N°. 9377.
Maandag 3.45 September
A". 1890.
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit DRIE
Bladen.
1Cikeriki.
Tegen den oorlog.
Feuilleton.
GLÜCK AUF!
Leiden, 13 September.
•t&S&ss?
PRIJS DEZER COURANT:
▼•or Leiden per 8 maanden.1.10.
ffraneo per post1.40.
Afzonderlijk© Nommera0.05.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN:
Van 1—6 regole 1.05. Iedere regel meer/0.171.
Grootere lettors naar plaatsruimte. Voor het in-
caaaeeren buiten de stad wordt f 0.10 berekend.
Aan de Abonne's daarop, wordt by dit
nommer verzonden No. 51 van Kikeriki.
Door ontwikkeling en
beschaving Vrede.
In het begin van het jaar 1884 gaf de
heer Herman Holkenboer, te Bonn, eenige
circulaires in het licht, waarin hy zijne denk
beelden ontwikkelde, omtrent eene mogelijke
agitatie tegen den oorlog.
Het eerste succes, dat zijn pogen bekroonde,
waa volkomen gelijk aan dat, wat elke „be
minnelijke utopie" te beurt valt.
Met eenige welwillendheid werd dit van
„naïeve menschlievendheid getuigend streven"
als een bewijs aangemerkt voor de edele, hoe
wel dan ook geheel onpractische bedoelingen
des ontwerpers.
Trouwens, op weinig anderen uitslag mocht
het streven in den beginne hopen. Wat al
vredebonden, wat al boetpredikers, wat al
congressen zijn machteloos gebleken tegen
dien schrikkelyken geesel, den oorlog! Niets
schijnt dan ook zoo gegrond als die fatale
phrase
„De oorlog is een noodzakelijk kwaad!"
Toch nam gaandeweg de sympathie voor
■de zaak toe en schonken reeds verscheidene
mannen van naam in het buitenland hunne
adhaesie aan het plan van den heer Molkenboer.
Onbekend maakt onbemind, en waar de
leuze der voorstanders luidt: „Door ontwik
keling en beschaving Vrede!" verdient ook
hun streven meerdere bekendheid. Zij het
dan, dat men er mee sympathiseert of niet,
en hun plan eene „beminnelijke utopie" of
wel voor uitvoering vatbaar noemt.
Ziehier hoe de voorstanders redeneeren.
De hoofdvoorwaarde voor den vooruitgang
der beschaving is de vrede.
Ware het oorlog, of ware, voor den voor
uitgang der beschaving, een vrede, die af en
toe door een oorlog onderbroken werd, nood
zakelijk of onmisbaar, zoo zouden daarmee
alle begrippen van zodelykheid, elke gods
dienst, die niet leert„sla uw tegenstander
dood!" omvergeworpen en ontheiligd, de moord
der volksmenigte gewettigd zijn.
Bij gevolg: de hoofdvoorwaarde voor den
vooruitgang der beschaving is de vrede.
Roman van E. W ERNE R.
49)
„Men kan niet van my vergen", besloot
de heer Berkow, „dat ik duizenden weg
werp, om eenige arbeiders tegen een ongeluk
te beveiligen, dat mogeiyk zou kunnen ge
beuren, maar tot hiertoe nog nooit gebeurd
is. De reparatiën in de mynen moeten zich
by het hoog noodige bepalen en zich alleen
zoover uitstrekken, dat er geene staking in
de werkzaamheden ontstaat, en hiermede
basta!"
Hy stiet de deur van het mynhuis open
en scheen onaangenaam verrast, toen hy
hier de beide mijnwerkers gewaar werd, die
zijne laatste woorden waarschijnlijk zouden
gehoord hebben.
Den hoofdingenieur scheen hunne tegen
woordigheid nog meer tegen de borst te
stuiten.
„Hartman, wat doet gy hier nog boven?"
vroeg hg ontsteld.
