N°. 9283. 13oiadIei,<iaj>; JL I^ïei. A0. 1890. Dit nonnner bestaat uit TWEE Bladeu. Leiden, 30 April. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Het Itoode Testament. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per postw 1.40. Afzonderlijke Nommors0.05. Heden is aan de universiteit alhier de heer D. Van Houweningen, geb. te Moordrecht, be vorderd tot doctor in de rechtswetenschap, met academisch proefschrift, get.: „De straf- wetgevende macht der waterschappen". De opperwachtmeester H. Moot, van het depót-eskadron, 3de regiment huzaren alhier, is, te rekenen van den lsten Mei a. s., benoemd tot adjudant-onderofficier standaard drager bij don staf van het regiment. Eene zeldzaam voorkomende, maar daar door indrukwekkende plechtigheid had heden middag aan de Kweekschool voor Zeevaart alhier plaats, nl. de uitreiking der groote gouden medaille voor vjjftigjarigen trouwen dienst met daaraan verbonden gratificatie van f 100 aan den opperschipper J. De Smit. Voor het front der gedetacheerde beman ning, in tegenwoordigheid van vele belang stellenden en opgeluisterd door de stafmuziek van het 4de regiment infanterie, onder leiding van den heer Mann, werd, met eene hartelijke toespraak, door den directeur, den kapitein- luitenant ter zee C. H. De Goejo, de medaille overhandigd. De directeur begon met voorlezing van het keurig uitgevoord brevet en richtte daarna nog eene hartelijke toespraak tot den jubi laris. Onder meer verklaarde de directeur dat het hom eene groote eer was deze plechtig heid te vervullen. Aan iemand, die zooals De Smit zijn vorst en vaderland op zoo getrouwe en eervolle wyze gediend had, was 't eene eer hem het eermetaal op de borst te spelden. Spr. hoopte dat h(j nog jaren lang een sieraad voor do Marine, maar vooral voor de Kweekschool zoude zijn, zooals hij reeds jaren geweest was, hetwelk hij aan den goeden God te danken had. Hierop volgde nog een woord van den heer De Goeje tot de onderofficieren en de jongens, ben wijzende op het goede voorbeeld van Do Smit. Daarna werden namens de commissie van oppertoezicht en beheer der Kweekschool door den hoor C. J. Van Ketwich eenige hartelijke woorden gesproken, waarin ook de groote sympathie dol' commissie voor den schipper doorstraalde, en werd hem tevens een gouden romontoir-horloge met inscriptie ter hand ge steld. Spr. hoopte eveneens dat De Smit nog lang voor den bloei der Kweekschool zou leven, waarvoor hij reeds zooveel had gedaan. Im mers, aan de opleiding heeft De Smit een deel zjjner krachten gewijd. Hierop volgde een marsch, uitgevoerd door de infanterie-kapel, en daarmede was de waar lijk zeldzame plechtigheid afgeloopen. Het is hier de plaats eenige bijzonderheden te laten volgen, welke ons van welwillende zijde zjjn verstrekt. Johannes De Smit trad den 13den Febr. 1851 als jongen bij de Marine in dienst en heelt na tal van mutatién de hoogste trap als onderofficier bereikt. Tot lichmatroos be vorderd op 1 Juli 1853, werd hij matroos 3de klasse op 1 September van datzelfde jaar; matroos 2de kl. op 1 Juli 1858, idem 1ste kl. op 1 Augustus 1859, kwartiermeester op 11 Juni 1861, terwijl hij den lsten Jan. 1862 kwartiermeester der kapiteinssloep werd en tevens opgenomen in het vaste corps sche pelingen beneden den graad van sergeant. Den lsten Juli 1864 bevorderd tot schieman, werd hjj 1 Februari 1866 bootsman en den lsten Januari 1867 bovendien opgenomen in het vaste