DAGBLAD. N«. 8341. Maaudag: 4 Augustus. A°. 1890. feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van gon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 2 Augustus. Feuilleton. Stille wateren. PRIJB DEZER COURANT: ▼•or Leiden per 8 meenden1-10. Franco per post140. Afzonderlijke Kommen0.05. PRIJS DER ADVERTBNHEN: Tan 1—8 regels 1.08. Iedere regel meer 0.1TJ. Qrootere lettere neer pleeteruimte. Voor het ie- eeaeeeren buiten de etad wordt f 0.10 berekend. Happort van de Commissie, in de gemeente Leiderdorp gekozen en benoemd, overeenkomstig het laatste lid van art. 131 der wet van 29 Juni 1851 (Staatsblad No. 85), ter zake van de verandering der grens tusschen de gemeente Leiderdorp en de gemeente Leiden. De Commissie, bedoeld in art. 131 der Ge meentewet, en als zoodanig op den 3den April 1890 gekozen en benoemd, heeft de eer hoe ren Gedeputeerde Staten der provincie Zuid- Holland naar aanleiding van HunEdelGroot- Achtbaro missive van 7 Januari 1890 B no. 2313 (1ste afd.) G. S. no. 56 gezonden ont werp als hun gevoelen omtrent de verandering van de grens tusschen hunne gemeente en Leiden het volgende mede te deelen Het voorstel omtrent de grensverandering heeft b(j geen der leden van de Commissie instemming gevonden. Algemeen werd betreurd dat by het ont werp geen nota van toelichting werd aan getroffen, waaruit zoude kunnen blyken, welke redenen de Gedeputeerde Staten er toe hadden gebracht andermaal een ontwerp op te ma ken, waarbij, zonder te letten op natuurlijke en historische toestanden wat de grenzen betreft, een groot gedeelte van de bevolking der gemeente Leiderdorp, tegen haren zin, tot haar schade en ongemak, naar eene an dere overgaat. Het komt dor Commissie voor, dat de toe stand in de laatste 8 a 10 jaar te Leiden niet zoodanig is veranderd, dat er aanleiding zou kunnen bestaan om thans aan den drang van haar gemeentebestuur te voldoen tot uitbrei ding van haar grondgebied, waar dit in 1881 of 1S82 door de Gedeputeerde Staten niet noodig of wenscheljjk werd geacht, zooals blijkt uit hunne afwijzende beschikking op het betrekkelijk verzoek tot grensverandering. Welke dan ook de redenen mogen zijn, die uw college tot het opmaken van het ontwerp hebben geleid, de Commissie meent daarin te moeten zien een streven om in de eerste plaats de belangen der gemeente Leiden te bevorderen, als kunnende door de annexatie, al is het dan ook eerst na verloop van ver scheidene jaren, voor de gemeentekas van Leiden voordeel worden verkregen en tevens worden toegegeven aan het eerzuchtige plan van haar gemeentebestuur, Leiden tot eene groots en uitgebreide stad te maken. De Commissie, door het gemis van toelich ting niet in staat de motieven van uwe ver gadering te beoordeelen, heeft zich voorname lijk de volgende vragen gesteld: lo. Is de voorgestelde grensverandering in het finantiëel belang der gemeente Leiderdorp? 2o. Is zij dat voor de ingezetenen, wonende in het af te scheiden gedeelte? 3o. Vereischt het algemeen belang deze verandering 4o. Is grensuitbreiding voor Leiden nood zakelijk en in haar belang? De Commissie heeft deze vragen met alge meens stemmen ontkennend beantwoord. Zij meent voor deze beantwoording het volgende te moeten aanvoeren: lo. Uit de betrekkelijke berekeningen is haar gebleken, dat het af te scheiden ge deelte, zoowel aan uitkeering van het ,/l ge deelte dor personeele belasting, als aan hoof- deljjken omslag enz., voor het tegenwoordige, meer opbrengt dan het kost. Hoewel bijna de helft