Leiden, 26 April. leerling F, L. Th. Van Oosten, op 6 Augustus des vorigen jaars, bijna twintig jaren oud. Deze veelbelovende leerling behaalde niet minder dan vijf prijzen. Den directeur der school en den onder wijzers, inzonderheid die in het teekenen, werd dank gezegd voor hun ijver. Daarop werden de diplomats en de bekro ningen uitgereikt onder vele bijvalsbetuigingen, welke ook gedurende de rede van prof. Van Bemmelen, telkenmale als daartoe aanleiding bestond, weerklonken. Het eigenaardige geval deed zich voor, dat een der leerlingen niet verscheen op het appèl om het door hem verworvene in ontvangst te nemen, om reden hij reeds dobberende is op dea Oceaan, naar het Oosten. Den loerling VA L. Harmsen zal daarom het door hem verkregene worden nagezonden. Dea leerling der -tde klasse If. Carton wachtte nog eene bijzondere verrassing. We gens onderscheiding in handteekenen, gedrag en vlyt mocht hij voor de groene tafel ver schijnen om te kijken naar iets, eene beloo ning, in een grauw papier gewikkeld. Er aan komen mocht hij evenwel niet, want de be looning moest nog in een sierlijk kleed mot gouden letteren gestoken wordeD. HU mocht dus alleen thuis vertellen wat hij gezien had en hem te wachten stond. De heer Van Bemmolen hoopte dat deze buitengewone belooning een prikkel mocht zijn voor den leerling Carton om voort te gaan op den ingeslagen weg en een voorbeeld voor de andere leerlingen. Naar aanleiding der ontvangen onderschei dingen richtte de heer Van Bemmelen eene hartelijke toespraak tot de leerlingen en al moest hij wijzen op de schaduw, dat er niet zulke kunststukken konden gevraagd en ge leverd worden als vorige jaren (Morsclrpoort, gevel van het huis op den Ouden Singel), toch was het hem een genoegen te kunnen zeggen dat er goed gewerkt en het uitge reikte ten volle verdiend was. Voor de toe komst bestaat er reden to verwachten dat dan wel weer iets grooters voor den* dag zal gebracht worden. Spr. wees er nog op dat in dit jaar de wedstrijd der oud-loeriingen van ZI. S. G. zal plaats hebben, welke met belangstelling wordt te gemoet gezien. Dank werd nog betuigd aan de hesren Ouwerkerk en Bos voor de hulp bij het be- oordeelen der prijsteekeningen en aan den heer Biegman voor zijne bemoeiingen voor zijn vak van onderwijs en daarna de vergadering dooi den voorzitter gesloten met den wenscb, dat allen bij voortgang of bij vernieuwing ook dit jaar weder hunne krachten zouden wjjden voor den bloei van het oude, maar niet ver ouderde Leid8Che Genootschap „Mathesis Scientiarum Genitrix". tVU laten hier volgen den uitslag der exa mens, welke in het verslag bevredigend wordt genoemd. Toelatings-examens. Wintercursus 18S9 1890. Ingeschreven 48; toegelaton voor volledig onderwijs 33toegelaten voor teeke nen 10; afgewezen 5 leerlingen. Zomercursus 1890. Ingeschreven 20; toege laten voor volledig onderwijs 13; afgewezen 7 leerlingen. O vergan gs examens. Van de 1ste naar de 2de klasse bevorderd voor volledig onderwijs 32, voor teekenen 2, niet bevorderd 3, de school verlaten 3, te zamen -40'leer- lingen. Van de 2de naar de 3de klasse bevorderd voor volledig onderwijs 24, voor teekenen 6, niet bevorderd 7, de school verlaten 4, te zamen 41 leerlingen. Van de 3de naar de 4de klasse bevorderd voor volledig onderwijs 27, voor teekenen 2, niet bevorderd 6, de school verlaten 1, to zamen 36 leerlingen. Van de 4de naar de 5de klasse bevorderd voor volledig onderwijs 13, voor teekenen 2, niet bevorderd 5, de school verlaten 3, te zamen 23 leerlingen. Van de 5de naar de 6de klasse bevorderd voor volledig onderwijs 10, voor teekenen 3, niet bevorderd 2, de school verlaten 2, te zamen 17 leerlingen. Van de 6de klasse naar de voortgezette klasse bevorderd 12 en de school verlaten 1, te zamen 13 leerlingen. Deze klassen tellen dus in het geheel 187 leerlingen. In den Zomercursus 1890 telt de 1ste klasse 10; 2de klasse (2 afdeelingen) 453de klasse (2 afdeelingen) 