corps dek- en onderofficieren, waar aan oen vast traktement of jaarljkscho toe lage verbonden is. Tot schipper aangesteld op 1 Juli 1869, werd by op 1 Juni 1875 tot opperschipper bevorderd. Hy heeft een groot deel van Oost- en West- Indiê doorkruist, verschillende eskader-reizen gemaakt, is binnenslands geplaatst geweest en tot tweemalen geroepen met „de Valk" de Koninklijke familie naar Engeland te be geleiden. By die verschillende plaatsingen heeft hy op de navolgendo bodems gediend: nl. do „Prins van Oranje," „De Ruyter," „Prins Frederik," „Boróas," „Haai," „Sandrang," „Prins Maurits," „Zeeland," „Maas en Waal," „Citadel van Antwerpen," „Guinea," „Admi raal Van Wassenaer," „Zilveren Kruis," op de wachtschepen te Vlissingen, te Hellevoet- sluis, te Willemsoord, te Amsterdam, te Ba tavia en van 16 September 1880 tot heden aan de Kweekschool voor Zeevaart te Leiden. Achtereenvolgens verkreeg De Smit de ver schillende medailles voor trouwen dienst, o. a. de bronzen in 1860, de zilveren 27 November 1868, de kleine gouden 29 April 1876, thans de groote gouden met gratificatie van 100 voor 50 jarigen dienst op 54 jarigen leeftyd. Dat De Smit niet alleen heeft gevaren, maar ook zijn aandeel in den stryd heeft gehad, toont het Eereteeken voor Krygsverrichtingen, met gespen, en de Atjeh-medaille. Zoo heeft hij meegemaakt da expeditie te Reteh (Oost kust van Sumatra) 2 November 1858, de eerste en tweede expeditie tegen Atjoh in April 1873, de blokkade in 1874 en deexpe- j ditie naar Samalangan. By een van deze oxpe- 1 ditiën verwierf hy eene eervolle vermelding, hem by koninklyk besluit van 6 October 1874, No. 10, toegekend en wel voor het onder vyandelyk vuur lichten van een stoom- barkas. Maar wat het hoogste en meest eervolle is, is de Broedororde van den Nederlandschen Leeuw, welke hooge onderscheiding voorge dragen werd door den tegenwoordigen schout- by-nacht, den heer W. F. H. Cramer, van welke voordracht aanteekening is gehouden ingevolge ministeriêele resolutie, 5 Augs. 1880, en die hem by koninklyk besluit, dd. 14 Augs. 1884, No. 16, wsrd toegekend en met byzondere plechtigheid is uitgereikt. Zoo iemand, dan kan De Smit trotsch zyn op zone positie by onze Marine. Met zulk een schoon verleden achter zich, heeft men eono schoone toekomst vóór zich. Wel is do ure tot rusten nog niet aange broken, maar waar de lust tot werken nog onverminderd aanwezig is, kan de naderende ouderdom zyn invloed doen gelden. Toch hopen wy dat schipper De Smit de groote gouden medaille nog lang mag dragen, daardoor een voorbeeld voor jongeren, een sieraad voor den ondorofficiersstand, een kranige figuur by de Koninklyke Nederlandsc-he Marine zal blyiven. De by het wapen der artillerie nieuw benoemde majoors J. B. Van den Oudendyk Pieterse, H. H. Ramaer en J. Van Lelyveld, blyven reap, belast met het bevel over hot corps torpedisten te Brielle, de 2de afd. 2de reg. veld-art. te Leidon en 2de afd. 3de reg. veld-art. te Bergen-op Zoom. De minister van oorlog heeft bekend gemaakt, dat hy niet voornemens is de offi cieren van de regimenten vold-art. voor ryks- rekening een tweede dienstpaard te doen houden. Do minister is evenwel geneigd hen in de kosten van stalling en verzorging te gemoet te komen. Dezelfde minister heeft den provincialen adjudanten aangeschreven te zorgen, dat by de a. s. indeeling der miliciens alle daartoe ge schikte hoefsmeden worden ingedeeld bij de