„De hoofdopzichter heeft ons gelast, de
hesren in den mynput te vergezellen", ant
woordde Ulrich, zyne fonkelende oogen op
De volkeren, by welke heden ten dage de
beschaving het verst gevorderd is, de „Cul
tuurvolken", laten den gewichtigsten hefboom
tot behoud van den vrede ongebruikt. Zy
schenken er hunne aandacht niet aan.
Die hefboom is de opvoeding van het kind.
Geen Staat vraagt heden naar de opvoe
dingsbeginselen van het buitenland. Ieder volk
meent dat het hemelhoog boven de andere
volkeren verheven is. Intusschen zg maken
zich tevens gereed om met andere „cultuur-
volkeren" hunne geschillen zoo noodig uit te
vechten. Zy rusten zich voortdurend daartoe
ten kryg. En zoo ziet men, hoe het in werke-
lykheid met die „hemelhooge" verbeelding
geschapen staatdie verbeelding ia inbeelding,
aanmatiging, anders niets.
In werkelykheid toonen de volkeren (denk
slechts aan de overal stygende oorlogsbud
getten op welke dwaasheden hun „eultuur",
om alleen maar van eenige hoofdpunten te
spreken, te wyzen heeft.
Dat moet zeggen de voorstanders
anders worden. Het kind, by alle natiën,
wacht er op. Aan de grondbeginselen der
opvoeding ontbreekt niets meer en niets minder
dan het allernoodzakelgkste, nl. de overeen
stemming by de verschillende natiën, de
internationale eenheid.
Men denke bgv. aan het vak der historie!
Geen enkele Staat denkt er aan die inter
nationale overeenstemming in het leven te
roepen. Daarom heeft de heer Herman Mol
kenboer te Bonn het initiatief daartoe genomen.
Volgen* zyn plan dient er in 't leven ge
roepen te worden een centrale Raad, een
Permanente Internationale Raad van Opvoe
ding. In dezen Raad moeten afgevaardigden,
door de groote menigte van opvoeders in
ieder land (en hunne Regeering) benoemde, en
eventueel vrygekozen afgevaardigden bgv.
twee of drie uit iederen Staat elkander
geregeld, periodiek, ontmoeten, ten einde over
hoofdzaken, maar weldra ook over bgzaken
der opvoeding, welke geschikt zou zyn om
aan de jeugd by de verschillende volkeren
te worden gegeven, te beraadslagen.en
die telkens den hoofdinhoud zyner beraad
slagingen moet publiceeren.
Reeds is het ontwerp voor oprichting van
den Permanenten Internationalen Raad van
Opvoeding verschenen en wel in acht talen.
Het telt byna twee duizend adherenten, ten
deele opvoeders en vereenigingon van opvoe
ders van grooten naam, in achttien landen
van Europa en Amerika.
Voor de oprichting van den Raad zyn tien
duizend van verklaringen van adhaesie in
eiken Staat onontbeeriyk. Alleen door groote
getallen van adherenten in elk land zal de
mogeiykheid geboren worden, dat de keuze
der afgevaardigden voor elk land de juiste
zy en dat de adviezen van den Raad te hun
nen tgde vruchten dragen.
Hot ontwerp des heeren Molkenboer is
geenszins tegen de eene of andere regeering,
tegen een staatsvorm, tegen eene confessie
gericht.
Het houdt wel degeiyk het staatsbegrip in
eeretevens beoogt het, krachtiger dan iedere
andere poging, eene vredelievende toenadering
der Staten.
Het gaat niet uit van de eene of andere
politieke, religieuze party, het vormt een
programma op zichzelf, van zuiver paedago-
gisch karakter. Zpne verwezenlyking is, volgens
den stichter, mogeiyk, zoowel by republikein-
sche als monarchale regeeringen.
Het geldt eene patriotiek philanthropische,
geenszins eene finantiëele onderneming.