36; 4de klasse (2 af deelingen) 34; 5de klasse 17; 6de klasse 13; voortgezette klasse voor bouwk. ornament- teekenen en boetseeren 20; te zamen 175 leerlingen. Eind-examens. De leerlingen van het vijfde jaar, aan wie voor wis- en natuurkunde een diploma werd toegekend, zjjn naar volg orde: J. G. Meerburg, J. A. Van Iterson, C. Van Heusden, H. W. Brouwer, J. Oosterlee, P. Brittijn, H. J. De Vos, H. Van Leeuwen, D. Van Litb, K. A. E. Neeb en IV. De Bolster. Aan het schriftelijk wis- en natuurkundig eind examen hebben 12 leerlingen deelgeno men, waarvan één niet tot het mondeling- oxamen werd toegelaten. Na een voldoend schriftelijk en mondeling- examen in beschrijvende meetkunde en door- zichtkunde verwierven de volgende leerlingen van het zesde jaar een diploma: H. A. Blom, W. L. Harmsen, J. Mi)3, M. H. M. Van Noort, J. Van dor Wiel en J. Verhoog. Aan het schriftelijk examen in beschrijvende meetkunde en doorzichtkunde hebben zeven leerlingen deelgenomen, waarvan zich één voor het mondelinge terugtrok. Aan het examen voor bouwkunde hebben dit jaar geene leerlingen deelgenomen. Voor ornamentteekenen is aanteekening verleend aan den loerling dor zesde klasse H. A. Blom. Voor boetseeren is aanteekening verleend aan de leerlingen der zesde klasse H. L. G. A. Heinrich, J. Mjjs en W. L. Harmsen. Eervolle vermeldingen, wegens ijver, goed gedrag en vorderingen: 1ste klasse A en BD. Bnejer, J. Carton, J. Diomel, H. F. Van Diemei, C. J. Eggink, W. A. J. Van Egmond, C. C. Van Egmond, R. A. Du Ca- lavon, J. W. De Geus, W. Van der Heijden, H. J. Van Hensbergen, W. Van der Hom, W. Bink, N. J. Kenbeek, J. Kraajj, P. Lim- pers, G. Van der Laan, J. Nieuwenburg, G. W. Stenzier, W. G. Struick, P. Tasseron, W. Vos, H. J. Van de Von, W. F. Valient- good, A. Verwer, J. J. Wolf, P. Wanner, M. Vallentgoed en J. Van Venetië. zonder mijne collega's onder verdenking te kunnen brengen. Ik wil u evenwel de ver schillende handelaren in oude boeken te Parijs noemen." „U zal mij daarmee zeer verplichten. Ik heb er reeds verscheidene bezocht, maar u zal wel beter met hen bekend zijn dan ik." Duchemin noemde achtereenvolgens alle bibliothecarissen van Parijs op. De meoston waren reeds aan Raymond bekend en had hij bezocht, doch er waren er ook nog enkelen, die Raymond niet kende. Onder deze laatsten bevond zich onze oude kennis Antoine Fauvel. LV. De rue Guénégaud ligt op betrekkelijk korten afstand van de rue Dauphine verwij derd. Raymond begaf zich dus regelrecht daarheen en belde bü den bibliothecaris Antoine Fauvel aan. Als naar gewoonte deed Fauvel zelf open. „Mr. Fauvel?" vroeg h(j, weder met een Engelschen tongval. „Die ben ik", antwoordde de bibliotheearis. Fauvel nam den bezoeker nauwkeurig op, gelijk het steeds zijne gewoonte was, wanneer een onbekende by hem aanbelde. De vreem deling scheen hom echter geen achterdocht in te boezemen, want b(j liet hem binnen. „Ik wenschte u wel te spreken, mijnheer", begon Raymond. Fauvel boog. „Geheel tot uwe orders, Mylord 1" „Ha, u schijnt reeds te vermoeden, dat ik Engelschman ben 1" „Ja, Mylord; ik hoor het duidelijk aan uwe uitspraak." „Ik ben ook inderdaad Engelschman, maar de titel van Mylord komt mij niet toe. Ik ben de secretaris van lord George Dudley." ,,Ha, lord Dudley, die naam is mij niet onbekend." „Dan zal u ook wel weten, dat mijn patroon een van de rijkste bibliothecarissen i3 van het Vereenigd Koninkrijk. Mylord heeft mij naar het vasteland gezonden om eenige werken voor zijne bibliotheek aan tekoopen. Hy heeft mij uw adres nadrukkelijk opge geven als dat van den besten bibliothecaris van Parijs." Fauvel werd achterdochtig. Toen hy zoo even zeide, dat de naam van lord Dudley hem niet onbekend was, wilde hy alleen zijn bezoeker vleien, want hij hoorde dien naam heden voor het eerst. Dat nu iemand, die hem volkomen onbekend was, zjjn adres 2de klasse A en B: A. Van Akkeren, G. Van den Ameele, N. Van den Ameele, J. N. -Bóuter, J. G. De Bolster, J. De Best, A. Dreef, C. W. Driessen, H. Kokxhoom, P. Hasselbacb, J. Piket, J. C. De Vos, L. L. Wjjtenburg, J. J. Lollokens de Beer, D. Kersten, F. Duk, J. J. Franchimon, D. Taat Wz., H. G. Van Loon, J. G. Dikshoorn, J. J. Brokkaar, J. Schouten, W. Van Dujjn, J. B. Riel, Th, Stafleu en A. L. Verhoog. 