N°. 9329. Maaudag 21 Juli. A". 1890. §eze (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van <§pn- en feestdagen, uitgegeven. Leidsche Kermis. Pciillleton. Uit de aanteekeningeu eeiier Eussisclie dame. DAGBLAD. PRTJ8 DEZER COURANT: Yw>r Leiden por 3 maanden1.10. Franco per poet1.10. Afzonderlijke Kommen0.05. PRUS DER ADVERTENTIEN: Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer ƒ0.171. Grootere letters naar plaatsruimte. Ycor liot in« casseoren buiten de stad wordt 0.10 berekond. De kermis is een echte Zigeunerin. Van oord tot oord zwerft zy steeds voort; zy schikt zich naar alio toestanden, kleedt zich in ieder gewaad, neemt alles voor lief; zy blyft nog opgewekt en vrooiyk, al ziet zy dat vroegere vrienden te voornaam zyn geworden om zich met haar in te laten, dat zy haar smadeiyk den rug toekeeren. Zoo zal zy blyren, tot het eind haror dagen. Alle instellingen hebben eon tyd van opkomst en van bloei, en wat daarna volgt behoe ven we niet te zeggen. Ook de kermis is als eene, die betere tyden heeft gekendzoo den algemeenen indruk nagaande, dien zy by haar wederkomst op ons maakt, moeten we erken nen dat het haar niet naar den vlecsche gaat. Eenmaal komt de dag, dat zy bezweken zal zpn, weggekwynd in verlatenheid, zonder dat haar oude vrienden, die aan haar toch menig genoegiyk uurtje verschuldigd waren, een vinger uitsteken om haar in 't leven te houden. Dankbaarheid is een deugd, welker zeldzaamheid vooral uitkomt wanneer men haar zou willen zien toepassen op menschen en dingen, die in een kwaden reuk zpn ge raakt, en wien men hun tekortkomingen zwaar toeweogt als een verontschuldiging voor eigen ontrouw. Op zekeren dag zal de laatste der straatkunstenmakers zyn jongleerballen hebben verpand om een broodje te koopen, en vindt geen paljas er meer aardigheid in om wat op zyn gezicht te smeren; wonder- kalveren zien nergens meer het eerste levens licht, en van de samenstelling en den smaak van poffertjes zal het publiek even weinig vertrouwbare gegevens meer hebben als de geleerden van de zwarte soep der Spartanon. Ea een of ander oudje zal dan tot zyn klein kinderen zeggenOch, ik wil niets kwaads vertellen van den togenwoordigen, en niet roomen op den ouden tydmaar toch, de menschen waren voorheen wel wat joliger dan thans. Eenmaal in het jaar haddon zy eon week van pretmaken, dat heette toen de kermis, 't Is jammer dat men daar niet meer aan doet I Onze goede Zigeunerin bekommert zich om dio toekomst nietkomen over haar de dagen van onspoed, zp aanvaardt ze met stoïcynsche kalmte. Haar motto is: Schep vreugde in 't leven, zoolang als het lampje schynt, en zy blyft trouw aan dat devies tot aan den laatsten droppel, die de pit bevochtigt. Bij onze dorpelingen verschijnt zp in do ge daante van een stuk of wat koekkramen met een eenzaam hakblok en een stap-op- en-laat-je-wegonen dat weinige is reeds in staat om de jeugd een voorstelling te geven van iets niet alledaagsch, op welks komst zp z:ch dagen vroeger voorbereidde, terwyl de volwassenen dan nog altpd hun gasten ontvangen en langs het tooneol der verma- kelpkheden rondleiden. Voor de steden haalt zp alles byeen wat van haar vroegere praal is overgebleven, vermeerderd met nieuwe vin dingen en ontdekkingen op het gebied van kunsten en wetenschappon. In de dagen, toon nog ernstige staatslieden ais Johan De "Witt het niet beneden zich achtten de ronde te doen langs de opgesmukte kramen in het Haagsche Voorhout, liet stellig geen electri- sche krachtmeter