N°. 9371 JvXa.aii.clso- September. A&. 1890. <§eze dCourant wordt dagelijksmet uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Kikeriki. Moet men den paarden haksel en liaver droog of nat geven? Feuilleton. GLÜCK AUF! Leiden, 6 September. PRIJS DEZER COURANT: To«r Leiden p«* 3 maanden.1.10. Franco per poet1.40. A&onderlxjke Nommere0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Yen 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer ƒ0.171. Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het in- ceeeeercn buiten de stad wordt 0.10 berekend. Aan de Abonné's daarop, wordt by dit nommsr verzonden No. 50 van Kikeriki. Niet weinig kinderen «n ook veel grooto xcoDschen hebben de onhebbelijke gewoonte om elk hapje brood, dat ze 'a morgens aan het ontbjjt of 's avonds by het avondeten nuttigen, met eenigen irank, speciaal niet koffie, door te spoelen. Wel foei, wat staat ■dat leeiyk en ook hoe in stryd met de natuur is dat We zyn allen gewapend met tanden en kiezen, met maalwerktuigeri, die de hardste korst trotseeren, en zyn ze by geval eenigs- zins in 't ongereede geraakt, dan mogon we hen wel wat ontzien, maar niet in die mate, dat zo geheel werkeloos behoeven te 'blyven. Op hoogen leeftyd? Nu, ja, dat spreekt van zelf.; als we aan twee beenen niet meer ge noeg hebben, nemen we er een derde by; zyn een paar oogen ons te kort, dan schaffen we er ons nog een stel aan en zoo zullen we op ver gevorderden leeftyd ook wdï eenige gratie gebruiken met ons gebit, het zy door nieuwe stryders te laten aanrukken of-door de korreltjes ter zyde te leggen. Maar dat spoelen, foei, 't is om ei misse- lyk van te worden en te geiyk zeer onbeleefd en zeer ongezond. Het vocht, dat met onze spyze in den mond moet kennismaken, is hot speek sel, een product der speekselklieren, welke zich nooit onbetuigd laten in het af&mdoren van wat de natuur voorsc.hrjjft en <Se spy3- vertering krachtig ondersteunt. En niet alleen by ons, maar ook by onze landbouwdceren is dit zooook by hen speelt het speokeol eene belangryke rol. Daaruit vloeit, zelfs voor den meest onna denkende, voort, dat we dit natuuriyk vocht dan ook niet door een kunstmatig mokten doen vervangen, maar het hebben te beschou wen voor datgene, wat het werkeiyk is, nl. een hulpmiddel voor de vertering van het op genomen voedsel. Droog voer is by paarden regel, nat, uit zondering. Het kan gebeuren, dat een paard zoo van de reis komt en warm, misschien wel besweet is. Zweet verwekt dorst en leidt tot onnatuuriyk veel drinken, waarvan ern stige ongesteldheden het gevolg kunnen zijn. Om een en ander nu te voorkomen, drenke men de paarden, in het gestelde geval, by thuiskomst niet dadelyk, maar geve hun, om den dorst wat te verslaan en daardoor hen eenigszins te verkwikken, wat v o c hti g e haver, dus geen natte of in hetwaterzwem- mende. Wil men er eenig haksel by doen, er is niets tegen. Er zyn paarden, die wo gevoeglijk lekker bekken zouden kunnen noemen. Het beste is hun nooit te goed en behendig weten ze het kaf van het koren te scheiden. 