N°. 3318
A\ 1890.
§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 7 Juli.
Feuilleton.
De koning van Jeruzalem.
IDiiisdLag: .Inli.
PRIJS DEZER COURANT:
Voer Leiden per 3 maanden.1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommere0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1—6 regele 1.05. Iedere regel meer/0.174.
Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het in-
caeeeeren buiten de etad wordt 0.10 berekend.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Heden zjjn aan de universiteit alhier be
vorderd tot doctor in de rechtswetenschap,
de heeren
W. D. Van Limburgh, geb. te Rotterdam,
met academisch proefschrift, get.„Eenige
opmerkingen omtrent de rechten van den huur
der en verhuurder ingeval van faillissement"
L. M. De Laat de Kanter, geb. te Zalt-
Bommel, met academisch proefschrift, get.
„Iets over de verkiezingsmisdrjjven in Enge
land en Duitschland"
H. Matthes, geb. te Menado, met academisch
proefschrift, get.„De afzetting van den voogd"
C. M. Van Troostenburg de Bruljn, geb. te
Rembang (Java), met academisch proefschrift,
get.: „Uitzetting uit de voogd\j";
J. H. D. Schenkenberg van Mierop, geb.
te Delftshaven, met academisch proefschrift,
get. „Request civiel", en
F. W. A. Hiitschler, geb. te Bemmel (Gel
derland), met academisch proefschrift, get.
„De gekozene woonplaats".
Aan dezelfde universiteit is het doctoraal
examen in de rechtswetenschap afgelegd door
den heer L. J. Dijkstra.
De overgangs-examens van de leerlingen
der Hoogere Burgerschool voor jongens zullen
gehouden worden in h6t gebouw op de Pietvrs-
kerkgracht, op Woensdag 9 Juli a. s.
Die examens zijn verdeeld als volgt:
lste klasse. 2de klasse.
10-10'/tu. Stelkunde. Hoogd. taal.
103/4 11Eng. taal. Aardrijkskunde.
ll'/i-12 Plant-en dierk. Cijfer- en stelk.
3de klasse.
10-10'/. u. Fransche taal.
10'/, ll'/> v Nederlandsche taal.
li1/, 12 Geschiedenis.
4de klasse.
10 10'/, u. Natuurkunde enz.
10'/,-11'/, Scheikunde.
II1/, 11'/, Staatswetenschappen.
11'/,12 Boekhouden.
De tentoonstelling van teekeningen zal plaats
hebben op Donderdag, Vrijdag en Zaterdag,
10, 11 en 12 Juli.
Onze stadgenoot de heer J. Van Gelder
heeft zijn goeden naam als orgelmaker weder
flink gehandhaafd door de vervaardiging van
een orgel in de Herv. Kerk te Ginneken,
dat gisteren voor het eerst in gebruik werd
gesteld. Gelijk zoo vele andere, door den heer
Eene Weenek Hofgeschiedenis.
2)
De keizer zweeg.
„En ik zal, als gij mi) niet gehoorzaamt",
vervolgde de keizerin, „den broodkorf hooger
hangen, zooals men bij ons in Beieren zegt."
„Dat zegt men ook bjj ons te "Weenen",
antwoordde de keizer lachend, „maar, lieve,
by ons zegt men ook: waar niets is, heeft
de keizer het recht verloren, en daar hier
geen geheim te doorgronden is, zult gij ten
slotte van uw besluit moeten terugkomen."
„Dat zullen w| zien!"
De keizer nam zijne pen, onderzocht haar
op den nagel van den linkerduim en doopte
haar weer in de inkt, terwijl Carolina Augusta
boos de kamer verliet.
Denzelfden avond werd er in don hof-
schouwburg Kotzebue's blijspel „Pagenstreiche"
opgevoerd. In eene logo eerste rang zat de
gravin Adèle Mnischek, eene jonge, schoone
weduwe, dio te Weenen nooit anders genoemd
werd dan „de schoone Polin." De gravin ver
diende dezen bijnaam inderdaad, want of-
Van Gelder gebouwde orgels, onderscheidt
zich ook dit werk door een fraaien, massieven
klank, voortreffelijke intonatie en deugdelijke
constructie, zoowel in- als uitwendig. De alge
meen© goedkeuring, welke aan het nieuwe
instrument ten deel viel, moge voor den
maker de grootste voldoening zijn voor zijn
schoonen arbeid, welke van ernstig streven
in de orgelbouwkunst getuigt.
