wyzo jhr. Van Tots; tot do 30 jagers ba-
hoorde majoor jhr. v. d. WjJ'ek.
By den eersten wedloop waren winners
]Uit. Matelerkamp's „Buveuse" oerste, mr. Van
Geuns' „Exemplar" tweede, en kapt. Hinlo-
pen'e „Banderolle" (beryder luit. De Veer)
derde.
By don tweeden wedloop waren winners:
luit. Van Altena's „Iieady" eerste, luit. Duym's
„Victoria Crop" tweede.
HUITEN LAND.
Frankryk.
Do Kamer van Afgevaardigden beraad
slaagde Zaterdag over het rapport harer com
missie in zaken de petition der aandeelhouders
van het Panamakanaal.
De minieter Fallières zeide dat noch de
Kamer, noch de Regeering ooit de verant-
woordeiykheid zullen aanvaarden der ge
waagde finantiëele operation in die onderne
ming. De rechtbank is met de zaak gemoeid
en de liquidateurs zyn benoemd. Het recht
zal zyn loop hebben. De minister verklaarde
zich te vereonigen met de motie, houdende
dat de Kamer de conclusie van het rapport
der commissie goedkeurt Deze motie werd
aangenomen.
De heer Deloncle ondervroeg den minister
van buitenlandsche zaken omtrent de over
eenkomst tusschen Engeland en Duitschland.
waarby aan eerstgenoemde mogendheid het
beschermheerschap over Zanzibar wordt ver
leend, in stryd met de conventie van 1862.
De minister van buitenlandsche zaken ant
woordde dat de kennisgeving van het be
schermheerschap moet geschieden aan de
mogendheden, opdat deze, zoo noodig, dien
aangaande haar gevoelen aan de betrokken
regeering kunnen kenbaar maken. De Fran-
sche regeering heeft tot dusver die kennis
geving niet ontvangen. Toch meent de mi
nister reeds nu te kunnen verzekeren, dat
de Engelsche regeering de onaf hankelykheid
van den sultan van Zanzibar zal eerbiedigen.
Dit incident was hiermede afgeloopen.
Men verzekert dat in het rapport der
'nspecteurs van financiën, ten opzichte van
het „Crédit Foncier", zeker voorbehoud wordt
gemaakt. Dientengevolge heeft de minister
raad besloten den inhoud van het stuk mede
te deelen aan den heer Christophle, gouver
neur van het „Crédit Foncier", en hem een
tegen-rapport te vragen, waarin zyne opmer
kingen zyn opgenomen. Inmiddels zullen de
conclusion dor regeerings-inspecteurs geheim
gehouden worden.
Z vvitserland.
De nationale Raad te Bern verleende met
88 tegen 14 stemmen zyne goedkeuring aan
het voorstel tot fusie der Simplon-Spoorweg-
maatscbappy en den aankoop der aandeelen
door den Bond.
Italië.
Naar men meldt, zullen de koning en do
koningin in de maand October een bezoek
brengen aan het Hof te Berlijn.
De prefect van Piacenza is onverwachts
verdwenen. Men schryft dit toe aan finantiëele
ongelegenheden. Verscheidene krediet-instel
lingen moeien by zyne zaak betrokken zyn,
en de kantoren der spaarbank te Piacenza
waren 's daags na het verdwynen van den
prefect gesloten.
De ministers kwamen Zaterdag-avond by
den heer Crispi byoen, en gaven hunne goed
keuring aan het wetsontwerp betreffende de
reorganisatie der gemeenteiyke financiën. Het
ontwerp zil heden by de Kamer van Afge
vaardigden worden ingediend.
Oo -icur.-Hong.-Monarclile.
Volgens te Belgrado ontvangen bericht,
trekt Oostenryk 40,000 man in Slavonic l yeen
tot het uitvoeren van groote manoeuvres.
De onlangs nieuw gevormde kaders der
nationale militie zyn opgeroepen voor een
oefeningstydperk van 21 dagen.
Het 63ste Lustrum der Leldsehe
hoogeschool.
Hl.
De inhaling der reünisten.
Zy hebben gehoor gegeven aan de tot hen
gerichte roepstem, de voormalige voedsterlin-
gen der Alma Mater, ze zyn hier gekomen in
grooten getale uit alle oorden, uit alle deelen
van ons land; zy' hebben zich V6reenigd om
zich wederom te scharen onder de banier,
welke zy lang verlaten hebben, doch steeds
zyn trouw gebleven, de banier, welke tot zin
spreuk draagt: „Virtus, Concordia, Fides". Ze
zyn weer te zamen in de gryze Sleutelstad,
waar zy de schoonste dagen van hun leven
hebben doorgebracht, Waar zy de hechtste
banden van vriendschap, van eene blyvende
vriendschap hebben gesloten, waar zy geleefd,
geleerd en genoten hebben, waar zy den kelk
der vreugde tot den bodem toe geledigd heb
ben, waar zy zoo menigmaal het woord ge
huldigd hebben van den vorst, wiens intocht
hen thans allen hier doet verwylen, het woord
van Karei V,In myn ryk gaat de zon nooit
onder."
