DAGBLAD.
N°. 9260.
Maandag SS April.
A®. 1890.
feze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
Het Roode Testament.
Leiden, 26 April.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Vtn 16 regol. 1.05. Iedere regel meerƒ0.17).
Grootere lettere naar plaatemimte. Voor het in-
caeeceren hniten de etad wordt f 0.10 berekend.
Toonkunst-Concert.
■Wederom was de Schouwburgzaal flink be
zet by gelegenheid van de muziekuitvoering,
welke de Zangvereeniging der Leidsche afdee-
ling van de Maatschappij tot bevordering der
Toonkunst gisteravond gaf. Het was thans de
38ste sedert haar bestaan.
Het programma bevatte ditmaal toonwer
ken voor 4-, 6- en 7-stemmig koor, waarvan
de uitvoering a capella, zonder begeleiding,
geschiedde, noch van orkest, noch van piano
alleen het laatste nommer maakte daarop eene
uitzondering.
Het was niet de eerste maal, dat de Zang
vereeniging hier zulk eone uitvoering gaf. Bij
die vorige gelegenheden merkten we dan ook
bereids op hoe belangrijk de taak der koristen
in dergelijke gevallen is, want er is niets, dat
mogelijke feilen bedekt. Zoo ooit, dan behoo-
ren hier de puntjes op de i's gezet te wor
den, moet alles zuiver en rein wezen.
Hoe moeilijk dit somtijds is, bleek dezon
avond bij het inzetten van Sweelinck's zes-
stemmigen llSden Psalm, waarbij de slechts
enkele sopranen, die begonnen, met het „Looft
nu den Heer", bovendien heel onzeker, zeer
zwevende waren, waarvan het gevolg was
dat de alten, die later moesten invallen, zich
ook evenmin op een zeker spoor bevonden.
Geheel te verwonderen was zoo iets trou
wens niet, als men nagaat dat de kort te
voren zoo flink gezongen 4-stemmige 122ste
Psalm, eveneens van Sweelinck, in een geheel
anderen toon staat, waarvan de laatste akkoor
den misschien nog niet geheel uit het gehoor
waren verdwenen. Er bestond dus wel eenig
gevaar.
Het moet echter erkend worden dat men
de klippen van hetgeen er verder volgde
weldra ontzeild was en men in veilige haven
was beland. De uitnemende eigenschappen van
het koor kon men toen andermaal ten volle
waardeeren, evenals in Bruckner's „Ave Maria"
voor 7-stemmig koor en de om hun zang en
woorden zoo eigenaardige oud-Hollandsche
4-stemmige „Haria-liederen" van E. Tinei,
waarvan in het „Viva Maria" de sopraan solo
keurig werd vervuld door mej. A. Reddin-
gius, van Amsterdam.
Was de eerste indruk, welken deze jeugdige
verschyning hiermede maakte, een guDstige,
ze beschaamde bovendien de daardoor ontstane
verwachting omtrent hetgeen ze na de pauze
zou zingen, in het geheel niet. Zoowel in
Beethovens „Busslied", als in Schumann's
„Mondnacht" en Mendelssohns „Frühlings-
KOMAN VAN
XAVIER DE ÏIOXTÉPIV.
70)
„Zoo vroeg al buiten, lief kindriep hy
haar vroolijk toe, toen hy haar in den tuin
zag; „ik verwachtte niet anders dan je nog
op je kamer te zullen vinden."
„Ha, dokter, is u daar reeds? Ja, ik sta
steeds zoo vroeg mogelijk op en ga dan aan
stonds in den tuin. Vroeg opstaan is immers
gezond, nietwaar, dokter?"
Hij greep hare band, trok haar zacht tot
zich en kuste haar teeder op het voorhoofd.
Hoe kan de liefde een mensch toch doen
veranderenMartha, vroeger zoo naïef en
ongekunsteld, wist nu hare ontroering zóó
meesterlijk te verbergen, dat zelfs Jacques
Lagarde er door misleid werd. Hij ver
moedde niets.
