N°. 9267. Dinsdajr 6 Mei. A°. 1890. &sk§. (§eze iCourant wordt dagelijks, met uitzondering van <§pn- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommcr bestaat uit TWEE Bladen. Leiden, 5 Mei. ^Feuilleton. Het Roode Testament. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden.1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADYERTENTIEN: Van 1—6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.171. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het in* casseeren buiten do stad wordt 0.10 berekend. By beschikking van den minister van binnenlandsche zaken van 8 dezer, is voor het tijdvak van heden tot en met 31 Dec. 1890 benoemd tot derden assistent by de natuur kunde aan de Rijksuniversiteit te Leiden de heer J. P. Kuenen, doctorandus in de wie- en natuurkunde alhier. De onderofficiers-vereeniging „Door vriendschap vereenigd" alhier, gaf Zaterdag avond in het lokaal „Vondelboven", aan den Stationsweg, een huishoudeiyk feest, dat door den president, den heer De Nys, werd ge opend met eene korte toespraak, waarin hy allen een hartelyk welkom toeriep en er op wess hoe door de drukke werkzaamheden der laatste dagen, by het opkomen der mili ciens, voor de werkende leden moeilykheden ontstonden om rollen in te studeeren van een of ander tooneelstuk, waartoe de noodige tyd ontbrak, zoodat thans op het programma slechts losse voordrachten voorkwamen, waar mede men hoopte dat oveneens een genoeg- lyke avond zou kunnen worden bezorgd. Die verwachting is niet beschaamd gewor den. Afgewis6old door vele schoone muzikale voordrachten, hetzy solo's, hetzy uitgevoerd door eenige leden van het stafmuziekcorps alhier, bood het programma veel afwisseling, welke blykbaar goed in don geest der vry talryk opgekomen dames en heeren viel, want elk nommer ondervond een luid applaus en vele voordrachten moesten zelfs herhaald of door eene nieuwe opgevolgd worden. „Een vers, dat als een nachtkaars uitgaat," „De aanplakker,"—„Een straatjongenslied," „Met dames moet men galant zyn," Pary- sche dames," „Het vertrek van schoon mama," „Antiquiteiten," „Dat is me ook een dingetje," „De courantenlezers" en nog zoo veel meer waren dan ook voordrachten, geschikt om de teehoorders in «ene opgewekte stemming te brengen. Ze getuigden ander maal dat de werkende leden de kunst van voordragen uitmuntend verstaan en dat zy niettegenstaande den in den aanvang door den voorzitter uitgesproken wensch om het volgend winterseizoen mot grootere stukken te kunnen inzetten ook nu niet onbeslagen op het ys kwamen. Als gewooniyk werd de feestavond met een bal besloten. Het jongste nommer van het „"Weekblad voor Isr. Huisgezinnen" meldt het volgende De vestiging van het Centraal-Ieraëlietisch Kinder- en Doorgangshuis is thans reeds zóó ver gevorderd, dat voorloopig een zeer flink huis te Leiden is gehuurd en dadeiyk kan worden aanvaard, om kinderen daarin op te nemen. De statuten zyn koninkiyk erkend, terwyi in verschillende plaatsen zich commis sion hebben geconstitueerd om voor de zaak propaganda te makendoch om volkomen te kunnen slagen is het noodig dat in elke Israëlietische gemeente zich dergelyke com- missiën vormen, om by eventueels gevallen aanspraak te kunnen maken op den steun der inrichting. Naar men ons bericht, heeft dezer dagen bereids de benoeming plaats gehad van een binnenvader en eene binnenmoeder van het alhier te stichten genoemde doorgangshuis. De dirigeerende officier van gez. 3de kl. Ripping, thans te Venloo, zal als zoodanig naar Leiden overgeplaatst worden. By de heden gehouden openbare verkoo- ping van cokes, in partyen van 60, 10 en 5 hectoliters, waren pryzenf 27.50, f 5.70 en f 2.85. In de jongst gehouden vergadering van het Nuts-departement te Hillegom werden tot leden van het hoofdbestuur der Maatschappy gekozen de heeren: C. J. M. Dykmans, te Amsterdam, en prof. dr. W. Koster, te Hil versum. Tot bestuurslid van het departe ment werd herkozen do heer H. H. Van Waveren en tot afgevaardigden ter algemeens vergadering de heeren J. Scheltus en K. M. De Jong. De „Staatscourant" van heden meldt: Blykens een Zaterdag by het departement van koloniën ontvangen telegram van den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië, is op 29 April jl. eene vyandige bende, 200 man sterk, naby Edi (Atjeh) na een vuurge vecht verdreven. Onzerzyds werden gewond de officier van gezondheid dr. J. Van der Wal en acht mindere militairen; de vyand had zeven dooden en veertig gewonden. Men moldt uit