N'. 9317. Maandag 7 Juli. A#. 1890. Dit nommer bestaat uit VIE1! Bladen. Feuilleton. tgourant wordt dagelijks, met uitzondering van i§on- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 5 Juli. DAGBLAD PBIJS DEZEB COUBANT: Toor Leiden per S manden.1.10. Frtnoo per poet1.40. Afzonderlijke Nommera9 0.05. HTa de Lustrum-feesten. Leidsche stilte. Stilte is iets zeer betrekkelyks, maar tevens ook iets zoer verschillends. Heilig is de stilte der bedehuizen, vreedzaam de stilte van den nacht, huiveringwekkend de stilte van het donkere woud, grootsch de stilte van de natuur en akelig de thans heerschende stilte in onze veste. De vreemdeling, die enkele dagen geleden onze stad geheel en al in feestdos heeft ge zien; hy, die de ontelbare menschenmassa's, die Leidens straten doorkruisten, heeft gade geslagen, hydie herhaalde uitroepen van bewondering niet heeft kunnen bedwingen by het aanschouwen van al die pracht, van al die grootheid, van al die weelde, hier ten toon gespreid: hij voorzeker zou by al die stilte, by al deze kalmte, niet wanen in de zelfde stad te vertoeven, ware het niet dat de enkele overblyfselen van het groote feest, dat gevierd is geworden, hem hiervan het be wijs moeten leveren. Het frissche groen, waarmede de huizen waren getooid, is, voor zoover het nog niet verwyderd is, verdord, de bloemen zyn ont bladerd. De fiere, heldere Minerva, ten gevolge van het flambouwen- en vetpottenlicht als het ware met een rouwfloers overtogen, ziet, indien zy ten minste nog in het bezit van haar hoofd is, met diepe treurnis op haar uiltje neder. De hoornen, zooeven nog broederiyk aan elkander verbonden door een onafzienbaren schakel van lichten, staan op dit oogenblik moerzielig alleen en laten deemoedig de nat geregende bladeren hangen, als betreurden zy deze scheiding. Alle heilwenschen voor den bloei der Academie en voor dien van het Leidsch Studentencorps, zoo menigvuldig door vlammende lettoren aangetoond, zyn thans verwyderd en begraven in het hart van eiken oprechten Leidenaar. De lieftallige meisjeskop jes, door geheel Nederland aan onze veste voor Hoe Hees Meerhof aan eene vrouw kwam. DOOR JORAH SNEB. Slot.) Natuurlijk was er geen mensch tegen en ik naar de kampanje, waar ik de schipbreu kelingen van de kar had opgeborgen. Ik noodig ze beneden, waar alle hens voor den boeg was. Na eenig tegenstribbelen gingen ze mee en myne Griet ook. Daar hadt je de poppen aan 't dansen. Die oude opgekalefa terde jaagschuit trok haren neus een beetje op. Dat had ik in de gaten en ik dachtwacht, daar zal je van lusten. Mynheer Van Baselen en juffrouw. Daatje geloof ik.ze knikte van ja hier zie je voor je de drie redders van eer gisteren Kees Meerhof, een knappe vent. Kees keek flink uit z'n oogen, maar 't meest naar Daatje.Bram Van Lyselen, Dirk Verkout, die met mannenmoed en doodsver achting u beiden uit het water hebben ge haald. En, jongens.hier mijnheer en de juffrouw wilden jelui bedanken voor die edele daad, die heel Hellevoet overend gezet heeft! Daar begon Van Baselen als een dominee te praten.waar de man het vandaan haalde, weet ik niet, want hy was een eer zame kruidenier.maar kort en goed, het eind was, dat hy er een paar rijksdaalders voor over had, om ze een genoeglyken avond te bezorgen. Wacht, dacht ik, oude zakjesplakjer, dat gaat zoo niet. Mynheer en juffrouw, met je PBIJS DEB ADVEBTENTIEN: Van 16 regela ƒ1.05. Ieder» regel meer/O-lf* Grootere lettert naar plaateruimte. Voor het ln caeaeeren buiten de etad wordt 0.10 berekend. eene wyle afgestaan, zy zyn „verschwunden", misschien voor lang, al hopen wy ook slechts voor kort. En niet alleen dat de stad zelve zulk een plotseüngen ommekeer heeft onder gaan, maar ook by ons, hare inwoners, is eene énorm groote metamorphose tot stand gekomen. Hy, die gisteren nog was getooid met den sierlyk geplooiden kanten kraag, de schuine bevallige baret, den lossen mantel, is thans wederom gedoemd tot het styve boordje, den knellenden hoed en de nauwe jas; hy, die gisteren, liefelijk keuvelend en wandelend door boschjes en paadjes, der schoone maagd in zoete, fluisterende, maar toch zoo vurige be woordingen zyne liefde en aanbidding bekende, mag heden zyne hulde betoonen door het afnemen van zyn hoed, hiervoor beloond door eene styve buiging; hy, die, slechts heil vond in het schuimende cham- pagnevocht en soms heele flesschen, ofschoon ditmaal contant botaald, onaangeroerd- liet, diezelfde werpt