„Hoe staat het met hot werk?" vroeg hij,
terwijl h(j de hand van Martha onder zijn
arm trok.
„Het werk is geheel voltooid, dokter",
antwoordde zjj„de werklieden zijn gister
avond voorgoed vertrokken."
lied", alle drie werken zoo geheel onderschei
den van aard, toonde z(j zich eene zangeres,
hoe jong dan ook nog, van edel gehalte. Ze
bezit een prachtig en reeds krachtig sopraan
geluid, waaraan z(j zulk eene warme, innige,
gevoelvolle voordracht paart, dat zy onder
de concert-zangeressen in de voorste rijen
mag gerangschikt worden.
Hoe aangrijpend o.a. klonk, in het eerste, haar
Ach Gott, mein Gott, wie lange soil ich sorgeu?"
of hoe lieflijk, treffend, in het tweede, liet:
„Die Luft ging durch die Felder,
Die Aehren wogten sacht,"
terwijl zjj in het derde bv. met het:
Von der Liebe Zaubermacht,
Und er singt ein süsses Hoffen,"
getuigenis aflegde dat zjj de gave bezit om
in elk genre uit te munten.
Nog te meer bleek de omvangrijkheid en
het sprekende harer fraaie stem in het nommer,
waarmede de uitvoering besloten werdGou
nod's „Gallia", Lamentation, voor vierstemmig
koor en sopraan-solo met piano-begeleiding.
Vervulde zij in de cantilène hare, tegenover
het zich verdienstelijk werende koor, moeilijke
taak, prijzenswaardig, in den solo met koor:
„O mes frères, qui passez sur la routel"
maar vooral in de daarop volgende finale:
„Jerusalem I Jerusalemreviens vers le
(Seigneur ton Dieu!"
was zjj voortreffelijk, misschien zelfs wel
onverbeterlijk. Het publiek deed het haar
daarom vooral ook nu, evenals bij de voor
gaande voordrachten, niet aan warme toe
juichingen ontbreken.
Inderdaad, ons vaderland mag op het bezit
van zulk eene Nederlandsche zangeres, die
ook voor de toekomst zooveel belooft, waar
lijk trotsch zjjn I
In de eerste afdeeling hadden we daaren
boven het genoegen een solist te zien op
treden, die hier niet meer tot de onbekenden
behoort, maar zich alom reeds een welverdien
den naam heeft verworven, nl. den heer J. M.
Messchaert, van Amsterdam. Op hem rustte
de taak de legende: „Gregor auf dem Stein"
voor te dragen, eene uitvoerige en schoone
compositie, alleen voor bas-solo, met een
klein slotkoor. Hij deed dit op eene wijze,
waardoor men opnieuw z(jn omvangrijk en
vol basgeluid kon bewonderen. Hij schonk
daarbij aan hetgeen hij zong door zijne voor
dracht zulk eene uitdrukking, dat men als
ware het aan zijne lippen hing. Indrukwekkend
„Goed zoo, ook uit mijn hotel te Parijs is
de laatste werkman verdwenen; ik kom je
halen en vannacht logeer je in de rue de
Miromesnil."
Onwillekeurig beefde Martha en het bloed
week van hare wangen. Het ontging Jacques
niet; hy zag haar verbaasd aan en vroeg:
„Wat is er, mijn kind, ben je ongesteld?"
Zij herstelde zich spoedig; zjj wilde niet,
dat by iets van haar geheim zou ontdekken.
„Weineen, lieve dokter", antwoordde zij
„mjj deert volstrekt niets."
„Spijt het je, dat je deze villa moet
verlaten?"
„Dat kan ik niet loochenen. Het is hier
zóó heerlijk, dat ik hier gaarne den geheelen
zomer gebleven zou zijn."
„Het spijt mij ook, lief kind, maar je
tegenwoordigheid wordt te Parijs noodig. Je
moet mijne nicht Angèle ter zijde staan in
het bestuur van mijn huishouden."
„O! dokter, ik zal mijn best doen, maar
ik vrees, dat deze taak wel wat zwaar voor
mij zal zijn, in het begin ten minste."