van de bevolking der gemeente Leiderdorp gevestigd is in dat gedeelte, hetwelk by Leiden zoude worden gevoegd, is do oppervlakte van den grond, in verhouding tot het overblijvende, gering te noemen, waaruit volgt dat de gewone kosten van wegen, politie, verlichting, brand weer enz., niet in dezelfde mate (tot do helft) te verminderen zijn. Om daarin voor het overblijvende bij voort during te voorzien, zal hot noodig zijn de belastingen te verhoogen. De Commissie zegt, in den eersten zin, uitdrukkelijk „voor het tegenwoordige", wijl haar uit den aard der zaak onbekend is, of op het nog beschikbare bouwterrein woningen zullen worden gesticht, dienstig voor meer- vermogenden, die alzoo in de hoogere klassen van den hoofdei ijken omslag zouden behooren te worden aangeslagen, terwijl zij mede niet kan beoordeelen welke gevolgen uit de ver plichte herziening der wet van 26 Juli 1885 (Staatsblad No. 169) voor de gemeente zullen voortvloeien. Wordt aan deze gemeente, krachtens ge zegde wet, eene uitkeering gedaan van f 6100 's jaare, niets bewjjst, daar het ontwerp er over zwjgt, dat daarmede na de afscheiding zal worden voortgegaan. De Oommissie moet er dan ook op aandrin gen dat, zoo het ontwerp tot wet wordt ver heven, daarin eene bepaling worde opgeno men, waarbij aan hare gemeente voortdurend eene jaarlijksche uitkeering wordt verzekerd, gelijkstaande met de tegenwoordige. Gedepu teerde Staten hebben in het ontwerp de be paling opgenomen, dat alle eigendommen, gebouwen ën werken der gemeente Leiderdorp, gelegen in het af te scheiden gedeelte, zullen overgaan aan de gemeente Leiden. Der Commissie bleek evenwel niets van eene geldelijke regeling, welke in verband met deze bepaling met de gemeente Leiden zoude worden getroffen; het zal toch zeker wel niet de bedoeling zijn, dat aan haar een daar aanwezig gebouw, tot welker Btichting do gemeente Leiderdorp in 1889 eene leening heeft gesloten, om niet worde afgestaan? Vergoeding voor de overname tot den kos- tenden prijs, acht de Commissie een eersten eisch en hoogst billijk. De Commissie meent hierdoor te hebben aangetoond dat, al wordt aan de gemeente Leiderdorp bovenbedoelde uitkeering voor immer verzekerd en aan haar voor de over name van genoemd gebouw eene billijke ver goeding gegeven, de voorgestelde grensver andering de helling van hoogere belasting zal noodzakelijk maken en alzoo finantiëel nadeel berokkenen. 2o. Hen beeft beweerd dat de voorgenomen grensverandering zoude z(jn in het belang van de ingezetenen, die van hunne tegenwoor dige gemeente zouden worden afgescheiden. De ondergeteekenden meenen, dat dit in geenen deele het geval is. Een eerste gevolg toch zoude zjjn, dat zij door de hoogere belastingen, te Leiden gehe ven, getroffen zullen worden. Eigenaren van huizen zullen de waarde daarvan zien vermindoren, mede om den be lastingdruk. Werd daardoor in andere opzich ten een betere toestand in het leven geroepen, dan zou over deze bezwaren kunnen worden heengestapt, doch te voorzien is verbetering niet, daar het van afgemeene bekendheid is, dat buitenwijken van groote steden, o. a. wat politietoezicht, reinheid enz. betreft, in den regel stiefmoederlijk worden bedeeld en zou het af te scheiden gedeelte, in vergelijking met thans te dien opzichte, in geenen deele eene betere toekomst tegemoetgaan. De Commissie meent er hierbij uitdrukkelijk op te moeten wijzen, in tegenstelling van hetgeen is gezegd in hot centraal rapport der sectiën van den Leidschen gemeenteraad, dat