3de klasse: J. J. Boom, C. G. Brüne, A. D. G. Cats, G. Van Duijkor, J. N. De Groot, H. J. D. Van der Horst, J. A. Huibers, J. Van der Heijden, A. Van Buuren, A. Van Houten, J. H. Voorthuijzen, M. Splinter, H. Kettenis, J. J. Nieuwenburg, J. Van Rhjjn, Ph. RosdorfT, M. P. Splinter, J. J. Warners, P. J. Crama, J. Sieval, C. Ouwehand, P. J. N. Kriek en P. J. Borali. 4de klasse: M. Carton, W. Etiènne, H. S. Fles, J. Van Gelderen, J. Houthoff, L. Kruyt, L. D. J. Van Vugt, W. Mels, P. J. Verhoog, J. Thomassen en J. Van Rossum. 5de klasse: D. Van Lith, H. W. Brouwer, J. A. Van Iterson, J. Van Brussel, J. Koene, J. G. Meerburg, C. Van Heusden, H. J. De Vos en J. Oosterlee. 6de klasseH. A. Blom, H. P. Boom, J. Mys, H. L. G. A. Heinrich, W. L. Harmsen, M. H. M. Van Noort, J. Van der Wiel en J. Verhoog. Voortgezette klasse: J. Fles, C. C. P. Huijg, G. Van den Heuvel, J. L. A. Van Drunick, J. Vyibrief, J. Valk, P. Verschragen, J. C. Marks en M. Van den Brandé. Bekroonde prijsvragen. Bouwkundige werkstukken. I. Het vervaar digen van een gedeelte eener trap om den kegel, op der ware grootte. Drie mededin gers. Bekroond: L. Vooijs met de kleine zil veren medaille. II. Het vervaardigen van het gedeelte eener spiltrap, tusschen overvallende wanden, op '/a der ware grootte. Vjjf mededingers. Bekroond C. C. P. Huijg met de groote bronzen medaille en J. Vyibrief met de kleine bronzen medaille. Ornamentteekenen. Het nateekenen van eene vaas in den Fransch-renaissancestiJ'. Negen mededingers. BekroondC. C. P. Huijg met de kleine zilveren medaille; H. A. Blom mot de groote bronzen medaille; aan J. Valk werd een 3de prijs, de kleine bronzen medaille, toegekend. Boetseeren. Het vervaardigen van eene paneelvulling in den Italiaansch-renaissance- styi volgens schetstookening. Tien mededin gers. Bekroond: J. Verhoog en H. P. Boom, beiden mot een 2den prijs, de groote bronzen medaille; aan den leerling W. L. Harmsen werd een 3de prijs, de kleine bronzen medaille, toegekend. Den lsten Mei eerstkomende zal een aanvang worden gemaakt met de beschrijving der patentplichtigen, bedoeld bü No. 37 - 40 van tabel No. 14, zijnde de slüters, tappers, kroeg- en koffiehui3houders, waarvoor de declaratoiren aan de huizon zullen worden rondgebracht en na verloop van drie dagen, vanwege den ontvanger der directe belastingen, tegen re?u, worden afgehaald. Dien patent plichtigen wordt herinnerd aan de bepaling nadrukkelijk had aanbevolen, kwam hem wat zonderling voor. „Heeft u eene lyst van de werken, welke Mylord voor züne bibliotheek wil aankoopen?" vroeg hy. „Neen", antwoordde Raymond; „Mylord heeft mij volmacht gegeven alle werken aan te koopen, welke ik oordeel dat zpno ver zameling zullen verrijken." „Hier heeft u den catalogus van de wer ken, welke ik op het oogenblik in mijn bezit heb", zeide Fauvel, terwül hij zijn bezoeker eene lange lijst overhandigde. „De werken, welke met een kruisje gemerkt zijn, kan u bü geen ander bekomen." Raymond ging de lyst aandachtig na. „Hal" riep hü eensklaps uit. „Vindt u iets van uwe gading?" vroeg Fauvel. „Ja, ik zie daar den titel van een werk, dat lord Dudley en ik reeds sedert eenigen tijd zoeken." „Welk werk is dat?" „Het Leven van Vader Joseph." Raymond zag den boekhandelaar scherp aan, terwül hü den titel noemde, maar ook Fauvel verloor den Engelschman niet uit het oog. Hij glimlachte verheugd en zeide: van art. 2 der Wet van den 24sten April 1843 (Staatsblad No. 16), dat zü hun beroep niét mogen uitoefenen dan nadat zü de helft van hunnen aanslag OTer het dienstjaar 1890/9Ï hebben voldaan, en nadat hot verschuldigde over