De heer A. N. Koopman, organist der
Groote Kerk te 's-Hage, door den kerkeraad
daartoe uitgenoodigd, belastte zich by de
morgen-godsdienstoefening met de inwijding
en gaf des namiddags gratis eene orgel
bespeling, welke door eene groote schare werd
bijgewoond.
Bij de heden gehouden openbare verkoo-
ping van cokes, in partijen van 50, 10 en
5 hectoliters, waren de prijzenf 27.50, 5.70
en f 2.85.
Heden ontvingen we per Fransche mail
de Indische bladen van 4 tot en met 7 Juni.
Als plaats van de volgende vergadering
der Nederlandsche Juristen-vereeniging is
Leiden aangewezen. Tot nieuwe bestuurders
werden gekozen de heeren J. J. Van Geuns,
E. E. Van Raalte en M. S. Poll.
Aan de universiteit te Freiburg i/B. is
gepromoveerd tot doctor in de geneeskunde
de heer J. W. C. Kem, geb. te Timor-Koepang
(Java), mot een academisch proefschrift, ge
titeld: „Ein Beitrag zur Kenntniss grosser
Cervikalmyome."
In de kerk der Ned.-Herv. gemeente te
Leiderdorp werd gistermorgen door ds. W. J.
Van Elden, predikant te Katwyk aan Zee,
bevestigd als leeraar dier gemeente te Leider
dorp de heer J. Nierstrasz.
Tot tekst had ds. Van Elden gekozen:
Handelingen 8 verzen 5 - 8. Na de bevestiging
zong de in vrjj grooten getale opgekomen
schare den nieuwen leeraar toe het derde
vers van den 134sten psalm.
Des namiddags te halfdrie deed ds. Nier
strasz zijne intrede en hield eene rede naar
aanleiding van 2 Timotbeus 2, vers 19, de
eerste woorden„Evenwel het vaste funda
ment Gods staat." Na het uitspreken van den
zegen werd den nieuwen leeraar toegezongen:
„Och, dat Uw geest den leeraar sterk'," enz.
By de intreerede was de kerk geheel ge
vuld door leden der Ned.-Herv. en der
Christel. Geref. gemeenten.
Op Dinsdag den 8sten Juli zal het dertig
jaren geleden zijn dat ds. H. Fortuyn, predi
kant te Meerkerk, zijn evangeliedienst aan
vaardde.
schoon de keizerstad aan den Don au ten
allon tijde bekend was om hare schoone
vrouwen, overtrof zij toch allen.
De natuur had hare gaven met kwistige
hand over haar uitgestorteene fiere, slanke,
lieve gestalte, een fijn gevormd hoofd, waarin
twee oogen fonkelden, een prachtige blauw
zwarte haartooi, eene hand, welke schilder
en beeldhouwer met geestdrift vervulde. Op
haren kleinen voet had Friedrich Von Schlegel
een vers gemaakt, en haar glimlach had czaar
Alexander eene reeks van concessies ten
gunste van Polen afgedwongen.
Na het eerste bedrijf trad een jong officier
in hare loge. Het was graaf Palffy, van de
Hongaarsche garde, die de «choone Polin
reeds sedert lang hartstochtelijk vereerde en
met volharding naar hare hand dong.
„Goeden avond, Palffl" zeide de gravin,
terwijl z(j met haren waaier speelde, „hoe
bevalt u het stuk? Het belooft amusant te
worden."
„Tot nog tee heb ik alleen naar u gezien,
schoone gravin", antwoordde de bezoeker
galant„van hetgeen op het tooneel gebeurd
is, weet ik absoluut r.iets."
„Wanneer zult gjj eindelijk verstandig
worden?"
„Zoodra gij myne vrouw zijt."
