgaven voor 1891 blyken alzoo te worden opgewogen door de opbrengst der op de begrooting voorkomende nieuwe middelen. Ten aanzien van de verschillen tusschen de raming der uitgaven en ontvangsten voor de verschillende onderdeelon der begrootingen 1890 1891, verwijst de minister naar de by de redevoering behoorende bijlagen. Na deze vergelyking met een vorig jaar, nog een enkel woord over de hoofdcyfers der onderwerpelyke Staatsbegrooting op zich zelf beschouwd. Het gezamenlijk bedrag der aangevraagde kredieten voor uitg. bedraagt 135,930,841.21 de raming der gezamenlijke Rijksontvangsten126,536,025.00 latende een nadeelig ver schil van9,394,816.21 tegen een nadeelig verschil van ƒ12,865,087.445 by de indiening der begrooting voor het loo- pende jaar. Onder de uitgaven bevindt zich echter een bedrag van ƒ1,350,000 voor den aanleg van Staatsspoorwegen en een bedrag van ƒ2,052,300 voor den aanleg van het Merwede- kanaal.Wanneer deze uitgaven uit de opbrengst eener geldleening worden gekweten, vermin dert het tekort tot ƒ5,992,516.21. En vermits onder de uitgaven wederom is opgenomen een post van ƒ5,000,000 voor zilverontmunting, waarop by do tegenwoordige verhouding tusschen het goud en het zilver bij de Nederlandsche Bank wel weder niets zal behoeven te worden uitgegeven, terwyl evenals vroeger veilig mag aangenomen worden, dat van het totaal bedrag der aan gevraagde kredieten, met uitzondering van die voor het Herwede-kanaal en de uitkeering aan de epoorweg begrooting, eene som van minstens 3,000,000 ongebruikt zal blijven, kan worden aangenomen dat in stede van een tekort van ƒ5,992,516.21, de uitkomsten van het dienstjaar, wat betreft de verhouding tusschen de gewone ontvangsten en uitgaven, een voordeelig slot zullen aanwyzen, waarvan het bedrag op minstens 2 millioen gulden (2,007,483.79) te stellen is. Gelijk aan de Kamer reeds zal zijn geble ken uit het wetsontwerp tot herziening der algemeene regels ten aanzien der plaatselyke belastingen, ligt het in 'e ministers bedoeling dat excedent van 's Rijks ontvangsten aan te wenden tot verruiming van het belastingge bied der gemeenten, met de gevolgen, in de toelichting van dat wetsvoorstel uiteengezet. Ton slotte nog een woord over den stand van 'sRyks kas. Blijkens de staatsrekeningen over de jaren 1885 tot en met 1888 en de vermoedelyke uitkomsten, welke de rekeningen over de jaren 1889/1890 zullen aanwyzen, valt nog te voorzien in de tekorten op de diensten van het jaar 1885 ad 6,119,545.62s 1886 849,764.56s 1887 3,504,728.60 1888 2,689,146.43 1890 (ger. op 26,000,000.00 Te zamen 39,163,185.22 Waartegenover beschik baar is het batig saldo dienst jaar 1889, te stellen op 204,827.78 en het saldo der geldlee ning van 1884 2,369,343.00 2,574,170,78 overlatende een ongedekt te kort ad36,589,014,44 terwyl het Ryk de beschikking heeft ver kregen of zal verkrygen over verschillende kapitalen, thans ingeschreven in de Groot boeken der Nationale Schuld ten behoeve van het Vernieuwingsfonds der Staatsspoorwegen, het Pensioenfonds en het Weduwenfonds der leges-trekkende ambtenaren, te zamén verte genwoordigende een bedrag, dat te stellen is op ongeveer ƒ8,700,000. De minister stelt zich voor te zflner tyd, nopens hetgeen met laatstbedoelde kapitalen zal moeten geschieden, een voorstel aan de goedkeuring van de Wetgevende Macht te onderwerpen. Waarscbynlyk zal dit, althans voor de twee eerstbedoelde fondsen, kunnen ingediend wor den tegeiyk met een wetsontwerp tot het aangaan van eene geldleening, hetwelk in den loop van dit jaar de Kamer zal bereiken. Het zal toch zeker geen betoog behoeven, zeide de minister, dat, waar thans 's Ryks uitgaven over de jaren 1885 tot en met 1890 de ontvangsten over die jaren met eene som van 36'/, millioen overtreffen, 's Ryks kas weldra met een aanzieniyk bedrag zal be- hooren versterkt te wordente meer, daar het zich by den tegenwoordigen staat der Indische geldmiddelen laat aanzien, dat de nog aanwezige Indische saldo's zullen be- noodigd zyn tot dekking van het op den Indischen dienst over 1891 te wachten tekort, ten gevolge waarvan in den loop van 1891 het hier te lande aanwezige saldo der Indische kas zal worden uitgeput. Door het aangaan eener leening, waarvan het juiste bedrag intusschen nog nader zal dienen te worden overwogen, zullen derhalve de begrootingstekorten tot en met 1890 be- hooren te worden gedekt. In afwachting van de te dezer zake voor te dragen regeling, wordt voorgesteld de Regee ring, als naar gewoonte, te machtigen om tot dekking van het geraamd tekort tusschen ontvangsten en uitgaven, des noodig, vlot tende schuld uit te geven tot een bedrag van 9,400,000. Door tusschenkomst van den Oud-Hoog leeraar Prof. Prins werden twee belangryke giften, afkomstig van een ongenoemde: ééne van 1000. voor het Nederlandsch Zen deling genootschap, en ééne van ƒ500.— voor de ProteBtantsche Maatschappy van Wel stand, ter hand gesteld aan den penning meester der afdeelingen Leiden van die beide genootschappen, Prof. Offerbaus. Tot tweeden predikant by de Nsd.-Herv. gem. te Workum is beroepen de heer G. H. Wagenaar cand. tot den H. Dienst alhier. Er bestaat gelegenheid tot verzending der correspondentie naar Noord-Amerika, door middel van hot stoomschip „Werkendam", van Amsterdam vertrekkende. Ten postkantore al hier moeten de brieven enz. uiteriyk morgen-, Yrydag-avond om 6.15 bezorgd zyn. De wyze van verzending behoort duideiyk op het adres vermeld te worden. Volgens een hedenmorgen by de familie alhier ontvangen telegram uit Den Haag, was de toestand van den heer Verniers van der Loeff, lid der Tweede Kamer, veel beter. Op Maandag den 29sten September a. s. zal aan het lokaal van het Provinciaal Bestuur te 's-Gravenhage worden aanbesteedhet maken van een gedeelte houten aanlegbe- schoeiing aan het jaagpad langs den Ryn onder de gemeente Leiderdorp. Raming ƒ590. D8. J. W. H. Kalkman, te Alfen aan den Ryn, heeft bedankt voor het beroep naar de Ned.-Herv. gem. te Opheusden. Met eenige zekerheid wordt bevreerd, dat tot pastoor van Noordwyk benoemd de Zeereerwaarde heer Honig, pastoor te Schip luiden. Te Noordwyker^out is benoemd tot kapelaan de heer B. P, Aalberse, van Leiden. In de <Jiste algemeene vergadering van het Batz.afsch Genootschap der proefonder vindelijke wysbegeerte te Rotterdam, werden tot leden consultanten benoemdprof. dr. V. A. Julius, te Utrecht; prof. dr. H. Kamer- lingh Onnes, te Leidendr. H. W. Bakhuis

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1