'Geeft ge zul- ken exemplaren haver en haksel, dan snuffe len en blazen ze net zoo lang, tot ze de eerste opgepeuzeld 'hebben, met achterlating van het laatste. Zie, dat is niet zooals het behoort, want ook het haksel moet gonuttigd worden, niet omdat er veel voedsel inzit, maar omdat het tot het kauwen en dus 'iet bespeekseling der haver dwingt. Geeft men haver zender baksel, daG voeöt ze -niet zóó als in hot tegengestelde gevalc in 'de -eerste plaats toch «allen veel haver korrels ongekauwd ta de maag komen en ton tweede zal de haver niet voldoende worden verteerd. Do heele korrels lia de uitwerpselen der paarden zyn van een -en ander een duiöe- lijk bewys. Eaksel bij de haver ie dus noodig -en-om nu te maken, dat het -mengsel volkomen worde gegeten, maakt men het, voor de be deelde snuffelaars van «eoeven, een weif.ig nat. Daardoor kleven beide stoffen min of moer aaneen en kunnen miet van elkaar wor den gesobeiden. Dat zyn <tok de eenigste -ge vallen, waarin men van nat voer gebruik mag maken. ©roog veer, dat is de -regel en wie daarvan afwykt, doet zyn paarden te kort. Wat is. hot gevolg als we eon veulen en een .jong paard steeds nat voer geven? De weefsels var. het lichaam ontvanger, eene onnatuurlijke hoeveelheid vocht, dat wol ten laatste den omvang der lichaams aanoerkeiyk vergroot, maar geen kracht en stevigheid 6chenkt. Haffigbuiken worden op deze wyze gekweekt, met betrekkoiyk weinig kracht en zwakke spieren, pezen en banden. Door den omvang des lichaams, met name van den buik, wordt de borstholte, tegen de natuur in, kleiner en de ademhaling dientengevolge onvolkomeosr gemaakt. Kleine oorzaken hebben hier duurzame grooto gevolgen, welke de waarde der aldus behandelde paarden zeer zullen verminderen. Waarom zyn ren- en cavaierie-paarden zoo taai en onvermoeid? Omdat zo geoefend wor den, ja, maar ook omdat ze aityd droogvoer krijgen. Den eersten geeft men zoo min moge- ïyk water. Evenwel het den dieren onthouden aangenomen dat het door oefening ken gaat niet aan. Drinken is betrekkeiyk eene gewoonte, wol te veretaan veel drinken en daarom moeten we het aan do dieren over laten of ze, en hoeveel water ze willen ge bruiken. Men meene niet, dat de hoeveelheid speek sel weinig hebbe te beduiden, want het tegen deel is waar. Oordeel zelf, geachte 'lezer 1 By 1 pond droog voer komt 4 pond speeksel, by 1 pond nat voer evenwel maar '/2 pond. Als dus een peard 3 KG.'hooi eat, dan komt daarmee tegeiykertyd 12 KG. epeoksel in de maag. Met zeo'n hoeveelheid -is deze ten naaste fcy vol, want eene paardenmaag is in verhouding van de grootte van het dier zeer klein, met .grsoter dan 2- a £l/,-maal die van een greoton hond. Hieruit valt te leeren, dat men paarden niet onmiddellyk moet drenken, nadat zo gevoederd zyn, vooral mot dadelyk na hst -gebruik van haver, -omdat de maag te klein -ie -vor de opname van veel voer en veel water. Het laatste zou -oen deel van het eerste uit de maag naar de-ingewanden spoo- len vóór 'hst verteerd of althans voldoende opgelost was. De volgorde by het voeren is wel haver, hooi, water, maar het laatete geve men liefst 2 uisr na 'het hooi, opdat het effect der voe ding niet verloren ga. Nat voer beweegt zich te gomakkeiyk door de maag en de darmen en wordt d-as aan eene go6de vertering ont trokken.; -de uitwerpselen «Ier paarden bewij zen öt. Wil men hard vleesch etz spierkracht, paar den dus, én staat tot weergalooze krachts inspanning, men geve droog voer. Nat voer maakt loome, trage, zenuwachtige paarden, die voor -snelle beweging en inspannende!! arbeid ongeschikt zyn. Uit droog voer kunnen de paarden stof, zand en andere onreinheden blazen, hy -Eat voer moeten ey dezo ongerech tigheden opeten, ja met haar ook schimmel, als die zioh aan of in het voer bevindt. Paar den, die aan oene slechte spijsvertering iyden, zullen door cat veer nog meer lijdende wor den. Eegel zy en blijve: Droog voer. Kudelstaart, Sept. 1890. G. Dros. «ra vmaaMaRaMgg; Roman van E. WERNER. 