Met vreugdekreten werden de rookende,
stoomende afstandszwelgers begroet, die hen
hierhenen voerdenhet waren byna allen deftig
uitziende mannen, die uit de met kracht ge
opende deuren der coupó's traden; gebrilde
geleerden, ernstige staatsdienaren, diepden
kende rechters, welsprekende leden der balie,
omzichtige doctoren vulden weldra het plein
van het stationsgebouw. Het haar van velen
was vergrysd, hun tred minder vlug, de hou
ding van enkelen ietwat gebogen, maar de
guUe,hartelyke lach, die men allerwege hoorde,
bowees dat hun hart jong was gebleven, dat
ze op het oogenblik alle zorgen en alle def
tigheid hadden laten varen, dat zy weer stu
dent waren in de volle beteekenis des woords,
vroolyk, opgeruimd en immer fideel.
Telkens als er een trein met passagiers
aankwam (eene enkele maal geschiedde het
ook met een gesloten goederentrein) stegen
er uit de op het perron zich verdringende
menigte muzenzonen juichkreten op en hief
de muziek van het vierde regiment infanterie
het Io Vivat aan.
Ook de vertegenwoordigers der Parysche
studenten, die gisteren reeds in de stad waren
gekomen en hun intrek namen in het „Hotel
Csntrail" op de Breestaat, kwamen in twee
equipages, bestuurd door jockey's in rood en
wit kostuum, op het perron, waar zy in
de dames salon en de wachtkamer eersto
klasse door het Leidsch Collegium, welks gasten
zy zyn, werden ontvangen. Zy hadden hunne
banier by zich en werden by herhaling levendig
toegejuicht.
H?t perron zelf was vanwege de Hol-
landsche Spoorweg-Maatschappy ryk en keurig
versierd; langs de pilaren van de over
kapping slingers van groen en vóór en in
de wachtkamer groote groen- en bloem
stukken. Ook illumineert de Maatschappy d t
jaar op uitgebreide schaaleene kolossale
gasster aan den ingang van het stationsge
bouw on met lampions op het plein en den
Stationsweg, voor zoover haar gebied reikt.
De reünisten moeten by hunne komst
wel een goeden indruk verkregen hebben.
Harteiyk werden zy verwelkomd door do
leden van het Studentencorps, die in optocht
hier waren saamgestroomd om hun oud
broeders de hand te reiken, hun weg geno
men hebbende langs het Rapenburg,Noordeinds-
brug, Kort-Rapenburg, Paardonsteeg, Beesten
markt tot aan Zomerzorg.
En gezameniyk aanvaardden allen den terug
tocht. Een geheele trein zette zich in beweging:
eerst een eskorte veld artilleristen, daarna de
muziek van het 4de regiment infanterie, vervol
gens de pedel van het Leidsch Studentencorps
de eerewacht gevormd door de leden der Leid-
sche Studenten-Carrouselvereeniging, welke
een kranig figuur maakte; assessor I Collegii
met het corpsvaandel te paard, het Collegium,
eereleden van het Collegium, feestcommissiën,
de reünisten, vaandels en banieren der ver
schillende veieenigingen en gezelschappen,
de faculteiten met hunne banieren naar volg
orde: jmidische, medische, philosophische,
literarische, theologischeten slotte de muziek
van het 1ste regiment huzaren uit Deventer,
kapelmeester de beer H. Kareis, en eene
eskorte veldartillerie.
Overal waar de stoet zich voortbewoog,
stond langs de straten en grachten eene
onafzienbare menigte geschaard, des te meer
ook reeds in feestelyke stemming wegens het
prachtige weder, waarmede deze inhaling
werd begunstigd en waardoor de fraaie toi
letten van de overal geschaarde lieve dames
zoo goed uitkwamen.
Even over twee uren heeft men het Var.-
der-Werfpark bereikt; men volgt de heerlyk
aangelegde wandolwegen en treedt aindelyk
de feestzaal binnen.
Reeds by den ingang wordt den binnen-
tredenden de zege toegeroepen, daarby de
verzekering ontvangende dat al het goede en
voorspoedige ons te wachten staal. De woor
den boven de poort op een blauw veld ge
schreven, luiden:
„Ingrediens benedictus eris, bened etus erisque
Egrediens, domius prospers cuncta dabit."
[Wees gegroet by uw binnentreden, wees
ook gezegend by uw uitgang. De Heer zal
al het voorspoedige geven.]