het voorgaande jaar ten volle zal zy'n aangezuiverd, waarvan zal moeten blüken, alvorens de akten van patent aan hen kunnen worden afgegeven; dat zoodra mogelük hunne aanslagbiljetten zullen worden bezorgd en de patentbladen in gereedheid gebracht, terwij! die dadelük moeten worden afgehaald. Met uitzondering der bedrüven, bedoeld by de tabel No. 16 der Wet van den 22sten April 1852 (Staatsblad No. 61), houdende wyzigingen en uitbreidingen van de ordonnantie op het recht van patent, van den 21sten Mei 1819 (Staatsblad No. 34), wordt de tyd der uitgifte van de door de patentplichtigen in te vullen verklaringen van aangifte, voor den jare 1890/91 vastgesteld op den 8sten Moi aan staande, terwül de wederinzameling, togen reiju, door den ontvanger of zijn gemachtigde geteekend, acht dagen na de uitgifte zal geschieden. Be registers der patentplichtigen zullen uiterlyk op den 31sten Mei aanstaande worden geslotenna dien tyd zullen volstrekt geene verklaringen worden aangenomen. Belanghebbenden worden herinnerd aan de verplichting om bü bezwaarschriften, zoo wat patent- als personeele belasting betreft, over te leggen een duplicaat van het aanslagbiljet, tegen betaling van 5 cents, bij den ontvanger der directe belastingen verkrygbaar. Tot tegenschatters voor meergenoemde be lasting zün benoemd de heeren Johannes Comelis RUk, Willem Anthonie Van Lith en Abraham Boekwüt. Aan do Tweede Kamer is een adres ge richt door de firma's Van der Voort Co., Groningen; H. J. Dievelaar, Groenloo; Van RUckevorsel Co., Vucht; T. De Haas, Stads kanaal; S. H. Luurs, Buitenpost, en H. J. Stevens, Didam. Daarin wordt o. a. het vol gende gezegd: Sedert eenige jaren is hier te lande een nieuwe tak van nyverheid, het vervaardige* van stroohulzon voor verpakking van flesschen, kruiken, enz. ingevoerd, waardoor aan duizen den handen work verschaft wordt. Deze tak van nüverheid wordt echter met geheelen ondergang bedreigd, daar de fabri kant veelal voor zyn fabrikaat ten hoogste den prijs der benoodigde grondstoffen en werk- Ioonen kan bedingen, en het gevolg daarvan is, dat reeds eenige stroohulzenfabrieken ten gronde zijn gegaan, terwijl andere in verval ziin. Dat wordt veroorzaakt door de mededinging van de stroohulzenmakeryen in de rykswerk- inrichting te Hoorn en de cellulaire gevange nis te Groningen, alwaar op groote schaal en wel met werktuigen tegen zeer laag loon stroohulzen vervaardigd worden en 10 tot 15 procent lager in den handel aangeboden dan door particuliere fabrikanten gedaan kan worden. Adressanten verzoeken nu de Kamer- het daarheen te willen leiden, dat het maken van stroohulzen in bovengenoemde inrichtin gen door andere werkzaamheden vervangen worde. Naar gemeld wordt, deelt de maatschappij „Krasnapolsky" te Amsterdam over het afge sloten boekjaar 6 pet. uit. „Dit werk bezit ik inderdaad, mynheer!" „Mag ik het eens zien?" „Wel zeker!" Fauvel overhandigde Raymond een boek werk; deze sloeg het titelblad op en zag naar den datum van uitgave. „Dit is de uitgave van Chambéry in 1701", zeide hy weder met een glimlach. „Dat zie ik, maar het is niet het werk, dat ik hebben moet." „U zoekt waarschynlyk de oudere uitgave?" „Precies, die van Napels in 1665." „Daaraan kan ik u niet helpen en ik weet ook zeker, dat u nergens dat boek zult kun nen koopen. Er bestaat in geheel Europa slechts één exemplaar van en dat berust in de Nationale Bibliotheek." Raymond ging voort met den catalogus door te lezen, maar geen enkel verdacht werk kwam er verder op voor. Toch vermoedde Raymond dat Fauvel hem misleidde; zyn ironische glimlach was den slimmen politie beambte niet ontgaan. Hü beBloot Fauvel een nieuwen strik te spannen. „Zonder aan de waarde van uwe biblio theek te kort te doen", zeide Raymond ten slotte, „moet ik u bekennen, dat ik er eene hoogere verwachting van had. Ik vind in uw catalogus slechts enkele werkeOj waar-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 6