zpn uitlokkend getik hoo- ren, bliezen gee-n houten engelen aan de pof fertjeskraam aan gasvlammen uit een bazuin, en behoefde men zich nog geen moeite te geven om te bespieden hoe de verrassende ge daanteverwisseling van Galathee in haar werk gaat; de kermis was toen veel minder ge varieerd dan heden. Maar de aanzienlpken hebben haar hun belangstelling onthouden, en sedert zpn velen zich gaan verbeelden dat het tot den goeden toon behoort niet dan met de innigste minachting over de eenmaal zoo dierbare kermis te spreken. En nu zp weer haar tenten en kramen in ons midden opgeslagen heeft, zullen wy nu ook de mode volgen, en haar ternauwernood een blik waardig keuren? Misschien is het erg ouderwetsch van ons, maar nog altijd voelen we ons gedrongen haar een „welkom!" toe te roepen. We zpn weieens ondankbaar en onharte lijk ook, doch dan do3t hot ons naderhand leed, als we tot bewuatzyn van het gepleegde kwaad komen. Ten opzichte van de kermis zullen we ons voor dat zelfverwijt behoeden de groote verplichtingen, die we aan haar hadden in de dagen toen we nog wat jonger waren, toen zy ook in ons leven een ruimere plaats innam dan we openlpk durfden erken nen, beletten ons mee te doen in het koor dergenen, die haar der verachting prpsgeven en toch geen pret kunnen maken in eigen kring of op eigen terrein, zonder er een kermis bp te halen, alsdan in „kermesse" herdoopt, hetgeen eenvoudig onzin is. 't Is waar, op de „kermis" ziet men somtyds lui marcheeren, j wier beenen wat raar doen, omdat de vergunning hun te machtig werd op de „kermesse" daarentegen loopeu alle heeren en dames even .netjes, precies in de puntjes, en wordt geen enkel half glaasje meer ge bruikt dan de matigheid voorschrpft. De liedjes, die men op de „kermis" hoort, zyn niet alle maal even stichteiyk, hoewel, al3 we thans opmerken dat de muze van hot straatgezang bpzonder sterk sympathiseert met melancholi sche deunen, met een „somber kerkhof" of zoo iets er in, dan moeten we erkennen dat het weieens erger is geweest, terwpl op de „kermesse" goen enkele toon wordt vernomeD, die niet voldoet aan de strengste eischon van den meest gekuischten smaak. Doch op dat beetje na gelpkt de eerste op de laatste als een schildery van Rembrandt, met forsche verlichting, op haar photografie, dus spre kend. En als het nu maar in de mode was, het populaire volksvermaak wat aantrekkelyk te vinden, dan zou het vooreerst niet zoo'n harden stryd te voeren hebben tegen onver schilligheid en verguizing, en verder ook min der gevaar loopen het byzonder domein te worden van de lagere volksklasse, die geen gelegenheid heeft van de duurdere vermaken der meer gegoeden te profiteeren. Wellicht hebt gy nooit opgemerkt, hoeveel poëzie en hoeveel wezenlijken humor er te voorachyn treedt op het terrein van de kermis. De keurigste lichteffecten trekken de aandacht by de walmende kaarsen of petroleum-vlammen op de uitstalling van den man, die de talryke omstanders verbaasd doet staan over de goed koopheid zpnor galanteriewaren; en wie oog heeft voor de verschillende schakeeringen, die zich vertoonen in de betrekkingen van kame raadschap, van vriendschap, of van een inniger gevoel, moet zich bp herhaling bewogen te midden dier feestgangers met hun gezellinnen. Voorheen was de kermis een tyd, waarin Amor zyn meeste pylon afschootof dat nog zoo is, kunnen wp onmogelyk weten. Dat voor menig huisgezin die tyd da eeDige is, om.eens recht gezellig uit te gaan, naar de comedie of naar de feestzaal