regt. veld-art. en het corps rydende art. De kapt. J. C. A. Pabst, van het 4de reg. inf. te Haarlem, is overgeplaatst by den staf der inf. en werkzaam gesteld by de Mil. Acad, te Breda in de plaats van kapt. Klercq. Naar men verzekert, zyn nog verschil lende veranderingen in hot personeel dersta- PF.IJS DER ADVERTENTIEN: Van 1—6 regels ƒ1.05. Ieilere regel meer 0.11 Grootc-ro letters naar plaatsruimte. Voor het cassceren buiten de stad wordt 0.10 boretend ven en corpsen van het leger voorgenomen. Thans zal de cavalerie aan de beurt komen. Er is sprake van belangryke persoonsver wisselingen by den staf van dat vtapen, in verband waarmede het optreden van een nieuwen inspecteur der cavalerie wordt aan gekondigd. Z. M. de Koning heeft aan den dezer dagen met den rang van luitenant-generaal geponsionneerden divisie commandant jhr. A. R. J. Klerck, het grootkruis der orde van de Eikekroon geschonken. Deze week werd onzen landgenoot, den bekenden violist S. Van Praag, te Bath, in Engeland, waar by directeur is van het stede- lyk muziekcorps, eene byzondere hulde ge bracht ter gelegenheid van zyn benefiet. Nadat hy na zyne solo-voordrachten warm was toe gejuicht, werd hem door de leden van het orkest een dirigeerstok aangeboden als hewys van de hooge achting, welke hy als aanvoerder gedurende 6 jaren heeft weten in te boezemen. Het is een ivoren staf, met zilver afgezet, met inscriptie. De heer Van Praag dankte getrof fen voor dit onverwacht huldeblyk. By den grooten staf var. het leger is benoemd tot chef van het militair huis des Konings de dezer dagen met den rang van luitenant-generaal gepensionnoerde generaal- majoor jhr. A. R. J. Klerck, en zulks ter vervanging van den vice-admiraal, adjudant- generaal dor marine jhr. J. H. Van Capellen, die benoemd is tot groot-officier. De ger.o- raal-majoor C. H. F. graaf Du Monceau, adju dant en particulier secretaris van Z. M. den Koning, wordt op peneioen gestold. De kapt. L. P. Van der Wal, van h6t 3de rog. inf., is op verzoek overgeplaatst by het 4de reg. van dat wapen. By koninklyk besluit van 28 April zyn benoemd: tot gouverneur der Koninkl. Milit. Academie, de kolonel H. F. C. Hardenberg, commandant van het 3de reg. inf.; by den grooten staf, tot gen.-majoor, commandant der stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak, tevens bevelhebber in de lilde mili taire afdeeling, do kolonel H. M. Steenberghe, commandant van het 3do regiment vesting artillerie; bij het wapen der infanterie, by het reg. grenadiers en jagers, tot luit.-kol., de majoor L. Scheltus van IJsseldyk, van het corps; by het 1ste reg., tot kapitein, de lste luit. H. A. Kantelaar, van het 8ste reg.; by het 3de reg., tot commandant van het corps, de luit.-kol. W. G. Rompelman, commandant van het instructie-bataljon; tot kapitein, de eerste luit. J. M. Obreen, van het 4de reg.; ROMAN VAN XAV1EH »E MOHTÉPIS. 75) Eindelijk, na één uur, gaf do beambte Ray mond in het voorbygaan een vluchtig teeken. Deze sloeg zyn boek dicht en bracht het by den onder-bibliothecaris torug. „Is er iets nieuws?" vroeg hy fluisterend, terwyl by hem het boek overhandigde. Do onder-bibliothecaris schreef het visa op de kaart van Raymond en zeide inmiddels, eveneena op fluisterenden toon ,Er is een boek aangevraagd, dat nog slechts vier dagen in de bibliotheek is, eon uiterst zeldzaam werk, dus eene welkome buit voor de dieven." „Wie heeft het aangevraagd?" „Een