N°. 9279.
A°. 1890.
Dit nouimer bestaat uit TWEE
Bladen.
fiourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 20 Mei.
Het Roode Testament.
Woensdaa: 21 Mei.
F RUB DEZER COURANT:
Toot Leiden per 3 meenden.1.10.
Franco per post1.40.
Aizondcrlijke Nommere0.05.
Oflloieele Ken n I wgevlngen.
Oproeping van de verlofgangers der
Nationale Militie, tot het bijwonen
der Inspectie.
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
Gezien het beBluit van don heer Commissaris des
Koninga in de provincie Zuid-Holland, van den 26sten
April 1890, A. N. 1123 (2de afd.), Provinciaal blad
No. 32, houdende regeling van het onderzoek der
verlofgangers van de Militie to land;
Roepen dientengevolge op, al de binnen deze ge
meente gevestigdo verlofgangers der Militie te land,
van de lichtingen 1884, 1885, 1886, 1887, 1888 en
1889, die vóór den leten April 11. in het genot van
onbepaald verlof zijn gesteld, met uitzondering alléén
van heD, die in de maand Juni a. s. in werkelijken
dienst moeten komen, om te verschijnen in het Inva
lidenhuis (ingang door de Koppenhinksteeg, aan de
uijde van de Hooglandsche Kerkgracht). ten einde
door den heer Militie-Commissaris te worden geïn
specteerd, en wel:
de verlofgangers, behoorende tot de lichtingen van
1884, 1885 en 1886,
op Maandag den 2den Juni 1890,
des morgens te acht uren,
en die, bohoorende tot do lichtingen van 1887,
1888 en 1889,
op donzelfden dag, des morgens te tien uren;
in uniform gekleed en voorzien van de klef ding-en
uitrustingstukken, hun bij het vertrek met verlof
medegegeven, alsmede van hunne zakbookjes on van
hunne verlofpassen.
Burgemeester en Wethouders vermanen de betrok
ken verlofgangers, aan deze oproeping nauwkeurig
te beantwoorden, te zorgen dat hunne klecding en
uitrusting in goeden staat worden voorgesteld, alsook
om zieh, bij het gaan naar de plaats, voor het onder
zoek bestemd, gedurende het onderzoek en bij het
naar huis keeren, ordelijk te gedragen en a'zoo zich
to vrijwaren voor de toepassing der strafbepalingen,
vermeld bij de artt. 130, 141145 der Wet van 19
Augustus 1861 (Staatsblad No. 72), daar ongeregeld
heden als anderszins, zoolang de manschappen in
uniform zijn gekleed, worden gestraft volgens het
Crimineel Wetboek en het Reglement van krijgstucht
voor het krijgsvolk to lande.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, DE KANTER, Burgemeester.
19 Mei 1890. E. KIST, Secretaris.
Heden is aan de universiteit alhier de heer
H. P. 't Hooft, geb. te 's-Gravendeel, be
vorderd tot doctor in de rechtswetenschap,
met academisch proefschrift, getiteld: „Om-
kooping van ambtenaren."
Aan dezelfde universiteit is het doctoraal
examen in de rechtswetenschap afgelegd
door de hoeren H. E. Van Hees en J. Limburg.
Hedenmorgen werd op de begraafplaats
aan de Groenesteeg alhier ter aarde besteld
het stoffelijk overschot van wijlen den hoog
leeraar dr. E. A. Van der Burg.
Eene lange rij van vrienden en professoren
sloot zich met de leerlingen van den over
ledene op den doodenakker achter de lijk
baar bij de familiebetrekkingen aan.
De academische senaat zelf was vertegen
woordigd door den rectormagnificus en den
secretaris.
Twee groots kransen van groen en levende
bloomen dekten de lijkkist. Op de wit-satpnen
linten van den eenen krans las men„Slaap
zacht, geliefde vader", en op die van den
anderen: „Aan onzen leermeester."
Toen de kiat boven de groeve geplaatst
was, werd daarop namens het studentencorps
door den praeses van het collegium, den heer
Th. B. Pleyte, die met den heer P. Vinkhuy-
zen, als assessor, het corps vertegenwoordigde,
nog een fraaie krans gelegd, alsmede een door
den heer W. Van Bemmelen als praeses van
de faculteit der wis- en natuurkunde.