het gevaar van besmetting, door veronacht zaming der eischen van de hygiëne, niet uit Leiderdorp dreigt, doch te Leiden slooten worden aangetroffen, die men als brandpun ten van besmetting kan beschouwen, welke de openbare gezondheid in gevaar brengen. Mochten enkele verbeteringen onder Leider dorp nog behooren te worden aangebracht, zeker zouden zjj reeds zjjn uitgevoerd, indien eene afwijzende beslissing omtrent de grens wijziging ware genomen. Van eene inlijving zal bovendien het gevolg zjjn, dat een aantal ingezetenen van het betrokken gedeelte, die thana kiesgerechtigd zjjn, dit hun burger schapsrecht zullen verliezen. De in bovenge noemd centraal rapport aangevoerde bewering omtrent den verren afstand, dien men hoeft af te leggen om te voldoen aan de verplich tingen ten aanzien van den burgerlijken stand enz., is van luttel beteekenis, wjjl men onge veer even speedig het raadhuis te Leiderdorp als dat te Leiden kan bereiken. De Commissie vertrouwt hiermede voldoende te hebben bewezen, dat ook in het belang der betrokken ingezetenen eene grensverande ring niet gewenscht is. {Wordt vervolgd.) Gisteren werd den heer Bos, secretaris en ontvanger der gemeente Zoetermeer, bu gelegenheid zjjner 25-jarige ambtsvervulling door de ingezetenen dier gemeente eene buiten gewone verrassing bereid. Namens de ingezetenen toch werd aan dien heer eene zware massief zilveren coupe aan geboden van buitengewone grootte, staande op een prachtig met zilver gemonteerd voet stuk. Deze coupe is luisterrijk versierd met kunstig gedreven beeldwerk en ornamentiek. Op het deksel prjjkt eene gracieuze vrouwen figuur, welke, met de linkerband op het wapen van Zoetermeer rustende, derhalve die ge meente voorstelt, en met de rechterhand den jubilaris den lauwerkrans aanbiedt. Het corps is versierd met keurig uitge voerde attributen, welke betrekking hebben op den werkkring van den heer Bos, en wordt gedragen door zeer schoon gemodelleerde carriatyden. Op het voetstuk is in een fraai medaillon de inscriptie aangebracht, luidende: „De Ingezetenen van Zoetermeer aan den heer C. L. J. Bos, secretaris en ontvanger dier gemeente. 1865 1 Augustus-1890." De vorm dezer coupe en de geheele uit voering getuigen tot in de kleinste bijzonder heden van groote kunstvaardigheid en fijnen smaak, terwijl opnieuw blykt dat het zilver zich in bijzondere mate leent om door liefe lijke schakeeringen van mat, glans, niellé en vermeil, een rjjk effect te voorschijn te roepen. Het stuk is ontworpen en vervaardigd in de Kon. Ned. fabriek van de heeren J. M. Van Kempen Zonen te Voorschoten. Het bestuur der rijkstelegraaf meldt dat de telegraphische gemeenschap met alle kantoren der Argentjjnsche Republiek hersteld is. Uit het Duitsch. 7) In steeds dichter troepen stormden de bok ken ons voorbij: troepen van vijftig, honderd, tweehonderd, vierhonderd stuks, terwijl ge lijktijdig het gedreun al duidelijker in onze ooren klonk. „Daar zija zij 1" riep Butenheem, plotseling achter een rotsblok postvattend. „OpgepaBt, oom Freerik 1 Zoo mogelijk alleen de rammen geschoten 1" De raad mocht goed zijn, maar ik kon hem niet opvolgen, want ik zag nog slechts eene dichtgesloten bruine massa, die, do geheele breedte van den pas vullende, onafgebroken voortrolde. Hoe zou ik in dien stroom van bokken een enkel dier onderscheiden Ik zette het geweer af en stelde mjj tevreden met het bestudeeren van dit merkwaardige schouwspel in al zijne bijzonderheden, totdat de levende stroom langzamerhand