Haarlem, dd. 3 Mei, aan de „N. R. C.": Er heerscht hier ter stede algemeene verontwaardiging over de handel- wyze van den heer Gallandat Huet. Waar hy in zyn adres zegt, dat de burge meester den Raad bevelen heeft willen geven, stelt hy de zaak geheel en al verkeerd voor, want de voorzitter heeft alleen gezegd: „dat hy bevolen had eene geheime zitting te houden." Hedenmiddag te vier uren kwamen de raads leden ten raadhuize byeen. In deze zitting werd besloten, aan Z. M. den Koning een adres te richten van den volgenden inhoud: „Geven met den meesten eerbied te kennen de ondorgeteekenden, allen leden van den Raad der gemeente Haarlem: dat ztf met leedwezen, verwondering, ver bazing en verontwaardiging hebben kennis genomen van een in een der dagbladen open baar gemaakt, door hun medelid mr. R. H. J. Gallandat Huet tot Uwe Majesteit gericht adres. Met leedwezen, omdat het daarin voor komende beweren, dat de Burgemeester zich tegenover den Raad aan machtsoverschryding zou hebben schuldig gemaakt, onjuist is, en stellig op misverstand berust. Met verwondering, omdat, zoo de heer Huet van oordeel was, dat onderwerpen aan de orde gesteld in vergaderingen met gesloten deuren, in het belang der Gemeente in het openbaar moesten behandeld worden, niets hem heeft belet, daarover langs regelmatigen weg eene beslissing van den Raad uit te lokken. Met verbazing, omdat hun tot nu toe in het minst niet is gebleken, dat de Burge meester va» Haarlem halsstarrig gedurende eene lange reeks van jaren zou hebben ge weigerd, mede te werken tot eene door de ambtenaren van 's ryks belastingen gewen- schte herziening van het rykspersoneel Met verontwaardiging eindeiyk, om dat, al hebben velen onder hen meermalen bedenkingen doen gelden tegen het finantiëel beleid van den Burgemeester, allen niette min overtuigd zyn, dat de Burgemeester nooit willens en wetens als stelsel heeft aan genomen, de vormogenden laag te be lasten, ton gevolgo waarvan de minvermo genden dubbel zware lasten moeten dragen. Zy aohten zich daarom gehouden en ver plicht, met den meesten eerbied tor kennisse van Uwe Majesteit te brengen, dat zy in geenen deele kunnen instemmen met het door hun medelid mr. R. H. J. Gallendat Huet tot Uwe Majesteit gericht adres, doch integendeel het indienen van dat adres ten zeerste betreuren. Van Uwe Majesteit de getrouwe onderdanen, Jhr. J. W. M. v. d. Pol, H. Enschedé, G. W. v. Dieren By voet, D. De Haan, C. G. Von Reeken, I. H. Stoel Az., M. O. De Kanter, J. De Clercq van Weel, J. Van Ek, N. C. Cnoop Koopmans, W. A. 't Hooft, jhr. mr. A. J. Rethaan Macaré, J. Krol, W. Stolp, A. v. d. Steur Jr., J. J. Sneltjes, J. A. Lodewyks, J. Sabelis, C. Prins Sz., jhr. mr. F. W. Van Styrum, Ed. De Lanoy, mr. Th. De Haan Hugenholtz." Van dit adres zal een afschrift worden ge zonden aan den burgemeester, den minister van binnenlandsche zaken, den commissaris des Konings in Noord-Holland en aan mr. R. H. J. Gallandat Huet. Do laatste was niet in de byeenkomst, hoewol hy eveneens was uitgenoodigd. Ook waren niet tegenwoordig de heeren F. Figée en mr. A. C. Waller, die uitlandig zyn. De burgemeester van Utrecht, mr. Boer, is, naar men meldt, hoogst ernstig ongesteld. In de zaal der sociëteit „De Phoenix", te Haarlem, was Zaterdagmiddag een groot aantal vrienden en oud-leerlingen van de rykskweekschool van onderwyzers byeenge- koinen, om den heer Van der Ley, die den dag heeft herdacht, waarop hy vóór 25 jaren - als leeraar aan die inrichting werd verbonden, hulde te brengen. O. a. waren tegenwoordig hot hoofd-, gemeenteiyk- en afdeelingsbestuur van het Ned. Onderwyzersgenootschap, de oud-inspecteur Moens, de arr.-schoolopziener Van der Ven, de directeur der gemeentelyke kweekschool van Amsterdam, de hoer Bou- man, raadsleden, hoofden van scholen, de leeraars en leerlingen van de kweekschool enz. Toen de heer Van der Ley binnentrad, werd hy met luid gejuich ontvangen. De heer J. M. Prins, hoofd eener openbare school te Leiden, nam daarop het woord om in eene welsprekende rede te schetsen, wat Van der Ley voor de kweekschool is. Warme hulde bracht hy aan de toewyding, waarmode de tegenwoordige directeur zyne taak vervult, en met de beste wensehen voor de toekomst besloot hy zyne toespraak. Daarop bood de heer Prins den heer Van der Ley, namens meer dan 200 oud-leerlingen, een prachtig zilveren theeservies en een al bum met de portretten der schenkers aan. Na hem werd het woord gevoerd door den heer Valken, namens de afd. Haarlem, en den heer Roest, namens het hoofdbestuur van het Ned. Ondorwyzers-Genootschap, door den heer Spaan namens de Haarlemsche hoofden van scholen, door den predikant Hoog en door den heer Moens. De heer Van der Ley dankte daarop in eene hartelyke rede de aanwezigen voor hunne belangstelling en voor de blyken van vriend schap en waardeering. De3 middags vereenigden zich de oud- leerlingen der kweekschool mot den heer Van der Ley en zyne gasten aan een gemeen- schappeiyken maaltyd. Betreffende de reeds meer vermelde fee3teiykheden, door de te Amsterdam geves tigde Rederykerskamer „Joost van den Vondel" SOMAN VAN XATIER DE MOXTÉPIY. 