Overeenkomstig den uitdrukkelijken wensch
van den overledene werd aan zijn graf niet
gesproken. Alleen zeide de heer J. C. L. K. Van
Wely, chef van de afdeeling soldijen, schafting
en kleeding by het departement van marine,
hoofdinspecteur van administratie, toen de kist
in de groeve was neergelaten, namens de
familie dank voor de ondervonden deelneming
en de laatste eer, aan zpn zwager bewezen.
De vervolgens in de groeve gestrooide
bloemen waren overigens de zwygende ge
tuigen van de achting, welke den overledene
algemeen werd toegedragen, en bet bewys er
van, hoe diep zijn afsterven wordt betreurd.
Dr. H. J. Vinkhuyzen, te 's-Gravenbage,
herdacht gisteren het tijdstip, waarop hy vóór
25 jaren de geneeskundige loopbaan in die
gemeente betrad. Talryke blyken van belang
stelling en waardeering gaven den jubilaris
opnieuw de overtuiging hoe zyn onvermoeide
zorgen en uver door zeer velen in en buiten
zpne omgeving op hoogen prys worden gesteld.
Hedenmiddag te twee uren had te 's-Gra-
venhage de overhandiging plaats van het ge
schenk, dat op initiatief van de „Standaard"-
redactie den heer Keuchenius namens een
drieduizendtal zyner vrienden zou worden
aangeboden.
Deze plechtigheid had plaats in het „Hotel
des Indes", waar zich eene deputatie vereenigd
had, bestaande uit de heeren: mr. A. W.
Van Beek Calkoen, mr. P. W. C. P. graaf
Van Bylaudt, H. Byieveld, A. Blankers, dr. A.
Brummelkamp, prof. D. P. D. Fabius, S. baron
Van Heemstra, A. J. Hoogenbirk, W. Hovy,
M. De Jong, prof. dr. A. Kuyper, C. M. E.
Van Löben Seis, kolonel H. W. Van Marle,
P. Boodhuizen, prof. dr. Th. L. Rutgers,
jhr. mr. A. F. De Savornin Lobman (minister),
ds. P. Van Son, G. H. Thomassen a Tuesaink
v. d. Hoop, Royaards Van Doornspyck, H.
De Wilde en J. A. Wormser.
Nadat deze deputatie zich in het „Hotel
des Inde3" had verzameld, werd de heer
Keuchenius, met diie zyner hier te lande aan
wezige kinderen, in twee rytuigen afgehaald,
en te twee uren de groots ztal van het
hotel binnengeleid.
De toespraak by de overhandiging van het
geschenk werd gehouden door dr. A. Kuyper.
Die toespraak werd door den heer Keuche
nius op zeer hartelyke en minzame wpze
beantwoord.
Het geschenk bestaat uit eene keurig ge
beeldhouwde boekenkast met twee caryatiden,
voorstellende Geuzenfiguren, op de zyden en
waarboven het borstbeeld in brons van mr.
Groen Van Prinsteren prykt, opzetteiyk ver
vaardigd door den beeldhouwer Bart Van
Hove, te Amsterdam. De boekery zelve bestaat
uit eene verzameling van geschriften van
„Getuigen des Heeren" uit alle eeuwen en
alle landen, met uitsluiting van nog levende
echryvers.
Alle deze werken zpn door den boekbinder
Van Naarden in antieke banden gebonden en
over vier planken verdeeld. Onder deze vier
planken is eene diepe lade aangebracht, waarin
links een keurig gebonden exemplaar der
Heilige Schrift ligt en rechts een Album en
catalogus.
In dezen catalogus zijn de volledige titels
der boekwerken, elk op eene afzonderlyke
bladzyde, uitgeschreven, saam van een register
voorzien; terwpl in het album, gerangschikt
naar de provinciën en steden en dorpen, de
namen der schenkers in duideiyk schrift staan
opgeteekend.
Na afloop dar plechtigheid bleef men nog
eenige ooger.blikken samen waarop de heer
Keuchenius met zyne familie op gelyke wyze
als hy was gekomen, huiswaarts werd geleid.