weer zwak ker werd en ten slotte nog slechts enkele troepen voorbijstormden of in den pas terug weken voor de schoten van Butenheem, dio intnsschen geen oogen'olik had stilgezeten. ,Help mij nu ten minste de buit bergen, voordat de gieren hem ons betwisten", riep de Boer, terwijl hjj van het Poortje kwam. Om hem mijn goeden wil te toonen, vol deed ik onmiddellijk aan zjjn verzoek en hielp de geschoten dieren op een hoop dra gen. Maar het aantal gevallenen was groot, en wjj hadden nauwelijks de eerste helft bij elkaar, toen opnieuw een gedreun de lucht deed weerklinken. Wij luisterden. „Het is niets", zeide Butenheem eindelijk, terwijl h(j opnieuw een zwaren ram op den schouder nam. „De panter zal wel onder de bokken jagen." Door deze verklaring gerustgesteld, bukte ik mij eveneens om een nieuwen last op mijne schouders te nemen, maar ik ging spoedig weer rechtop staan: ik zag eene tweede kudde van den pas aankomen. „Butenheem! De bokk9n, de bokken!" riep ik verschrikt, terwijl ik meer uit instinct dan uit berekening achter oen rotsblok aan den rand van den weg sprong. Butenheem draaide zich op mijne waar schuwing om en liet haastig den bok van zijne schoudors glijden. Maar het was te laat. In het volgende oogenblik reeds had de kudde hem achterhaald. Een kort oogenblik worstelde lij met den onstuimigen stroom, toen viel hjj en ver dween, om terstond daarna op eenigen af stand nogmaals op te duiken. Onwillekeurig strekte ik als naar een drenkeling de armen uit. Maar in het volgende oogenblik was hi) alweer verdwenen. Hoe lang deze tweede stoet duurde, weet ik nietmil beheerschte slechts de gedachte, dat Butenheem tot brjj vertrapt moest zijn. Zoodra dus de stroom zwakker werd, ging ik naar de plaats, waar ik hem de laatste maal had zien opduiken. Daar vond ik hem dan ook, maar in welk een toestand 1 Hij lag met het gezicht naar beneden en geleek eer op een hoop aarde dan op een menscheiyk wezen. De rugkant van zija linnen buis en zelfs de leeren pan talon waren door de scherpe hoeven der bokken totaal verpletterd, en aan zjjn achterhoofd vond ik niets daa builen. Met inspanning van al mijne krachten droeg en sleepte ik den bewusteloozo op de hoogte van den pas en daarna naar het stille gat, waar ik hem rijkelijk met water begoot. Onder deze behandeling slaakte hjj dan ook reeds na weinige minuten een diepen zucht en kwam langzamerhand tot zichz6lven. „Gevoelt gfj u zwaar gewond, neef Aart?" vroeg ik, zoodra hij de oogen geoper.d had. „Acb, zooals men wil, oom Freerik", zuchtte de krachtige man, terwijl hjj zich trachtte op te richten. „Mjjne beenderen-zijn heel gebleven, voor het overige echter ben ik zóó getrapt, dat een geschondene zich niet ellendiger kan gevoelen.maar zjjn de anderen er nog niet?" Ik antwoordde ontkennend. „Dan is Jan niet op tjjd gekomen en zjjn zjj door de drakengang gereden. Die drom- melsche jongen I Als zij maar gelukkig geweest zijn, want onze buit is voor de baaien; de gieren talmen niet in zulke ge vallen.O! help mij toch, dat ik opzij kom te liggen." Ik voldeed aan zjjn verlangen en maakte daarna van eenige bladeren een verband, dat den gewonde goede diensten bewees. Zoo waren ongeveer anderhalf uur sedert het ongelukkige voorval verstreken. De hitte was zeer groot en onze Jan was er nog altijd niet. „Zult gij kunnen rijden, neef Aart?" vroeg ik. „Ik moet wol, oom Freerik. Hier kunnen wij niet langer blijven. Ik kom om van de I hitte." Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 9