Finantiëele ondersteuning der zaak wordt,
als te begrypen is, echter zeer aanbevolen.
Zelfs roept men die in van de regeeringen,
want voor deze acht men het ontwerp van
hooge beteekenis.
In ons land heeft zich reeds eene Tereeni-
ging (secretaris de heer H. W. J. A. Schook
te Amsterdam) gevormd, die ter verwezen
lyking van baar beginsel, de volgende midde
len aanwendt of zal aanwenden
1. Het uitzenden van sprekers tot het maken
van propaganda en het vormen van afdee-
lingen.
2. Het toetsen der schóól-literatuur aan het
beginsel der Vereeniging.
3. Hot uitlokken van debat over onderwer
pen, in vorband staande met genoemd beginsel.
4. Het verspreiden van geschriften.
5. Het vestigen der aandacht van ons volk
op alles, wat er belangryks geschiedt in het
buitenland.
6. Het aanleggen eener bibliotheek.
Op eene vergadering, gehouden door hee
ren regenten van het alhier gevestigde
„Centraal Israëlietisch kinder- en doorgangs
huis" is besloten geworden dm aan mevr.
de wed. Speyer, geb. Rozenberg, te Zevenaar,
voor de tot dusverre door haar betoonde be
langstelling in dit gesticht, het beschermvrouw
schap aan te bieden en aan den heer J. M.
Schnitzler, te Rotterdam, mede voor reeds
don ouden heer Berkow gevestigd houdende.
De hoofdingenieur haalde de schouders op
en wendde zich tot zyn chef, met eene uit
drukking op het gelaat, welke duideiyk te
kennen gaf:
„Hiertoe had hy ook wel een ander kunnen
uitzoeken."
Hy zeide evenwel niets.
„Goed", verklaarde Berkow kortaf. „Gaat
maar vooruit, wy volgen u. Glück auf!"
De beide mynwerkers gehoorzaamden, doch
zoodra de heeren hen niet meer zien konden,
bleef Lorentz een oogenblik staan.
„Ulrich
„Wat wilt ge?"
„Hebt ge het gehoord?"
„Dat hy geene duizenden kan wegwerpen
om een paar arbeiders tegen een ongeluk te
beveiligen? Maar de werkzaamheden moeten
vermeerderd wordendaarvoor heeft hy hon
derd duizenden over. Nu, eigeniyk is niemand
hier beneden van zyn leven zeker en by
waagt het zyne vandaag ook min of meer.
We zullen afwachten, wie het eerst aan de
beurt is. Maak voort, Karei
IX.
Het scheen inderdaad, alsof mot den storm
van den vorigen dag de zoolang tevergeefs
te gemoet geziene lente zich haar ryk ein-
delyk had veroverdmet zulk eene toover-
achtige snelheid was het weder gedurende
den nacht veranderd. Nevel en wolken waren
spoorloos verdwenen en koude en wind als
van het aardryk weggevaagd; de toppen der
bergen verhieven zich thans zóó klaar en
duidelijk tegen den horizon, door den hel
deren zonneschyn beschenen en door de zoele
voorjaarskoeltjes omgeven, dat men nu ten
laatste de hoop mocht voeden, dat die ein-
delooze regens en stormen van de laatste
weken voorgoed voorby waren, dat er thans
een onafgebroken, blyde lente- en zomertyd
aanstaande was.
Eugénie had zich naar haar balkon begeven
en beschouwde het landschap, dat zy, nu de
nevelen waren opgetrokken, voor het eerst
in al zyn omvang kon overzien. Haar blik
vestigde zich peinzend op de bergen in het
verschiet.
Misschien herdacht zy do sombere uren,
gisteren daar boven op de hoegte doorgebracht,
misschien klonk het ruischen en waaien van
de groene dennetakken haar nog in de ooren
maar al die herinneringen werden schielyk
en plotseling door het geluid van een postil
jonshoorn in hare onmiddellyke nabyheid afge
broken; binnen weinige oogenblikken reed
zoovele diensten, door dien heer aan de stich
ting bewezen, het eerelidmaatschap. Tan me
vrouw de wed. Speyer Rozenberg is reeds
een hoogst vleiend schryven ingekomen, dat
zy zich zeer gaarne deze benoeming laat wel
gevallen.