39) „Hier komen we niet verder!" verklaarde Arthur, die dezelfde proef op zyne eigen ge legenheid, en dit wel met hetzelfde gevolg, had genomeD. „Wy moeten maar naar het bosch teruggaan." „Zonder den weg te kennen? Wy zullen verdwalen!" „■Waarschynlyk nietl Uit mijne jeugd her inner ik my nog zeer goed een voetpad, dat midden door h6t bosch over de hoogten naar het dal voert en den weg bovendien nog aan- merkeiyk bekort. Dit moeten wy opzoeken." Eugéme aarzelde nog, maar daar het fei telijk onmogelyk was, over den half over stroomden en door de wagensporen nog meer onbegaanbaar geworden rijweg hot landhuis weer to bereiken, bleef haar geene keus meer over. Zy volgde haren echtgenoot, die reeds links afsloeg, en binnen weinige oogenbiik- ken waren beiden in het dichte, donkore dennenwoud verdwenen. Over het dikke mos en de wortels van de boomen was het hier ten minste mogelyk, vooruit te komen, althans met voeten, welke niet al te zeer verwend waren. Voor een heer en dame echter, die alleen aan den gepolys- ten of mot tapyten belegden vloer van salons gewond waren, wie by iederen uitgang ry- tuigen en paarden ten dienste stonden en wier eenige voetreis zich bepaalde tot eene wandeling in het park, als het weder niets te wenschen overliet, leverde deze weg nog moeilykhedon genoeg op te meer op zulk een winderigen, nevelachtigen dag! Het had wel opgehouden met regenen, maar alles in het rond droop van de vochtigheid en de wolken dreigden ieder oogenbiik zich opnieuw te ontlasten. Meer dan een uur van huis verwyderd, te midden van een bosch, dat zy op goed ge luk waren ingegaan, zonder rytuig of bedien den, zonder eenige beschutting tegen wind en regen was het inderdaad een even ongewone als onaangename toestand, waarin de heer Arthur Berkow en zijne hoogwelge boren gemalin zich thans bevonden. De jonge vrouw schikte zich intussc'nen met hare gewone vastberadenheid schielijk in het onvermydelyke. Keeds bij de eerste tien schreden had zy de onmogelykheid ingezien van hare licht zyden japon en wit cache- miren boernoe te rodden, en zoo gaf zy beiden In het Paviljoen te Katwyk aan Zee is de jaarlyksche byeenkomst gehouden van de „Vereeniging van Onderwyzers en Onaerwy- zeressen in het arrondissement Leiden". De schoolopziener-voorzitter mr. J. F. Houwing herdacht in zyne openingsrede de belangryke dus kalm aan het natte mos en d9 druipende booL-.en prys en stapte moedig voort. Doch even weinig als hare kleeding voor zulk eene wandeling geschikt was, even weiDig kon deze haar tegen do guurheid van het weder beschuttenhuiverend trok zy zich den dunnen boernoe wat dichter om de schou ders en rilde onwillekeurig van de koude. Haar echtgenoot zag dit en bleef staaD. Gevoelig als hy was voor iedere verandering van weersgesteldheid, had hy, ondanks het gesloten rytuig, een mantel omgeworpen, welke hem volkomen beschutting bood. Hy deed dezen thans zwygend af en wilde hem zyne jonge vrouw omslaan, die zich echter bepaald hiertegen verzette. „Dank u! Ik heb hem volstrekt niet noodig!" „Ge hobt het immers koud?" „Niet erg. Ik ben niet zoo vatbaar voor het weder als gij!" Zonder een woord te zoggen, nam Arthur den mantel terug, maar in plaats van er zich opnieuw in te wikkelen, wierp hy hom ach teloos over den arm en stapte nu in zijne dunne gezolschapskleeding nevens haar voort. Het kostte Eugénie inspanning, hare ergernis te onderdrukken; zu wist zeivo niet recht, waarom zyne handeling haar hinderde, maar