Zaterdagmiddag brachten in het gebouw
der „Loge" te 's-Gravenhage de mannen van
het onderwijs eene warme hulde aan den
afgetreden inspecteur, den hser Moens. Om
ringd door onderwijzers en onderwijzeressen
en belangstellenden in hetgeen doorhem voor
het onderwijs was verricht, nam de heer
Moens in dezen kring plaats.
De heer G. B. Lalleman, oud-hoofd eener
school, nam daarna het woord, herinnerde
in breede trekken de uitstekende diensten,
door Moens bewezen, zijn zeldzamen tact en
zjjn ijverig streven naar het doel: de volks
veredeling en volksbeschaving.
Uit naam van honderden van elke richting
bracht hjj daarom den heer Moens dank voor
hetgeen deze had gedaan en bood hem ten
slotte namens onderwijzers en onderwijze
ressen en hooggeachte vrienden een aan
denken aan als bewijs van waarde6ring en
van hulde.
Het aandenken is een beeld op marmeren
zuil. De namen van de vereerders zijn ge
schreven in een album in prachtband. De
vrienden van den lieer Moens hadden daaraan
toegevoegd een fauteuil van donkerrood flu
weel en eene bronzen pendule.
Diep bewogen voor dit bewijs van sympathie
en liefde, dankte de heer Moens; hij wees
op den nieuwen weg, welke thans voor de
onderwijzers was geopend, en eindigde met
den wensch, dat ook de onderwijzers, gelijk
spreker, erkenning mochten vinden voor hun
streven om het goede te winnen.
Velen waren diep getroffen door de uit het
hart gegrepen taal van den heer Moens, die
vervolgens van allen op de meest harieljjke
wijze afscheid nam.
De inspecteur van het middelbaar onder
wijs, dr. Van Ejjk, en de oud-schoolopziener
A. Kerdijk, werden onder de belangstellenden
opgemerkt.
Door den burgemeester te Nijmegen is
het volgende schrijven van jhr. S. M. S. De
Ranitz, adjudant en particulier secretaris van
Z. M. den Koning, ontvangen en aan de in
gezetenen bekend gemaakt
Het Loo, 2 Juli 1890.
„Ingevolge de bevelen van Hare Majesteit
de Koningin, heb ik de eer U WelEdel Gestr.
Hoogstderzelver oprechten dank te betuigen
voor de vele bemoeiingen, door u genomen bjj
gelegenheid van het bezoek van Hare Majesteit
en van Hare Koninklijke Hoogheid, Prinses
Wilhelmina, aan de stad Nijmegen.
„Hare Majesteit verzoekt U WelEdelGestr.
aan allon zoowol te Nijmegen als in do om-
„Dus nooit."
„Waarom zjjt gij zoo wreed? Verdien
ik dat?"
„Zeg mij liever, wanneer eindelijk de zoo
dikwijls aangekondigde en telkens weer uit
gestelde reis van den keizer naar Galiciö
plaats zal vinden I"
„Het schijnt, dat tegelijkertijd eene samen
komst met den czaar gehouden zal worden",
antwoordde Palffy, zoodat de beslissing niet
alleen van ons hof afhangt."
„Naar ik hoor", zeide de schoone Polin,
terwijl zij den jongen officier met haren
waaier op den arm tikte, „heeft de keizerin
besloten den keizer te vergezellen. Dit ver
andert alles. De czaar zal zoo galant zijn te
komen, zoodra de keizerin het wenscht."
„Zeker, maar zoo ver zijn wij nog niet."
„Luister, mijn vriend", ging de gravin
voort, terwijl zij hare groote zwarte oogen
op Palffy richtte, „als gij deze reis, welke
voor Galicie, voor Polen de zegenrijkste ge
volgen kan, ja moet en zal hebben, tot stand
brengt, dan.
„Adèle!"
„Het is volle ernst, maar ik geef u mijn
jawoord eerst op den dag, waarop wy in
het gevolg van den keizer Lemberg binnen
trekken."
streken en naburige gemeenten, die hebben
medegewerkt der Koningin en Harer Konink
lijke Hoogheid eene schitterende ontvangst
te bereiden, daarvoor den dank van Hare
Majesteit te willen overbrengén.