Men betreedt de sierlyk aangelegde wandel
wegen tot voor het groote gebouw, dat weldra
alle reünisten zal bevatten.
Het feestgebouw
is versierd met talryke wapperende vlaggen,
de kleuren der faculteiten, van het corps, en
van onze natie voorstellende.
Op het dak pryken de wapens der ver
schillende provinciën van ons land door bloe-
menguirlandes met elkander vereenigd.
Boven den hoofdingang staat het beeld der
wetenschapin de rechterhand houdt het de
verlichtende toerts, in do linker den bundel
met vyf pylenmet den gloed van den fakkel
verlicht het het academiegebouw, dat op den
achtergrond te midden der wolken verryst, en
nog verder aanschouwen wy de gryze torens
der eeuwenoude Sleutelstad. Onder het geheel
lezen wy:
„Quacunque incedo, polls tenebras."
[Waar ik ook val, doorklief ik de wolken.
Spreuk van Karei V.]
Eindeiyk treden wy binnen; de zaal biedt
een verrassenden aanblik.
Eene groote, langwerpige zaal inGothisch-
Renaisancen styl gebouwd, vertoont zich aan
ons oog.
De zoldering, met geel afgezet, versierd met
de kwartieren der verschillende wapens van
Keizer Karei V, waaronder wy opmerkten die
van Oud-Bourgondië, van Nieuw-Bourgondië,
van Castilië en anderen allen vastgehou
den door den dubbelen adelaar.
De wanden vertoonen ons de wapens der
verschillende edelen, die zullen deelnemen aan
den blyden intocht; fluweelen antependia zyn
er aan bevestigd, waarin de letters C. R. I.
(Carolus Rex. Imperator) zyn doorweven; tal
van harnassen en volledige wapenrustingon
staan er boven, te midden van groen en
vaandels.
Aan de achterzyde van het gebouw pryken
twee schilden, waarop de jaartallen 1575 en
1890 zyn te lezen; in hun midden staat het
wapen van Leidenaan de oostzyde aanschou
wen wy het wapen der stad Nymegen
De tribunes zyn bezet met tal van belangstel
lenden, de voor-scène wordt ingenomen door
onze Leidsche jeugdige schoonen, die in tal-
ryken zyn vertegenwoordigd.
Er heerscht een algemeen gegons in de
zaal, als zoovele uitingen van levendige be
wondering.
Plotseling verstomt dit alles: de muziek
doet het corpslied hooren, dat staande door
allen mede wordt aangeheven. Het Collegiu-m
treedt binnen, met luid gejuich ontvangen.
Het neemt zyne zitplaatsen in aan de groote
tafel, te midden der maagdenry.
Daar verryst de heer Th. B. Pleyte, president
van het Leidsch Studentencorps, om al de
aanwezigen het welkom toe te roepen.
De rede tot de reünisten.
Myne heeren, eereleden, leden van het
Collegium, myne heeren oud-leden van het
Leidsch Studentencorps, leden van bevriende
corpsen, studenten en allen, die hier aan
wezig zytl
315 jaren zyn er heengestormd, zoo ving
by aan, over het hoofd der Alma Mater, die
altyd als voedster ons heeft gesteund en be
schermd drie eeuwen lang heeft zy de fakkel
in de hoogte gehouden, drie eeuwen heeft
zy met eere hare spreuk en leuze gehouden
„Quacunque incedo pello tenebras."
Wy gevoelen oprechte dankbaarheid voor
u allen, die opgekomen zyt om hulde te
brengen aan het Leidsch Studentencorps, maar
behalve die dankbaarheid heeft zich nog een
ander gevoel van ons meester gemaakt.
Wy roepen u in de eerste plaats toe een
hartelyk woord van welkom; al hebben de
burgers door hunne festoenen, door hunne
vaindels hunne blydscbap over uwe komst
getoond, wy gevoelen vreugde u allen hier
ts zien. U, die den naam gedragen hebt, die
voir ons steeds een eernaam is geweest, den
naam van Leidsch student. Juicht nu met
ons, want er is stof tot juichen! Nog steeds
staan wy aan de spits der verschillende uni
versiteiteu, nog steeds neemt onze Academie
ds eerste plaats onder hare zusteren in, de
toekomst is klaar. Maar gy zyt niet alleen
daarvoor gekomen, gy zyt ook gekomen om
te toonon, dat by een goed student het hart
steeds jong blyft.
Naast de universiteit wilt gy ons Corps
een biyk van belangstelling geven en die be
langstelling zult gy blyven toonen nu en in
de verste toekomst; aan elke roepstem, die
tot u komt, zult gy gehoorzamenwel zullen
er dan velen ontbreken, eenige leden zullen
gedecimeerd zyn, maar dan:serrez lesrangs;
velen mogen zyn gevallen, gy, overigen, blyft
op uw post; met u aan onze spits gaan wij
eene eervolle toekomst te gemoet.