Op dezelfde vergadering werd een woord
van lof toegebracht aan Loidens ingezetenen,
die bereids zulke ondubbelzinnige blyken van
waardeering in deze nuttige inrichting betoon
den, waardoor, indien die belangstelling zoo
blijft bestaan, dit gesticht, het eerste van dien
aard in Nederland, zonder twyfel eene schoone
toekomst te gemoet gaat.
Door het prov. kerkbestuur van Over-
ysel zyn tot de Evangeliebediening in de
Ned.-Herv. Kerk toegelaten de heeren H. J.
Rooseboom en D. P. Brans, van de Leidsche
universiteit.
Ook de Eerste Kamer zal Dinsdag 16
September eene vergadering houden en wel
des namiddags te 2 uren.
De Koningin heeft 50 geschonken aan
de Vereeniging „Nut en Termaak" der in
validen van Bronbeek.
Onder treffende blyken van belangstel
ling van de zyde van overheid en byzondere
personen, van zyne talryke oud-leerlingen en
tegenwoordige kweekelingen vierde de heer
J. A. Vrugtman gisteren zyn 40-jarig her
inneringsfeest als zangonderwyzer te Zutfen.
Voor het studiejaar 1890/91 is tot as
sistente by het oogheelkundig onderwys te
Amsterdam henoemd mej. dr. M. C. Du Saar
aldaar.
De directeur van hot Pensioenfonds voor
weduwen en weezen van burgerlyke ambte
naren brengt ter kennis van belanghebbenden,
dat een vergelykend onderzoek zal worden
gehouden van hen, die tot 2den klerk wen-
schen te worden aangesteld by den Pensioen
raad of by de directie van het Weduwenfonds
voor burgerlyke ambtenaren, op eene jaar
wedde aanvankelyk van ƒ400. Dit vergely
kend onderzoek, waartoe uitsluitend worden
toegelaten zy, wier aanvragen wegens goed
handschrift de aandacht verdienen, zal op
nader aan hen mede te deelen datum en
plaats, in het laatst dezer of zoo noodig in
do eerste dagen der volgende maand, gehou
den worden. Alle aanvragen tot toelating,
door belanghebbenden eigenhandig geschreven
op gezegeld papier, moeten by den directeur
van hot bovengenoemde pensioenfonds zyn
ingediend vóór of op 24 dezer. Men zie verder
de „Staatscourant" van 13 dezer.
eeno extrapostsjees het voorplein op en met
een kreet van vreugde en verrassing snelde
de jonge vrouw naar binnen.
„Tader!"
Het was inderdaad de baron Windeg, die
yiings uit het rytuig steeg en het huis bin
nentrad, waar zyne dochter hem reeds boven
aan de trap ontving.
Na baar huwelyk hadden zy elkander nog
niet teruggezien, en, ondanks de tegen
woordigheid der beide bedienden, die kwamen
aansnellen om den aanzienlyken gast naar
eisch te ontvangen, sloot de vader zyn kind
even hartstochteiyk in de armen, als op den
avond van haren trouwdag, toen zy in haar
reisgewaad afscheid van hem nam. De jonge
vrouw onttrok zich eindelyk zacht aan zyne
omhelzing en voerde hem met zich mede
naar haar geliefkoosd vertrek, het kleine
blauwe salon.
„Welk eene verrassing, papa!" sprak
Eugénie, stralende van blydschap en geluk.
„Ik had niet het minste vermoeden van
uwe komst!"
De baron had den arm nog altyd om haar
heengeslagen en nam nu met haar op de
sofa plaats.
(Wordt vervolgd.)