0fl»fc K°. 9363. "Wijclagg 45 September k\ 18S0. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven. Belastingontwerpeu. Feuilleton. CLÜCK AUF! Leiden, 4 September. PEU8 DEZER COURANT: "Voor Leiden per 8 maanden.1.10. Franco per poet1.40. Afzonderlijke Nommen0.05. PRIJS DER ADVERTENTCEN: Van 16 regel»/1.05. Iedere regel meer/0.17f. Grootere letter» naar plaaternimte. Voor het In ca» eeeren buiten de etad wordt 0.10 berekend\ Officieel© EennisgerliiffeiL Burgemeester en Wethouders van Leiden Gezien art. 8, 1ste alinea, der Wet van den 2den Juni 1875 (Staatsblad No. 95), tot regeling van het toozicht bij het oprichten Yan inrichtingen, welke gevaar, hinder of schade kunnen veroorzaken; Brengen bij deze ter algomeene kennis dat door hen vergunning is verleend aan de directie van de NEDERL. ALBUMINEFABRIEK en rechtverkrijgen den tot het plaatsen van een tweeden stoomketel in bare fabriek aan den Kijnsburgoraingel, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectio A. No. 97G. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, BOOL, Weth., lo.-Burgemeester. 4 Sept. 1890. E. KIST, Secretaris. By do thans aan de Tweede Kamer inge diende be'.astingontwerpen wordt allereerst door de Regeering voorgesteld de grondbe lasting op de gebouwde en op de ongebouwde eigendommen te bepalen op 5 ten honderd van de belastbare opbrengst. De belasting op het gebouwde is daarby opnieuw geregeld in verband met de voorstellen om aan de gemeenten de heffing toe te staan van meer opcenten op de hoofdsom dier be lasting dan tot hiertoe. Aan de gemeenten wordt grooter aandeel in de grondbelasting gegeven. Voorgesteld wordt de verhooging der grondbelasting ten behoeve der gemeenten gepaard te doen gaan met verlaging der hoofdsom. Door 5 procent van de belastbare opbrengst als maatstaf van heffing voor het ongebouwde aan te nemen, zal do tegenwoordige hoofdsom dier belasting ad ƒ5,545,000 dalen tot ƒ4,807,334.44. De Regeering heeft hierby den weg van paraeg- natie gepaard met verlaging ingeslagen. Hierdoor kan de ongunstige finantiëele toestand van vele plattelandsgemeenten ver betering ondergaan zonder den grond zwaarder te belasten. Wordt, geiyk zal worden voorgesteld, aan de gemeenten toegestaan 60 opcenten op de hoofdsom ad 5 procent te heffen, dan zullen de gemeenten voortaan ƒ2,884,000 kunnen heffen, m plaats van, zooals nu, p. m. ƒ555,000, alzoo ƒ2,329,000 meer dan thans. De Regee ring verwacht van dezen maatregel aanzien lijke vermindering der gemeentebelastingen ten bate der bezitters van onroerend goed. Voor de ongebouwde eigendommen wordt geen hooger aantal opcenten voor de gemeenten dan voor do ongebouwde aangenomen. Het aantal opcenten ad 60 acht de Regee ring niet te hoog. De grondbelasting vermeerdert in het geheel met ƒ1,148,000, terwijl aan de gemeenten wegens de grondbelasting meer ten goede zal komen bijna ƒ3,300,000. De voorgedragen wijzigingen der gemeente wet, welke verband houden met de herziening der grond- en met eene voorgenomen herziening der persooeele belasting, strekken in de eerste plaats om te gemoet te komen aan bezwaren tegen de bestaande regeling der plaatselijke belastingen. Eene billijke verdeeling van lasten tusschen do gemeenten wenscht de minister dan ook te laten voorafgaan aan wijzigingen in het Rijksbelastingstelsel. Billijk acht zij het bij do vordeeling van lasten meer dan tot dusverre rekening te houden met het belang, hetwelk de niet- ingezetenen als eigonaars van gronden of van ondernemingen van handel en nijverheid kun