wyzigingen, sedert het vorig jaar in de Wet op het Lager Onderwys aangebracht, en de groote verdiensten van den afgetreden in specteur, den heer A. Moens. De heer C. A. Bader hield daarna eer.e voordracht over de waarde der vrye en orde- oefeningen in de gymnastiek, besprak de eischen, welke daaraan als toekomstig leer vak op de lagere school behooren gesteld te worden, en gaf den vergaderden vele prac- tische aanwijzingen en wenken, waarvan do waarde verhoogd werd door toelichtende fcee- keniDgen op het bord en de uitvoering van eenige enkelvoudige en samengestelde bewe gingen op de plaats door een zestal jongelui. Op boeiende wyze behandelde vervolgens de heer J. D. Van Wyk do geschiedenis, vorming en afleiding van een aantal woorden en uitdrukkingen, voornamelijk in het Ne- derlandsch en Fransch. Wekte de spreker door don inhoud zyner voordracht de belang stelling van zyne hoorders, door den vorm ontstond meermalen algemeens hilariteit. Levendige toejuiching was dan ook het be wys van de ingenomenheid der vergadering met deze belangwekkende rede. Na de pauze verkreeg de heer N. Brouwer het woord ter beantwoording van do door hemzelven gestelde vraag: „Mogen wy over ons Yolksonderwys tevreden zyn?" In eene met den gloed der innigste overtuiging uit gesproken improvisatie betoogde de heer Brouwer de nadeelen van het klassicaal on derwys, dat hy een noodzakelyk kwaad noemde, en wees hy op de onbevoegdheid van het meerendeel onzer schoolwetgevers en autoriteiten als oorzaak van groote on volkomenheid en instabiliteit der regeling van ons lager onderwys. Men kent de eischen en mooilykheden van dat onderwys niet, men weet niet, wat men wil en vandaar dat de resultaten vaak niet geévenredigd zyn aan de kosten er van. Hoewel sprokers woorden niet geheel onweersproken bleven, maakten zy een diepen indruk door de kern van waar heid, welke zo bevatten, en ontving de ver gadering ze met luide byvalsbetuigingen. Als leden van het bestuur werden gekozen de heeren Kuypers, te Leiden, Aartse, te Voorschoten, en Cramer, te Leiden, ter ver vanging van de aftredende en niet herkies bare heeren De Moulder, Beek en De Hondt. De keuze van de plaats tot het houden der volgende vergadering werd aan het Be stuur overgelaten. Aanwezig waron ongeveer 160 leden, waar onder oen 25-tal dames. zy had veel liever gezien dat hy zich be zorgd in den door haar versmaden mantel had gehuld, om zyne kostbare gezondheid te ontzien, dan dat hy zooals thans zich zoo roe keloos aan weer en wind had prysgegeven. Het was hare zaak, zich kalm en berede neerd in het onvermydelyke te schikken; zij kon niet begrypen hoe haar echtgenoot er toe kwam, zich mede dit recht toe te eigenen zy kon bovendien niet begrypen, hoe hy, wien reeds het denkbeeld van zulk eene wandeling door het bosch had doen ontstellen, nu de onaangenaamheden daarvan zoo licht scheen te tellen, terwyl zy reeds half en half berouw had van haar besluit. Eene windvlaag rukte hem den hoed van het hoofd en sleurde dezen mede in de diepte, waar hy niet meer te boreiken was. Kalm en gelaten zag Arthur den vluchteling na en streek zich met eene minachtende beweging het lango bruine haar van het voorhoofd. Zyn voet zonk by iederen stap diep in het natte mos en toch had die stap aan Eugénie nooit zoo vast, zoo veerkrachtig toogescbonen als hedon. Arthur's slappo, gebogen houding werd elke minuut krachtiger, hoe meer zy de groene wildernis indrongen. ]Vordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 5