„Wees daaromtrent niet bevreesd, lief kind
er zal niet te veel van je gevorderd worden,
maar ik moet je eenige aanwijzingen geven
en wanneer je die slechts volgt, dan ben ik
uiterst over je voldaan.
was h(j in alles en plechtig vooral klonk het,
toen door zijn
„Durch meines heil'gen Amtes Kraft
Lós' ich dich aus der Sünden Haft!"
zich het gezang van eenige, in een aangren
zend vertrek zich bevindende koristen, men
gelde; toen van daar het gebed opsteeg:
„Gott sei uns gniidig und barmherzig
Und gebe uns seinen göttlichen Sogen."
Tot afwisseling van het vocale gedeelte,
werden de aanwezigen tevenB verrast met do
mededeeling dat de heer Joseph Cramer, van
Amsterdam, de beroemde violist, een paar
voordrachten zou ten beste geven. Hoe welkom
ztjn optreden was, bleek uit den bjjval, waar
mede reeds zijne eerste verschijning, na de
twee eerste zangnommers, begroet werd. Hy
droeg toen voor de „Sonate in G-moll" van
Tartini, om die als begin van de tweede afdee
ling met de „Phantasie-stücke" van Schumann
te doen opvolgen. De vertolking was ook nu
weer overheerlijk, meesterlijk. Ze leidde ook
nu weer tot de grootste dankbaarheid der
zijde van het publiek, ook tegenover den direc
teur, den heer Dan. De Lange, die de piano
begeleiding zoo waardig vervulde.
Een woord van erkentelijkheid zjj hier ook
gebracht aan den heer Wanna, voor de wijze,
waarop hij zich van het piano-accompagne-
ment kweet bp Gounod's „Gallia". Die taak
toch was eene hoogst moeilijke.
Door een en ander kan dezo uitvoering dus
uitstekend geslaagd genoemd worden en mogen
allen, die tot h6t bereiken van zulk eene uit
komst medewerkten, met voldoening ook op
dezen avond, welke zoo veel kunstgenot aan
bood, terugzien.
In de alhier gehouden departementsver
gadering van de Maatschappij „Tot Nut van
't Algemeen" hadden de volgende benoemin
gen plaats:
Tot leden van het hoofdbestuur werden
benoemd de heeren C. J. M. Dykmans te Am
sterdam en prof. dr. W. Koster te Hilversum.
Tot leden van het bestuur van dit depar
tement vac-ature-dr. D. De Loos, de heer
G. F. Alsche; vacature-mr. W. Van der Vlugt,
de heer dr. P. Van Geer; vacature-A. Van
Eek, de heer mr. H. L. Drucker; vacature-
R. Koopmans Van Boekeren, de heer dr. C. J.
Van Ketwich.
Tot penningmeester van het departement
de heer I. H. Van der Burg.
Hy nam plaats met haar op de sofa.
„Ik luister, dokter", zeide zg.
„Myn kind", begon Jacques, „je bent nog
jong en zeer sohoon, je zult dus verscheidene
jongelieden, die ge op uw weg ontmoeten
zult, in liefde voor je doen ontvlammen."
Martha bloosde.
„O, dokter 1" riep zy uit.
„Laat my uitspreken, myn kind! Ge zult
thans een nieuw leven beginnen en te mid
den van eene wereld verkeeren, welke je nog
niet kent. Ik zal te Parys eene groote menigte
menschen ontvangen, niet alleen mijne patiën
ten, maar ook gasten op de soirees, welke
ik voornemens ben te geven. Op deze soirées
moet je de honneurs waarnemen."
„Daartoe zal ik my nooit bekwaam ge
voelen."
„Dat zult ge welheb maar geene vrees.
Je bevalligheid maakt je er beter dan iemand
toe in staat. Onder myne gasten zullen zich
natuurlyk ook jongelieden bevindendie zullen
er zelfs het grootste gedeelte van uitmaken.
Onder hen zyn er velen, die koel, verwend,
oud vóór hun tyd, enfin, in één woord ge-
blazeerd zyn. Die zy'n volkomen onschndeiyk.