nen hebben bjj tal van onderwerpen van ge- meentezorg. Ter verbetering van den onbillyken toestand wenscht de Regeering naast de te verminderen uitkeering uit de personeele belasting aan de gemeenten, ook een doel van de grondbelasting en van het patentrecht af te staan. Geheelo afstand van het personeel aan de gemeenten wenscht zjj niet, evenmin als van de grond belasting en het patent. Het aandeol wordt toegekend in den vorm van heffing van opcenten. Daartegenover vervalt hot heffen van op centen op directe belastingen door het Rjjk zelf. De gefixeerde uitkeering aan het personeel zal slechts bij werkelijke behoefte van ge- moenten worden uitgekeerd. De gemeenten krijgen bevoegdheid tot hef fing van 30 opcenten op het patentrecht, be halve van aanslagen van kleine kooplieden, vreemde schaarsljjpers en gebruikers van binnenvaartuigen. De finantiëele gevolgen voor het Rijk en de gemeenten zijn aldus geraamd, dat het Rjjk in totaal zou verliezen ongeveer f 1,975,000 en de gezamenlijke gemeenten meer zullen ontvangen 3,211,000, met wolk bedrag de hoofdelijke omslagen zullen kunnen vermin deren. Het Rijk zat het verlios kunnen lijden zonder dat oplegging van nieuwe of ver hooging van belasting noodig zal zjjn. Mocht die verwachting niet vervuld worden, dan zal zij de noodige voorstellen doen tot her stel van het evenwicht tusschen ontvangsten en uitgaven. Betreft het eerste voorstel de heffing van meerdere opcenten door de gemeenten op Rijksbelastingen, er wordt ook voorgesteld Roman, van E. WERNER, 37) „Gaan mijnheer en mevrouw samen uit rijden? Dat mag wel met een kruis in den almanak worden aangeteekend De ander lachte. „Ja, heel prettig znllen zij het wel niet vinden, maar het kan niet anders. Er moeten bezoeken in de stad wordon afgelegd bij al die hooge heerschappen, die hier onlangs te dineeren zijn geweest, en dit kan ieder toch niet op ziine eigen gelegenheid doenanders hadden zjj het zeker gedaan „Eine wonderlijke huishouding!" hernam do koetsier, het hoofd schuddende. „En dat noemen ze nu getrouwd zijn. De Hemel beware elk voor zoo'n trouwdag!" Een kwartier later zag men het rijtuig, waarin Arthur Berkow met zjjne jonge ge malin was gezeten, stadwaarts rijden. Het weer, dijt 's voormiddags vrij goed was geweest, liet zich thans zoor ongunstig aan zien. Do lucht betrok en de wind, bijna tot storm opgestoken, joeg de grauwe wolken voor zich uit, welk9 van tijd tot tyd oer.e regenbui over het reeds overvloedig gedrenkte aardrijk uitstortten. Over het geheel was het een ruw, stormachtig voorjaar, recht geschikt om stedelingen voorgoed afkoerig te maken van een verblijf op het land. Hoewel do maand Mei reeds was aangebroken, vertoon den de dorre, kale boomen in het park nog nauwelijks de eerste knoppen, terwijl de scherpe wind en koude regenvlagen tot groot verdriet van den Berkowschen tuinier den goheelen bloementuin vernielden, welken hy met zooveel moeite en inspanning op torras sen en tuinbedden had aangelegd, en zelfs iedere bloem, wolko het waagde, zich in de vrye natuur te openen, meedoogenloos neer sloegen. Bovendien waren de onbegaanbare wegen, de natte, vochtige bosschen weinig geschikt om tot eon uitstapje, zelfs in een gesloten rytuig, uit te lokken. De eene dag vóór en da andere na regen en wind, oene gryzo, betrokken lucht, in nevelen gehulde bergen, nu en dan een water achtig zonnetje, en daarbij een eenzaam, ongezellig huiselijk leven, waar geen zonno- schyn ooit do navelen verhelderde, welke al dichter eu dichter samentrokken, waar