jongmensch. „Lang en mager, met blond haar?" „Wel lang en mager, maar zyn haar is zwart." „Eeno pruik waarschynlyk." „Hy draagt het geesteiyk gewaad." „Een priester? Nu ja, dat zal wel eene vermomming zyn. Op welk nummer zit hy?" „Op No. 198." Raymond verliet de zaal, maar kwam eenige minuten later terug en plaatste zich tegenover No. 198, waar hy inderdaad een jongen priester zag zitten. Rechts van den priester zat een deftig heer van vyftig of zestig jaren, met een Joodsch type. Hy droeg een lint van het Legioen van Eer in zyn knoopsgat. Links van den priester zat eene vrouw van vijf en twintig of dertig jaren, stemmig gekleed. Alle drie waren in hunne lectuur verdiept. Raymond vroeg een boek aan, en begon yverig to lezen, in schyn althans, want zyn blik tuurde onafgewend op het drietal, waar van hy wel giste dat zy met elkaar in ver band stonden. Bouvard en Pradier hadden natuuriyk ge zien, dat Raymond was heengegaan en weer teruggekomen. Zy wisselden blikken van verstandhouding en namen plaats in de naby- heid van hun chef. De gedecoreerde heer sprak een paar woor den tegen den priester, zonder dat hy even wel van zyn boek opkeek; daarop haalde hij eene kaart uit de groote portefeuille met papieren, welke naast hem lag, en stak die den priester tersluiks toe. Alles ging zóó snel en behendig, dat alleen Raymond en zyne ondergeschikten het opmerkten. „Eindeiyk", mompelde Raymond, „dat zyn myne dieven. Wie zal met het boek heengaan De priester en de vrouw bleven yverig doorlezen, maar schoven al dichter en dichter by elkaar, totdat zy eensklaps van boeken verwisselden. Daarna gaf de priester haar de valsche kaart, welke hy van den gedecoreerden heer had ontvangen en ontving er hare echte voor in de plaats. Toen de verwisseling geschied was, pakte de vrouw eenige papieren, waarop zij aan- teekeningen had gemaakt, in haren zwart- zyden zak, maar liet er tegelyk het boek inglyden. Raymond, wien niets van dat alles ont ging, beefde van vreugde. „Zy zal met het boek heengaan", mom pelde hy. Hy stond op en bracht zyn boek terug; in het voorbygaan gaf hy zyn helpers een wenk, die opstonden en naby den uitgang plaats namen. Toen Raymond zyn boek terug gebracht had, ging hy eerst naar Bouvard. „Heb je het gezien?" fluisterde hy. „Ja, de vrouw heeft het boek ingepakt, dat de priester haar gegeven heeft!" „Juist. Ik volg de vrouw, jy houdt den ge decoreerden hoer in het oog." „Begrepen I" Raymond ging vervolgens naar Pradier; ook hy had alles gezien. Volg den priester, en zorg dat je weet, waar hy woont. Raymond verliet thans de bibliotheek, ver school zich in een donkeren hoek van de vestibule en wachtte tot de vrouw naar buiten zou komen. Hy behoefde niet lang te wachtenweldra verscheen zy, met den zwartzydon zak in de hand. Hy liet haar een twintigtal passen voor hem uitgaantoon volgde hij haar. In de rue Jacob trad zy een koffiehuis binnen. Raymond wachtte vyf minuten en volgde haar toen in het koffiehuis. Zy zat in een donkeren hoek van de zaal en dronk een glas bier. Raymond nam plaats naby de deur, liet zich een glaasje cognac brengen en begon eene courant te lezen, terwyl by voortdurend naar do vrouw keek. Een half uur verliep er op die wyze, de vrouw nam haar tweede glas bier. Eiken bezoeker, die binnenkwam, hield Raymond in het oog, maar geen van hen sprak de vrouw aan. Wordt vervolgd.) -rTï ■A -v.--.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1