thans den ongelukkïgèn „Hanri" of „Loswie" woedende blikken toe, omdat zyn „Schnitt" Dortmunder of Pilsener niet ruim genoeg is gevuld. Gisteren in bewondering voor een grootsch en prachtig vuurwerk, op het oogenblik voor het enkele pitje van eene petroleumlamp. Gisteren midden in den nacht in volle vreugd van dans en festyn, liggen wy heden op dat zelfde tydstip te droomen van hetgeen toen werkelykheid was. Al wat poëzie mocht heeten, is thans proza geworden. De schoone, geurige roos, door al wat dicht en rymelt bezongen, en vorige dagen'neu kwartje waard, wy achten haar thans onzen blik niet meer waardig; het frissche groen van Zomerzorgs weide, door duizenden schoone nimfen betreden, de liefelykste idylle, die men zich voor den geest kan tooveren, wordt thans gemaaid en veranderd in dor hooi, om als voedsel te dienen van het stomme vee. Maar waar blijf ik met deze vergelykingen; de werkelykheid roept door hare veelbetee- kende stilte ons toe: do pret is uit! Tot over vyf jaren 1 verlof, dat ik een woordje meespreek. 'Wie praat er van geld, als het leven gered is? Denkt u dat marinematrozen, al worden ze beschouwd als Jan Rap en zyn maat, met geld te betalen zyn Neen, neen! riepen er eenigen. Zoudt u denken, dat ze het leven van een mensch koopen of redden, om een avond dronken naar boord te gaan? Zoudt u denken, enfin.ik rammelde door en de slotsom van de redeneering was, dat, wilde hy iets geven, eene flesch of wat wyn voldoende waren, maar zyne dankbaarheid niet getoond behoefde te worden met een paar ryksdaalders. Wel spartelde de oude tegen; hy scheen het zoo erg niet te vinden, maar zyne doch ter. die begon anders. Ik dank u voor hetgeen gy gedaan hebt, zei ze, terwyl zy haren redders ferm de hand druktegy hebt als edele menschen ons ge holpen. Zoo erg als vader zegt, is 't niet gemeend, by is er u dankbaar voor, dat we thans nog in leven zyn. By ons in 't dorp weten we zoo weinig van de matrozen, we hooren er heel veel slechts van vertellen, maar wat ik er nu van gezien en ondervon den heb, heeft alles gewyzigd. Daar zyn ook edele menschen onder.ik weet het nu al te goed. Dat was taal. Maar in plaats dat er nou een zyn mond opendeed, stonden ze allen stom als visschen. Anders waren ze voor geen geruchtje vervaard en konden ze hun snater roeren, en nu.het leek wel eerie begrafenis aan boord. Kees, die nu beter als by de redding be merkte, dat hy een flink stuk werk voor zich Aan den 49sten verjaardag van H. K. H. Prinses Marie der Nederlanden, dochter van wyien prins Frederik en gemalin van den prins Von Wied, werd heden alhier gedacht door het uitsteken der vaderlandache driekleur van do openbare en enkele particuliere ge bouwen. Do parade van het garnizoen had, wegens het zeer ongunstige, regenachtige weder, geen doorgang. Ook te Amsterdam ging om die reden de parade niet door. Te 's-Hage wapperde uit alle gebouwon van den openbaren dienst en uit verschillende particuliere huizen de Nederlandsche driekleur. De parade werd ook daar afgelast. In de door den heer H. D. Tjeenk Wil link, te Haarlem, uitgegeven serie „Mannen 'van beteekenis in onze dagen" is verschenen eene levensbeschryving met portret van onzen stadgenoot professor dr. A. Kuenen, van de hand van dr. A. Réville. Aan den afscheidsmaaltyd, ten paleize te Brussel gegeven ter gelegenheid van de sluiting der werkzaamheden van de anti- slaverny-byeenkomst, was baron Gericke Van Herwynen, gezant van Nederland, ter rechter- zyde van Z. M. den Koning der Belgen, den koninklyken gastheer, gezeten. De aanbesteding voor het bouwen van een schouwburg in de groote zaal van het Paleis voor Volksvlyt te Amsterdam is voor- loopig uitgesteld, aangezien het bestuur van het Paleis besloten heeft, dat de verbouwing geetie reden mag zyn, dat het Paleis voortaan als gebouw voor groote tentoonstellingen ongeschikt zal worden gemaakt. Den heer Evert Breeman is opgedragen zyne plannen in dien geest te wyzigen. De kolonel-commandant van het 3de regiment huzaren, die met de ritmeesters van het corps, graaf Van Limburg Stirum, jhr. Van Tets, Van Alphen en Braams, eene oefe- ningsreis aan de oostelyke grenzen des lands heeft gemaakt, is heden met genoemde offi cieren te 's-Hage in garnizoen teruggekeerd had, was beteuterd en keek stil voor zich heen. Kom, Kees, zei ik, wat juf je; je staat net te kyken als een scheepsjongen, die voor het eerst naar de bramzaling moet; maar 't gaf niet.hy kon geen woord