elke bl'.esom, wolke zich nog bad kunnen openen, in de koude atmosfeer van haat en bit- om nog in andere opzichten de bevoegdheid der gemeenten tot belastingheffing uit te breiden. Naast de inkomstenbelasting, welke nu met eene beperking uitdrukkeiyk in de wet zal worden toegelaten, zullen de gemeenten ook eene v^rmogem- en verteringsbelasting kunnen heffen, zoodat zy hare eigen porsoneele be lasting kutinon invoeren. Ten einde ook elders wonende belangheb bende bandelaars en ondernemers in de lasten te doen bydragen, wordt voorgosteld, om onder do plaatselyke belastingen ook eene bedryfs- belasting op te nemen met een zakeiyk ka rakter en met bevoegdheid om de inkomsten uit handel en ny verheid lager te belasten dan andere. Ook krygen de gemeenten bevoegdheid een debietrecht te heffen op den verkoop van tabak, sigaren en dranken, opdat sommige gemeenten meer voordeel kunnen trekken van het bozoek van vreemdelingen. Nog wordt voorgesteld om voortaan de in de gemeentewet bedoelde retributies niet meer als plaatselyke belastingen te beschouwen en te regelen, maar om ze op dezelfde wyze te behandelen als het onderhands verhuren, ver pachten of in gebruik geven van gemeente- eigendommen. Ook art. 254 der gemeentewet (beperking van de opbrengst eener heffing tot het bedrag der kosten) wordt afgeschaft, ten einde de ge meenten niet te beletten finantiëele vruchten to plukken van de door haar in het publiek belang beheerde inrichtingen en werken. Do Regeering acht het door Gedeputeerde Staten uit te oefenen toezicht op de tarieven dier heffingen voldoende. Eindeiyk wordt nog voorgesteld in artikel 245 gomeentewet niet meer te spreken van „hoofdverblyf." De vraag of men in zekere gemeenten steed9 in de lasten zal bydragen, zal volgens het ontwerp niet meer afhangen van de omstandigheid of men daar hoofdver blyf houdt, maar van den aard der belasting, waarin men is aangeslagen. Heeft men in de gemeente eene woning of eene lokaliteit, waar men zyn bedryf uitoefent, dan is men belastingplichtig, onverschillig of men al dan niet in de gemeente verbiyft. Is de belasting echter eene vermogens- en inkomstenbelasting, dan moet de verplichting om daarin by te dragen steunen op eene persoonlyke betrek king tusschen den belastingschuldige en de gemeente, b. v. door werkelyk verblyf in de gemeente, verblyf metterwoon in onderschei ding van eon tydelyk logeeren in hotels, loge menten of by particulieren. Rechtspersonen en vennootschappen behoo- ren naar de zienswijze der Regeering niet verplicht te worden als zelfstandige belasting schuldigen in eene inkomsten- of vermogens belasting by te dragen. Wel kunnen zy verplicht worden by te dragen in do belas tingen naar den uiterlyken staat en in de bedryfsbelasting. De lessen van het Gymnasium alhier zijn heden begonnen met 114 leerlingen. Do Promotie en Prysuitdeeling, waarvan wy gisteren gewaagden, werd door den rector geopend met deze korte rede „Hoe lang onze inrichting van ondorwys, die wy thans Gymnasium noemen, bestaan heeft, zouden wy niet met zekerheid durven zeggen, doch dit ligt in den aard der zaak en blykt ook uit hare geschiedenis, dat zy in den loop der eeuwen menige wisseling heeft onder gaan in naam, vorm en wezen. Het gere gelde jaarverslag begint eerst met 1839, en sedert vermeldt het reeds vier ingrypende veranderingen. De vorste strekking had de reorganisatie van 1845. Hot is ons voornemen niet, by deze gelegenheid over de geschiedenis van hot Gymnasium uit te weiden of in hot algemeen over het gymnasiale