84) „Ja, myn jongen, ik had gehoopt nog lan ger bij je te kunnen blyven, maar dat is my niet mogelijk." „Is uw werk dan nog niet afgeloopen?" „Helaas, neen, en ik zal zelfs langer af wezig blyven dan ik aanvankelyk gedacht had. Ik zal eene groote rei3 in de provincie moeten maken, maar als je wilt, neem ik je vanavond mee naar Parys." „Naar Parys!" riep Paul uit, wien het denkbeeld, „Le Petit-Castel" te moeten ver laten, reeds schrik aanjoeg. „Wilt u dan, dat ik het buitenleven vaarwel zal zeggen?" „Wel, je verveelt je immers hier?" „Ik zou my te Parys nog meer vervelen, wanneer u niet by my zyt." „Je hebt toch je kennisse» te Parys. Je kunt er dagelyks met je vriend Fabien De Chatelux en onze lieve beschermster, de gravin, bezoeken?" „Neen, neen, vader, dat met, ik blyf liever hier." „En deze eenzaamheid. „Bevalt my beter dan dat leven te Parys." „Hy verbergt my iets", dacht Raymond; „hy wil Créteil niet verlaten en toch verveelt hy er zich." „Als u toch niet by my kunt zyn, vader, dan ben ik liever hier dan te Parys. Ons huisje te Créteil is veel lichter en aange namer dan onze sombere woning in de rue Saint-Louis." „Zooals je verkiest, myn jongen, maar toch wil ik, dat je vanavond met mij naar Parys terug zult keeren." „Waarom, vader?" „Omdat ik een dokter over je gezondheids toestand wil raadplegen." „Een dokter?" herhaalde Paul verwonderd. „Ja, een zeer geleerd man, een Ameri- kaansche specialiteit, die zich te Parys ge vestigd heeft. Morgen opent hy zyne cliniek. Ik heb hem reeds over je gesproken en hij wil je zien. „Maar gelooft u dan workelyk, dat ik ziek ben?" „Ziek nog niet, beste Paul, maar ik vrees dat je het worden zult." „Nu, vader, wanneer ik u daarmede ge rust kan stellen, dan ben ik bereid my door den dokter te laten onderzoeken." ,En zal je zyne bevelen getrouw opvolgen „Dat beloof ik u, al ware het alleen om u gerust te stellen." „Dan vertrokken wy vanavond naar Parys, en wanneer wij den dokter bezocht hebben, kan je weer naar Créteil terugkeeren." Vader en zoon brachten den geheelen dag in eikaars gezelschap door. Paul was zóó vroolyk, dat Madeleine zich veel ge rustgesteld voelde, maar het vaderoog zag scherper. Raymond ontdekte wel dat Paul gedwon gen vroolyk was en daarachter het leed verborg, dat aan zyn hart knaagde. 's Avonds vertrokken beiden naar Parys. III. Zoodra Paul op zyn slaapkamerlje in de ruo Saint-Louis alleen was, verviel hy weder in zyne sombere, droefgeestige stemming. Hy liep langen tyd heen en weer, en toen hy zich eindelyk op zyr. hed wierp, viel hy in een doffen, vermoeienden slaap. Allerlei benauwde droomen kwelden hem. Nu eens zag hy „Le Petit-Castel" in vlam men en rook gehuld en Martha, die hem om hulp smeekte, maar eene geheimzinnige I macht hield hem gekluisterd aan de plaats, waar hy stond en by moest Martha voor zyne oogen jammeriyk zien verbranden. Dan weer zag hy de villa, wier muren en ven sters met bloed bevlekt waren. Martha vluchtte naar buiten, zy droeg een laDg, wit gewaad, haar bloed vloeide uit eene gapende wond, welke zy in hare borst had. Zy zonk voor zyne voete» ineen en blies daar denlaatsten adem uit. Raymond kon in het geheel niet slapen. De gedachte aan zyn zoon hield hem teveel ■bezig. Den geheelen nacht peinsde hy, welk leed zyn zoon voor hem verborgen hield en zoodra de eerste morgenschemering in zyne kamer drong, verliet hy zyn bed. In huis was het hem te benauwd. „Ik moet loopen", zeido hy, „de beweging zal my goed doen." Hy kleedde zich haastig aan en ging naar buiten. De straten van Parys waren nog stil en doodsch, geene wandelaars, geene rytuigen, alles sliep nog. Raymond bekommerde zich weinig om den weg, welken hy nam, hy liep al recht uit, met het hoofd op de borst, de handen op den rug, in diep gepeins verzonken. Zóó kwam by aan do Seine. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1