in hot Vander-Werff-park, waar onder gewone omstandigheden geen aardigheid aan is, want welke werkman loopt er zoo maar uit om pleizier te gaan maken- dat, meenen we, leert de ondervinding duidelyk genoeg. Toen schrpver dezer regelen een dertig a veertig jaren jonger was, had de kermis een niet gering aandeel in de uitbreiding onzer wetenschappelyke kennis. Byvoorbeeld op zoölogisch gebied. Op een „tableau" mot jachttaforeelen zijn leeuwen en tygers, slangen en krokodillen in natuurstaat afgebeeld, binnen de tent zullen we ze in ge vangen staat bewonderen. Aan den ingang staat een man met een konyn bp de ooren in de rechterhand, zich heesch te schreeuwen „Grando alimentation des bètes féroces," 'twelk hp dadelpk vertaalt met de f-énige hem bekende Noderlandsche klanken„Kom pin mons, de dier kaan freet!" Wolko woorden het konyn volstrekt niet verschrikken, want het herinnert zich al een half jaar dergolpke vortooningen te hebben meegemaakt, zonder tot dusver een leeuwenmaag van binnen te hebben bekeken. In onzen tpd hebben we waarschynlyk betere gelegenheden om wetenschap te beoefe nen: maar toch is de kermis voor onze ont wikkeling nog lang niet waardeloos gewor den. Zy leert ons, en wezeniyk, ook daaraan hebben we behoefte, vrooiyk zpn en joligzp vertelt ons, dat we niet moeten zitten suffen en kniezen over dingen, waaraan we tocb niets veranderen kunnen. Zy spoort ons aan om mensch te zpn met al onze medemenschen, door ook in hun genoegens te deelen. Wie dat op de rechte manier weet te doen, is een kolossalen kermiskoek meer waard dan de stroeve zedenverbeteraar, die dat alles uit den Booze noemt, en van wien de lui elkaar spottend vertellen, maar natuurlijk zonder eenigen grond, dat hij de kat in 't donker knyptl Gemengd Meuws. De zaak van Izaiic Do Koster, be- schuldigd van poging tot diefstal te Schie dam, zal op 12 Augustus, 's morgens te tien uren, voor de arrondissemonts-rechtbank te Rotterdam behandeld worden. Door de rechtbank te Utrecht is behandeld de zaak togen B. P., gedomici lieerd te Zoeterwoudo, thans te Utrecht in verzekerde bewaring, bekl. van diefstal van eendeneieren uit een boomgaard en ten nadeele van H. G., bp nacht, en gevolgd door geweld tegen een ambtenaar om bp ontdekking op heeterdaad zichzelven de vlucht mogelyk te maken, te Abkoudo-Proostdp gepleegd. Bekl. heeft in den nacht van 6 op V Mei jl., na over eene sloot gesprongen te zpn, zich toegang verschaft tot de in den boomgaard geplaatsten eendenkorf van den landbouwer H. G., waar hp overvallen is door de politie. Blykons door haar opgemaakt proces-verbaal vlug in zyne bewegingen, gelukte het hem te ontkomen, na eerst met den gemeente- j veldwachter handgemeen te zpn geweest. Bekl., die reeds voor een vroeger feit gevan genisstraf heeft ondergaan, liep in de val, Mot volle muziek trok op een schoonen zomermorgen van het jaar 1826 een garde- regiment door do nog ledige en stille straten van St.-Petersburg. Uit de benedenverdiepingen der huizen snelden volwassenen en kinderen op do straat, deels om beter den schoonen jubelmarach te kunnen hooren, wolken het muziekcorps voortreffolpk speelde, deeU om zich te kunnen vergasten aan het gezicht van den flinken troep. Ook menig aardig meisjeskopje werd aan de vensters der meer élégante gebouwen zichtbaar en blikte met onverholen belang stelling naar de slanke gestalten der offi cieren, die mot vastheid hunne rossen be teugelden. Geheel in tegenstolling met de opgewekt heid, welke zichtbaar was bij de vele toe- schouweis bp d;t militaire schouwspel, plde eene jongedame, die met het hoofd uit oen venster van ec-n ryk gemeubileerd vertrek lag,by de eeiste maten d.