„Hare Majesteit stelt de hartelijke ontvangst
van allen en de volmaakte orde, die overal
hoerschte, op den hoogsten prijs en verzoekt
U WelEdel Gestr. met name aan die inwo
ners, welke zich buitengewone moeite gaven
hunne straten en woningen een feestelijk aan
zien te geven, de verzekering te willen geven,
dat Hare Majesteit en Hare Koninklijke Hoog
heid daarvoor in hooge mate gevoelig waren.
„Het bezoek van Hare Majesteit en Hare
Koninklijke Hoogheid aan uwe schoone stad
en prachtige omstreken heeft bij de hooge
bezoekster de aangenaamste herinneringen
achtergelaten.
„Aan allen zonder onderscheid zegt Hare
Majesteit hartelijk dank."
Naar het „D. v. Z.-H." uit vertrouw
bare bron verneemt, heeft de Fransche re
geering aan de onze medegedeeld, dat de last
is verstrekt om het status quo in het
Surinaarasch grensgebied, waarover het geschil
loopt, dat aan do uitspraak 'van een arbiter
is onderworpen, weder geheel te herstellen.
Het „H. D." zegt dat het gerucht, bet-
welk te Brussel verspreid is, als zou baron
Gencke zijn ontslag willen nemen alsNeder-
landsch gezant aan het Belgische hof, onge
grond is.
Ds. J. M. Snothlage te Haarlem heeft
het beroep naar Amsterdam aangenomen.
De Koning heeft benoemd tot ridder
lste kl. van den Gouden Leeuw van Nassau
den generaal-majoor J. H. F. graaf Du Mon-
ceau, HDs. adjudant in gewonen dienst.
Het stoomschip „Koningin Emma," van
Batavia naar Amsterdam, vertrok 5 Juli van
Padang; de „Merapi," van Batavia naar Rot
terdam, vertrok 7 Juli van Port-Saidde
„Rembrandt" is 5 Juli van Amsterdam te
Koningsbergen aangekomen; do „Rotterdam"
vertrok 5 Juli van Nieuw-York naar Am
sterdam de „Soenda," van Amsterdam naar
Batavia, passeerde 5 Juli Aden; de „Soera-
baia," van Rotterdam naar Java, passeerde
5 Juli Sagres; de „Veendam," van Rotter
dam naar Nieuw-Yoik, vertrok 6 Juli van
Boulogne-sur-Mer; de „Bantam" vertrok 6
Juli van Batavia naar Europade „Batavia,"
van Batavia naar Rotterdam, is 5 Juli Car-
voeiro gepasseerdde „Burgemeester Den
Tex," van Batavia naar Amsterdam, pas
seerde 6 Juli Perim.
„Gy maakt my naamloos gelukkig", riejr
Palffy, terwjjl hy heur hand vatte en met
kussen bedekte.
„Wees kalm, m(jn vriend, men bespiedt ons 1"
„Hoe zal ik mij bedwingen, als mijn hart
van vreugde dreigt te springen?"
„Wy zijn nog niet in Lemberg."
„Maar wjj zullen er spoedig zjjn", ant
woordde Palffy; „verlaat u op mij."
„Daar valt mjj juist iets in", riep de Polin,
om aan het gesprek eene andere wending
te geven; „weet gjj dat de keizerin boos is
op den keizer, omdat hij haar niet wist te
verklaren, waarom de Oostenrjjksche keizers
nu nog den titel van koning van Jeruzalem
dragen
„Zoo? Dat wist ik niét."
„De keizerin heeft ons allon nieuwsgierig
gemaakt", ging de schoone gravin voort, „de
vorstin Metternich heeft zelfs het staats
archief geraadpleegd."
„Waarom heeft men Gentz niet gevraagd?"
[Friedrich Yon Gentz, destijds oen der
steunpilaren der Metternichsche politiek.]
„Ook dat geschiedde, hy heeft de schouders
opgehaald evenals alle anderen. Weet gjj
er misschien iets van? Gy zjjtimmersYehuis
in deze oude histories en anekdoten?"
Wordt vervolgd.)