onderwys te spreken. Wy brengen slechts het jaar 1845 afzonderiyk in herinnering wegens ééne ge beurtenis, die voor het Leidsche Gymnasium van groet belang is geweest, en die wy met dankbaarheid moeten gedenken. In het verslag van het genoemde jaar vindt men do volgende drie feiten opgeteekend By Raadsbesluit van 8 November 1845 ih vastgesteld, dat het Collego van Curatoren voortaan uit zes leden zal zyn samengesteld waarvan drie zullen zyn leden van den Raad, do drie overigen uit de ingezetenen der stad zullen gekozen worden. By Raadsbesluit van 15 November 1845 is, op hun verzoek, ontslag uit het College van Curatoren verleend aan de heeren Prof. De Gelder, Prof. Bake en Prof. Kist. By Raadsbesluit van 29 December 1845 zyn, ter vervanging der laatst afgetreden heeren, tot Curatoren benoemd de heeren Prof. Yan der Hoeven, Prof. Juinboll en Prof. Ryke. Weldra zal het dus 45 jaren geleden zyn, Hooggeachte Heer Prof. Ryke, dat Gy als Curator van het Leidsche Gymnasium zyt opgetreden. Sta my toe, dat ik als bestuurder van het Gymnasium en als vertegenwoordiger der leeraren, van deze plaats, eenvoudig en hartelyk, U dank zeg voor alles, wat Gy in terheid bevroor, waar twee echtgenooten dat gene, wat jonggehuwden anders als het hoogste geluk beschouwen, hun ongestoord samen- zyn, eene soort van foltering achtten, welke ieder zooveel mogelyk zocht te ontvlieden het was waarlyk voldoende om de doorscby- nende bleekheid op het gelaat der jonge vrouw te verklaren, den smartelyken trek om den mond, welken geene zelf beheereching meer vermocht te verdryven, den somberen blik, waarmede zy het regenachtig landschap overzag. Zy had gemeend sterker te zyn dan nu het geval bleek. Het offer was gebracht in eene oogenblik- kelyke opwelling van moed en kinderlyke liefde, maar de uren en dagen, nadat men zulk oen offer gebracht heeft, dit iydzaam berusten in het lot, dat men zichzelf geeft, dit eerst vereisent al onzen moed, al onze zielskracht, en hoeveel Eugénie ook van beide mocht bezitten, toch kon men het haar aan zien dat do strijd nog op lange na niet vol- streden was. Haar echtgenoot, in den anderen hoek van het rytuig gedoken, en dit wol zoover moge lyk van haar verwyderd, zoodat de plooien van haar zijlen kleed nauwelijks zyn mantel aanraakten, scheen zich niet veel gelukkiger te gevoelen. Wel was zyne kleur altyd even bleek, wel waren zyne oogen even dof, was zyne houding even lusteloos geweest als thans, maar toch vertoonde zyn gelaat een trek, welken het vroeger niet had gehad, welke zich hierop eerst gedureDde de laatste vier weken had gegrift, een bitteren, somberen trek, welke niet meer voor zyne gewone onverschilligheid wilde wyken. Ook hy zag zwygend naar buiten en poogde evenmin als zy een gesprek aan te knoopen. Zy hadden elkaar heden voor het eerst ge zien, toen het rytuig hen wachtte, en by het iaatygen eenige onverschillige gezegden over het weder, den rit en het doel hiervan ge wisseld; verder had er eene doodelyke stilte tusschen hen geheerscht, welke waarschijniyk niet zou worden afgebroken, eer het rytuig in do stad stilhield, f Do rit was dus niet zeer aangenaam, en bovendien, al had men in den gesloten Gn gemakkelyken wagen niet den minsten last van het ruwe weder, zoo boden zelfs de zachte kussens geene voldoende beschutting tegen den slechten, hobbeligen weg, waarop de zware koets, ondanks do schoone en krach tige paarden, welke er waren voorgespannen, zich slechts langzaam voortbewoog. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1