Heden zulleD, volgens het „Haagsche
Dagblad", de legerwetton in de volle zitting
van den Baad van State in behandeling komen.
By koninkiyk besluit is, met ingang
van 16 September e. k.:
lo. aan mr. C. W. Opzoomer, op zyn ver
zoek, eervol ontslag verleend als hoogleeraar
in de faculteit der letteren en wijsbegeerte
aan de Ryksuniversiteit te Utrecht, met dank
betuiging voor de door hem gedurende vele
jaren den lande bewezen diensten
2o. benoemd tot hoogleeraar in de facul
teit der letteren en wpsbegeerte aan de Ryks
universiteit te Utrecht, om onderwus te geven
PP T.TH DER AD VERTEN TJJUN:
Van 1—6 regels 1.01. Iedere regel moer ƒ0.174.
Orootere lettere neer plaatsruimte. Voor het in-
caeseeren buiten de etad wordt 0.10 berekend.
in de geschiedenis der wysbegeerte, de logica,
de metaphysica en de zielkunde, jhr. mr. B.
H. C. K. Van der Wyck, hoogloeraar aan de
Ryksuniversiteit te Groningen;
3o. aan jhr. mr. B. H. C. K. Van der
Wyck voormeld, eervol ontslag verleend als
hoogleeraar aan de Ryksuniversiteit te Gro-
n'ngen.
By testamentaire beschikking is door
wyien vrouwe Virginie Thérése De Fremery,
geboren Herckenrath, aan de armen van
Monster 400 dollars vermaakt.
Het stoomschip „Bromo", van Rotter
dam naar Java, arriveerde 18 Mei te South
ampton de „Gelderland", van Batavia naar
Rotterdam, vertrok 19 Mei van Padangde
„Werkendam", van Amsterdam naar Nieuw-
York, passeerde 19 Mei Lizard.
Gemengd JNieraw;
Men meldt ons uit Woubruggo,
dat aldaar gistermorgen een rytuig, uit Oegst-
geest komende, te water geraakte, daar het
paard schichtig werd van een koppel ganzen.
De in het rytuig gezeten personen kwamen
door spoedige hulp met den schrik vry.
Gistermiddag h a d d e n j o n g e n s
de baldadigheid eenige jenevervaten, opge
stapeld op het open terrein aan de Witte-
de-Withstraat te Rotterdam, in brand te
steken. Hoewel de vlammen hoog opstegen
en drie spuiten spoedig aanwezig waren,
slaagden eenige agenten er in, den brand
spoedig te blusschen.
By een geneesheer te Rotter-
dam vervoegde zich eene juffrouw, voor
gevende hem over haren ziektetoestand te
willen raadplegen. Daar zp wachten moest,
wilde zij nog even eene boodschap gaan doen
zp zou spoedig terugkeeren, maar kwam niet
terug, en later bleek, dat zy eene zyden
parapluie uit de gang had meegenomen.
Het vereischte kapitaal (9 ton)
voor den herbouw van den Stadsschouwburg
te Amsterdam, werd ook gisteren nog op
verre na niet volteekend.
Uit Appelscha wordt aan het
„Hbl." van gisteren gemeld: Er is meer
volk in het veen, enkele arbeiders uit Ap
pelscha en ongeveer 100 man uit Smilde.
Het laden van schepen gaat geregeld door,
de ledige schepen komen opwaarts. Enkele
arbeiders te Smilde zpn aan het graven. De
j toestand is overigens dezelfde.
By een hevig onweder, dat op
18 dezer boven Drente woedde, is in de ge
meente Zuldwolde de boerenbehuizinge van
JPeEiilletoii.
ROMAN VAN
XATIER DE JIOMEPIV.
111)
„Neen, waarlpk niet, mynheer! Wat zou
ik er van moeten weten?"
„Was hy in den laatsten tyd niet droef
geestig of zenuwachtig opgewonden?"
„In geenen deeleHp was do vroolykheid
in persoon."
„Wat heeft hp gisteren gedaan?"
„Gisteren had hij een vrpen dag, omdat
hp verleden Zondag heeft gewerkt. Hp heeft
daarvan gebruik gemaakt om een uitstapje
naar buiten te maken."