Maar er zullen zich ook nieuwelingen onder
bevinden, die nog niet wat men noemt
geleefd hebben. Dezen zyn vurig, licht ont-
Tot leden van de commissie voor de Spaar
bank: do heeren Th. M. Roest, D. Hartevelt
HCz. en S. Crommelin.
Tot leden van de commissie voor de Lees.
bibliotheekde heeren F. Van Ketwich, K. T.
Caron, P. F. Rollandet en C. P. Roskes.
Tot lid van de commissie voor de Volks
zangschool de heer B. Blankenberg.
Tot lid van de commissie voor de Bewaar
school de heer F. Beyerinck.
Tot lid van de commissie voor de Volks-
byeenkomsten de heeren C. Goekoop, D. F.
Van der Pant en mr. C. M. Dozy.
Tot leden van de commissie tot opneming
van de boeken en effecten der Spaarbank
de heeren W. J. Suringar en F. Beyerinck.
Tot afgevaardigden ter algemeene vergade
ring der MaatechappU de heeren Dr. A. J.
Beyerman en S. Kutsch Lojenga.
Na overweging der punten van bescbry ving
voor die vergadering werd vastgesteld de
begrooting van ontvangsten en uitgaven van
het Departement, dienst 1890 1891, in ont
vangst en uitgaaf op ƒ2156.
Tegenover de ongunstige berichten, welke
omtrent den gezondheidstoestand van onzen
wethouder van financiën, den heer H. J. Bool,
in verschillende bladen voorkomen, kunnen
we tot ons genoegen mededeelen dat die
toestand integendeel van dien aard is, dat onze
geachte stadgenoot weldra, zonder onvoorziene
omstandigheden, weder in staat zal zyn de
vergaderingen van de Tweede Kamer by te
wonen.
Zondag 27 April, des morgens te half-
tien, treedt te Oogstgeest voor deNed.-Herv.
gemeente opds. S. H. J. De Wolff, pred. te
Leiden.
De voordracht voor directeur van de gas
fabriek te Zaandam bestaat uit de heeren
G. J. Wolters, te Goes, C. O. Heuvelink, te
Leiden, en G. Daams, te Zwolle.
De Spaansche gezant, de heer Villa
Urutia, is heden van 's-Hage naar Parys ver
trokken.
De generaal-majoor der artillerie, buiten
gewoon adjudant des Konings, ridder Alewyn,
thans op non-activiteit te 's-Hage, zal eerlang
in actieven dienst gesteld worden.
Men noemt ook dezen opper-officier als aan
staand chef van den generalen staf.
By koninkiyk besluit van 24 April 1890
zyn, met ingang van 1 Mei a. s., benoemd'
tot commissarissen van het Ryks-Entrepot te
Amsterdam: voor het RykA. W. Van Eeghen,
mr. J. Den Tex en mr. H. L. M. Luden.
vlambaar en daardoor hoogst gevaarlyk. Je
echoonheid zal hen aantrekken, zy zullen om
je heenfladderen, evenals de vlinders om eene
bloem. Neem je voor die jongelioden in acht;
trouwens, ik zal ook mot al myne kracht over
je waken; daarep vertrouw je toch zeker
wel, nietwaar, Martha?"
„Ik ben er zeker van, want ik weet by
ondervinding hoe goed, hoe edel u is, dokter!"
„Maar toch moet je voornamelyk op jezelve
rekenen, want hoe zorgvuldig ik ook over je
zal waken, de aanbidders zullen toch gele
genheid vinden om myne waakzaamheid te
verschalkendat weet ik vooruit. Het is dus
noodig, dat je die gevaren evengoed kent als
ik ze ken."
„Maar, dokter, ik begryp niet, welke ge
varen ik in uw huis zou kunnen vreezen!"
„Ik bedoel niet, dat er gevaren voor je eer
zullen bestaan, maar je hart is kinderiyk en
onervaren; het zou dus licht door schyn-
schoone beloften en vurige, maar holle woor
den worden ingenomen."
Heb daarvoor geene vrees, dokter!"
Wordt vervolgd.]