zeggen. hy begon te stotteren en sprak van geen dank, maar ik begreep al gauw waar de schoen wrong; de kerel was door de juffer ingepakt en stond net als een beteuterde galjoenkapitein, die een golf over zyne baadje kreeg, te kyken. Daar moest een eind aan komen. Kom, moeder, zei ik tegen myne Griet, haal eens eene flesch of wat uit het victualieruim, ik zal de glazen vast neerzetten. De kelen moeten eerst vochtig gemaakt wordendan komt er misschien gang in. Zoo gezegd, zoo gedaan. Nadat alles gereed was, nam de oude heer het woord, sprak een paar woorden, welke beter waren danhy vroeger gesproken had, en daarop aan het drinken. Alles bleef netjes en fatsoenlyk, al werd eene flesch of wat gekraakt, en dat deed me genoegen.ja, men begon vroolyk te wor den en waarlyk, die oude vent en zyne dochter begonnen zoo'n schik te krygen in de jongens, dat er aan uitscheiden niet gedacht werd. Eindelyk had Kees zyn geluid by mekaar gekregen en toen begon hy door te slaan als een blinde vink. Maar dat gaat meer met verliefde lui; ze weten niets to zeggen of ze zeggen te veel en worden wolsprekend. En dat scheen Kees te zyn geworden, want allen tegenzin en alle slechte gedachten omtrent marinematrozen scheen hy uit het hoofd van do jongedame gepraat te hebben. Of zou je en heeft het bevel over het regiment weder overgenomen uit handen van den luitenant kolonel jhr. Janssens, gedurende zyne afwe zigheid daarmede belast. Aan den bode van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Michel De Fooy werd gis teren op do meest eervolle wyze ontslag ver leend uit zyne betrekking, met ingang van 1 September a. s. Gedurende eene lange reeks van jaren heeft „Michel" zoo werd de om zyne eigenaardig heden algemeen bekende, hupsche man in de wandeling genoemd zich onderscheiden door yverige en getrouwe plichtsbetrachting. De Tweede Kamer gaf het bewys, dat zy die hoedanigheden op pry's stelde; aan De Fooy werden een fraaie fauteuil en een prachtig gou den remontoir-horloge met dito ketting tot aan denken geschonken. De Voorzitter der Kamer en de huishoudelyke commissie boden hem deze aan onder 6ene hartelyke toespraak van eerstgenoemde. Voor de verbouwing, van gemeentewege, der concertzalen te Kampen, ie ingeschreven door 15 personen. Het hoogst schreven in Jansen en Tilanus te Leeuwarden, voor ƒ44,306; het laagst K. A. v. d. Berg te Zwolle, voor ƒ32,450. Aan laatstgenoemde is het werk gegund. De minister van waterstaat, handel en nyverheid maakt bekend dat van de op 21 Juni uit Amsterdam verzonden brievenmaal voor Nederlandsch -Indië, met het verongelukte stoomschip „Prins Frederik," der maatschappy Nederland, niets is kunnen gered worden. Door den inspecteur der infanterie zyn tegen I Augustus a. s. overgeplaatst van hot 4de by het 7de regiment van het wapen de lste luitenants A. L. Klerk de Reus en H. F. C. baron Van Omphal Mulert, beiden ge detacheerd by de Ilde afdeeling der krygs- school. Het stoomschip „Prinses Marie" is 3 Juli van Amsterdam te Batavia aangekomen; de „Pilns Willem III" arriveerde 3 Juli van W.-Indié te Nieuw-Yorkde „Semarang," van Rotterdam naar Batavia, is 4 Juli van Suez vertrokken. denken dat ik niet gezien heb, dat ze mekaar een lekkeren lobbes gaven? Nou, dat zaakje was tusschen die twee al in orde. Toen het zoo wat tyd begon te worden om naar boord te gaan, kreeg Kees de uitnoe- diging eens by de ouwe heer aan te komen, om een paar dagen te passagieren by hem in het dorp. Nu kan je begrypen dat alles beklonken werd. Kees had met eere zyn tyd gediend, nam na eenigen tyd zyn ontslag en trouwde. Ik ben op de bruiloft geweest, maar die lol, die we daar gehad hebben, neen, 't was kapitaal. Eene aardige grap hebben we toen nog uit gehaald, en ik zal je. Tingeling 1 „'tls elf uren, Buikje!" klonk het nu uit de keel van den wachtdoenden politie-agent, wiens hoofd alleen zichtbaar was door de reet der deur. „'tls tyd, heeren!" „Wil je 'n taaie?" „Gauw dan, om op te drogen, want ik ben kletsnat", en met eene beweging, die dui- delyk deed merken dat de agent vroeger het oorlammokje gehanteerd had, werd de „taaie" naar binDen gegoten. „Wel te rusten!" Weg was de diender en spoedig daarna ook de gezellige bak van dien avond by Buikje. Wat ik nog meer van den ouwen provoost gehoord heb, wil ik u later weieens vertellen, als ik verneem, dat deze kleine schets u be vallen is. Adio! tot ziens!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1