„Waarheen zouden zy "feaan?"
„Daaromtrent hadden zp nog geen besluit
genomen."
„U was een vriend van den overledene,
nietwaar mpnheer Berrant wendde de pre
fect zich tot dezen.
„Een vriend juist niet, slechts een goede
kennis."
„Weet u ook of hy vrieDden had?"
„Neen, die had hp niet. Hy stond met al
zyne kameraden op een goeden voet, maar met
niet één ging hy bepaald vertrouwelpk om."
„Kwam er wel eens bezoek voor hem?"
„Nooit", antwoordde juffrouw Tardy.
„Was hy ook bekend met zekeren Fauvel?"
„Ik heb hem dien naam nooit hooren
noemen."
„Neen, ik ook niet", voegde Victor Ber
rant er by.
„Maar waartoe al deze vragen?" vroeg
Duvernay, die den prefect met steeds toene
mende verbazing had aangezien. Gelooft u,
dat iemand de oorzaak zou zyn van het
ongeluk, dat mpn armen jongen is óver
komen?"
„Wp kunnen uit alles slechts zelfmoord
opmaken. Deze vragen waren noodig voor de
gerechtelpke verantwoording. Wp zullen ech
ter een onderzoek instelleD, of de medaille
zich in de woning der beide ongelukkigen
bevindt."
„Kunnen wy onze arme kinderen laten
begraven, mpnheer?" vroeg Duvernay.
„Ik zal de Ipken hedenavond aan uw huis
laten bezorgen."
Deze woorden hadden nieuwe uitbarstingen
van smart, bp de moeders ten gevolge. De
diepbedroefde ouders namen een roerend af
scheid van de Ipken hunner kinderen en ver
lieten do Morgue.
XXIII.
„Welnu, Raymond", ving de prefect aan,
toen hp met zpn beambte alleen was, wat
denk je van dit alles?"
„Ik denk, mpnheer, dat wp nog altpd in
de diepste duisternis rondtasten, en dat het
een hoogst moeilpk werk is, licht over deze
zaak te verspreiden."
„Toch moet dit geheim ontsluierd worden.
Wy zullen alle krachten inspannen 1"
„Waar is het koord, waarmee de onge
lukkige aan den boom hing?"
„Ik heb het op mpn bureau, benevens de
voorwerpen, welke op de iyken gevon
den zpn."
„Wees zoo goed het mp straks ter hand
te stellen
De prefect liet een rptuig halen en reed
met Raymond naar de prefectuur terug.
„Wat kan de dryfveer zijn tot dezen dub
belen moord?" mompelde Raymond, ierwyi
hp met zpn chef wegreed.
„Die medaille van den graaf De Thonnerieux
misschien."
„Die medaille is van goud, 4at is waar,
maar de Ipken zpn overigens niet bestolen;
men heeft geld en diamanten op hen ge
vonden."
„Daaruit maak ik op, dat de moordenaar
het uitsluitend op de medaille had gemunt."
„Wat heeft hy aan die medaille?
„Denk eens na, Raymond, je kent de ge
schiedenis van die medailles, want je zoon
behoort ook tot die zes kinderen. Het testa
ment van den graaf is gestolen, de dief heeft
dus de geheele geschiedenis daarin gelezen.
Achter op de medailles staan drie woorden-
gegraveerd, welke, wanneer alle medailles
uaast elkaar liggen, de plaats aanwpzen, waar
het geld verborgen is. Welnu, niemand kan
belang by de medailles hebben, dan de dief
van het testament."
Raymond Fromental sidderde.
„Maar in dat geval zou het leven van alle
bezitters dier medailles worden bedreigd t"
riep hy angstig uit.
„Zonder twpfel."
„Dus ook myn zoon!
„Ik vrees voor hem evenzeer als voor
de ander"."
„O! die gedachte maakt mp waanzinnig
van angst. Maar neen, neen, het is bijna niet
mogeipk!"
„Integendeel, het is hoogstwaarschpnlpk."
„Ik kan uwe zienswyze niet deelen. Ik
heb altpd gedacht dat Jéröme Villard niet
schuldig kon zyn." Wordt venolgd.)