Uw verleden is een waarborg voor die
toekomst I
Wy hebben nog geen lang verleden; wy
kunnen slechts zien op een tydperk van 51
jaren, maar niettemin mag het een belang
wekkend verleden genoemd worden; er is in
dat tydperk een goeden geest ontvlamd, die
zich ontwikkeld heeft tot een krachtigen
geest. Er zyn, wel is waar, bange dagen ge
weest, stormen hebben boven ons hoofd ge
loeid, maar mannen van karakter hebben die
angsten doen keeren, die stormen tot be
daren gebracht; wy hebben mannen in ons
midden gehad, die tot leuze voerden het
„Virtus, Concordia, Fides."
Trouw heeft ons nooit ontbrokenwy heb
ben ons ongeiyk bekend, indien dit aan onze
zyde was, wy hebben onze eer vooral gehand
haafd daar, waar dit noodig wa3.
Eendracht is er steeds geweest, wanneer
de eer van het Corps op het spel stondwel
zyn er kleine twisten geweest, maar deze
waren niet in staat'om een blaam op ons
corps te werpen.
Aan die twisten hebben wy de huidige
eendracht van ons Corps te dankende stryd
tusschen het „Vis Unita Fortior" en het
„Virtus, Concordia, Fides" is ten einde ge
bracht en geslecht door mannen als Robert
Fruin en Kuenen, aan wie de belangen van
bet gemeentebest waren toevertrouwd.
Van der Kaai en Haversmidt (Alias Piet
Paaltjes) hebben door hunne geestige zangen
onze daden, ons leven buiten Leidens wallen
doen weerklinken; wy hebben niet op een
zandgrond gebouwd; het jaar 1875 heeft het
reeds bewezen, het jaar 1890 zal het beves
tigen.
Als gy van ons henengaat, zult gy veel
veranderd hebben gevonden, maar de geest
van het goede zult gy behouden gebleven
vinden en deze zal blyven voortbestaan.
Nog gaf spreker een woord van welkom
ten beste aan de verschillende vertegenwoor
digers der verschillende corpsenhy noodigde
alle aanwezigen uit om met volle teugen den
beker der feestvreugde gedurende deze week
te ledigen.
Myne heeren, eindigde hy zyne boeiende,
welsprekende en vurige rede, staat thans op
van uwe zitplaatsen en laten wy deze feest-
week openen met een donderend „Iö Vivat 1"
Algemeen werd hieraan gehoor gegeven
en weldra klonk het goddelyk studentenlied,
door honderden kelen aangeheven, door de
feestzaal.
Rede namens de reünisten.
Namens de reünisten nam de heer mr. Vlie-
lander Hein, advocaat te 's-Gravenhage, het
woord.
Hy ving aan met zyne gevoelens van hulde
en bewondering te brengen aan den voorzitter
van het Leidsch Studentencorps voor de sier-
ïyke rede, zooeven uitgesprokenmaar al
ware deze rede ook al twintig malen minder
sierlyk geweest, toch zouden wy niet genoeg
onze dankbaarheid kunnen betuigen voor de
harteiyke, joviale ontvangst, ons hier te beurt
gevallengy hebt ons vereerd met eene eere
wacht, gy hebt ons gesteld onder de hoede
van het Collegium met vaandels, muziek, ge
heel opgesloten door het Corps. Zóó hebt gy
ons gevoerd door de fris9che, groene straten
van Leiden; gy wildet daarmede niet toonen
dat gy een optocht wilt geven, maar dat gy
ons als broederen beschouwt, die gy wilt bin
den aan uw eigen rif. Wy hebben by het be
schouwen dier vaandels gezien dat de voor
naamste, reeds voor lange jaren opgerichte
geselschappen zyn blyven bestaan, dat zy vei
lig zyn geweest onder uwe hoede, dat gij
trouwe beschermers zyt van de spreuk, die
in uw vaandel gegrift staat.
Wy bieden u daarmede onze gelukwen-
schingen aan.
Niet alleen de liefde voor de Universiteit
heeft ons hier te zamen gebracht, er is
ook nog eene andero reden. Wy zyn ouder,
loomer geworden, wy zyn niet meer zoo frisch,
zoo wakker als vroeger; wy zyn als het
ware een schip, dat eene vijfjarige reis heeft
gemaakthet heeft a3n stormen blootgestaan,
heeft moeten laden, heeft moeten lossen, het
heeft eene enkele maal avery bekomen en
herstel was dan noodzakelyk, het moest dan
by een kundigen bouwmeester gebracht wor
den, die het vaartuig nieuwe kracht, nieuw
leven schonk en thans tegenover ons zytgy,
studenten, de jeugdige, kundige bouwmeester