-r muz.ek en nadat ze een vluchtigen blik op het corps had ge worpen, met een luiden gil in esne aangren zende kamer en bedekte het schoone gelaat met de handen. Stellig waren er droeve her inneringen in haar opgekomen, want heete tranen rolden tusschen de smalle vingers door en met den uitroep: „Hoe anders was het voor een jaar! O, myn God! goc-f me kracht om dezen vreeslijken slag te dragen zonk het meisje op do knieen. Het innige gebed, dat ze opzond, scheen hare zielesmarten te verminderen, want lang zamerhand kreeg haar gelaat eene kalmere uitdrukking en het scheen alsof ze eene in geving uit lioogero sferen had ontvangen, zoo kwam er plotseling een straal van hoop op het edel gevormde gelaat. In een kostbaar gemeubileerd en met allerlei snuisteryen en mode-artikelen van de fijnste soort overladen vertrek, zat eene bejaarde dame op een fagen divan. Een kleed van zwarte zijde omhulde hare gestalte en de roodgeweende oogen blikten stijf op een blad papier, dat ze met hare blanke, aristocrati sche handen zenuwachtig heen en weer bewoog. „Mevrouw", berichtte eone dienstbode, „me juffrouw Emiïio verzoekt een kort onderhoud mo: u te mogen hebben." „Zoo vroeg reeds?" antwoordde de dame op een toon van verwondering. „Laat haar binnenkomen EmiHe, het jonge meisje, dat we straks in innig gebed verlaten hebben, opende zacht- kens do deur en trad met eene bescheiden, doch waardige houding binnen. Ze was een voudig gekleed, maar de rangschikking van haar toilet getuigde van smaak on al hare bewegingen verrieden bevalligheid en zekerheid van optreden. Emilie trad naar het vooten- eindo van den divan en de dame wendde het hoofd een weinig naar de zyde, waar zy stond, zonder nochtans hare gemakkelijke houding te laten varen. Hierin lag niets buitengewoons, want de dame was de trotsche gebiedster des huizes, het jonge meisje hare gezelschapsjuffrouw. Toch kwam er con blos op de wangen van Emilie; ze scheen door de handelwyzo van de dame zich gekrenkt te gevoelen. „Mevrouw, ik kom met een verzoek", begon ze eindelyk aarzelend. „Spreek, mejuffrouw!" „Tk verzoek ontslag uit myne betrekking in dit huis, mevrouw!" „En waarom, mejuffrouw?" „Ik ontving treurige berichten uit myne j woonplaats; men heeft my daar roodig." Zelfzuchtig zooals velen, die door het ge luk verwend zyn, achtte de dame het niet noodig om onderzoek te doen naar den kom mer van het meisje, dat sedert twee jaren haio huisgenoote was en stoeds yverig haar best had gedaan om verveling en booze luim van de gebiedster verre te houden of te verjagen. Met duidelyk merkbare gejaagdheid ant woordde ze: „En dat juist nu, mejuffrouw, nu ik in myne smart u meer dan anders zal missen, nu wilt gy my verlaten „Een droevig noodlot dwingt mij er toe, mevrouw!" fluisterde Emilie zacht. „Weet ge wat dit schryven bevat?'vroeg de dame, terwyl zy op den brief wees, welken ze nog altyd in de hand had, en welks inhoud ze ach, hoevelen malen reeds gelozen had. „Ik vermoed het; mynheer Anenkoff ver telde my gisteren dat het oordeel over da Decembristen geveld was." „Welnu, alle pogingen van onzo vrienden zijn vruchteloos geweest. Generaal L. schrijft mij dat de Czaar het vonnis van het gerechts hof genadig heeft verzacht." „Maar deze verzachting beteckentverlies

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 9