iEIDSCH
9280
(Deze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 26 April.
Dit nominer bestaat uit YIEK
Bladen.
Kikeriki.
Conferentie-nabetrachting.
fin ipaq
rz i G o J i
*5>
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Yan 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer/0.175.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het in-
casseeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
deel z\jner regeertaak beschouwt, de mogeiyke
verbeteringen te doen aanwijzen, die in het
lot der arbeidende klasse te brengen zijn,
en dat een gedachtenwisseling over dat
onderwerp heeft uitgeloktis het een teeken
van vredelievende gezindheid, dat hy zijn
denkbeeld tot uitvoering bracht zonder weer
houden te worden door de nationale vooroor-
deelen, die sommige volken nog altijd ge
scheiden doen blijven, - het feit dat de eerste
schrede op dozen nieuwen weg hoogstwaar
schijnlijk door meerdere zal worden gevolgd,
zoodat we wellicht in de toekomst geregelde
herhaling dezer besprekingen mogen verwach
ten, stempelt deze eerste arbeidsconferentie
tot een gebeurtenis van gewicht. In elk ge
val zal een meer nauwkeurige waarneming
der maatschappelijke verschijnselen voortaan
tot de taak der verschillende Regeeringon be-
hooren; men zal die leeren rangschikken en
onder cijfers brengen, ten einde conclusies te
trekken ten opzichte van het invoeren dier
wettelijke en administratieve regelingen, die,
zonder de vrijheid meer dan wenschelijk is
aan banden te leggen, de behartiging der
wederzijdsche belangen gemakkelijker maken
en aan den misschien onvermijdeljjken strijd
een minder scherp karakter geven.
Uit den aard der zaak kon die eerste schrede
weinig meer zijn dan een zeer bescheiden
stap. De conferentie heeft zich bepaald tot
het formuleeren van zekere wenschen; het
moet nog blijken in hoeverre daaraan in de
verschillende wetgevingen kan worden te ge-
moet gekomen. Indien we mogen aannemen
dat de door sommige bladen openbaar ge
maakte tekst van het protocol juist is, dan
kunnen we zelfs zeggen dat er voor ons
Vaderland weinig nieuws in voorkomt. Met
betrekking tot Zondagsrust, kinderarbeid,
arbeid van vrouwen en jeugdige personen,
nachtarbeid vinden we tamelijk wel in onze
wetgeving terug, wat daar als wenschelijk
is voorgesteld. Het is waar dat de bepalingen,
ten aanzien van den mijnarbeid in overweging
gegeven, en die de eerste plaats innemen in
de reeks der „wenschen", ook het meest
ingrijpend zijn; voor Nederland, waar het
mijnwezen slechts een hoogst geringe plaats
inneemt, is dit van weinig beteekenis. Juist
met het oog op de tegenwoordige steenkolen-
crisis zal het scheppen van eenige interna
tionale regelen ten behoeve der mijnwerkers
den Keizer waarschijnlijk het meest ter harte
zijn gegaan. Van groot belang is het ook,
dat Duitschland, Oostenrijk, Frankrijk, Enge
land en België zich daaromtrent verstaan, en
al het mogelijke doen om een geregelde pro
ductie, waarvan het al- of niet-zijn van de ge
heels industrie afhangt, te bevorderen. Maar
voor het overige kunnen wij niet zeggen, dat
in do toostanden hier te lande veel verande
ring moet worden gemaakt om ze te doen
beantwoorden aan de te Berlijn uitgesproken
wenschen.
Opmerkelijk is ook de voorzichtigheid, waar
mede in Duitschlands hoofdstad de onderschei
den punten zijn behandeld. Men heeft algemeen
gevoeld dat het stellen van vaste regelen,
waarvan in geen geval kan worden afgeweken,
hoogst gevaarlijk is, - vandaar onmiddellijk
na do formuleenng van een wensch de bijvoe
ging, dat uitzonderingen moeten worden toe
gelaten voor afwijkende gevallen. Zal men mis
schien beweren dat direct belanghebbenden
bij den industriëelen arbeid minder behoed
zaam zouden geweest zijn Wij gelooven het
niet. Het is gemakkelijk voorschriften te decre-
teeren, als men niet op de gevolgen behoeft
te lettenmaar wanneer er groot gevaar
bestaat dat bewilliging van de wenschen der
arbeiders bjj de industrie deze zelve zou doen
ten gronde gaan, dan vragen we of dat een
verbetering zou mogen heeten? Diezelfde
vraag blijft open, als niet door den drang van
wettelijke voorschriften, maar door den dwang
van het aantal, gebruik makende van de ver
legenheid, waarin een aan zijn contract gebon
den werkgever zich voor een oogenblik bevindt,
voorwaarden worden opgelegd, die niet houd
baar z(jnzal dan het tijdelijk voordeel van
loonsverhooging of van arbeidsbeperking op
wegen tegon hetgeen later gebeurt, als de
werkgevers zich terugtrekken, als de onderne
ming,:gaest niet bestand blijkt tegen de gevaren
van een zoo onzekeren toestand, als waarin
de manie van werkstakingen de nijverheid
dreigt te brengen?
Als een voorbeeld van do voorzichtige wjjze,
waarop te Berljjn de verschillende vraagstuk
ken zgn behandeld, zij vermeld hetgeen er
gezegd is ten aanzien van Zondagsarbeid, het
punt, waarop nog betrekkelijk de meest posi
tieve verklaringen zjjn gedaan. In het alge
meen is het wenschelijke geconstateerd van
één rustdag per week, samenvallende met den
Zondag, zoowel voor de beschermde personen
(kinderen, jongelieden en vrouwen), als voor
de volwassen mannelijke arbeiders. Maar
„Uitzonderingen kunnen worden toegestaan:
a. met het oog op bedrijven, die om techni
sche redenen een onafgebroken voortbrenging
ei8chen, of welke voor het publiek noodige
producten leveren, die dagelijks moeten wor
g PljBte
den vervaardigd; b. met het oog op bedrijven,
die uit den aard der zaak slechts in bepaalde
jaargetijden kunnen worden uitgeoefend of die
afhankelijk zijn van de onregelmatige werking
van natuurkrachten."
Van veel belang, en met meer beslistheid
dan het overige uitgesproken, zijn de onmid
dellijk daarop volgende stellingen:
„Ook in het geval van deze uitzonderingen
moet ieder arbeider van do twee Zondagen
één vrij hebben."
„Ten einde deze uitzonderingen vast te stel
len uit gelijksoortige gezichtspunten is het
wenschelpk, dat hare vaste regeling
hebbo door een overeenkomst tusscfc
verschillende Regeeringen."
Men ziet het, al heeft de Berlijnsche con-y'
ferentie geen omkeering teweeggebracht in
de sociale verhoudingen, haar arbeid is geens
zins van gewicht ontbloot. Zonder onmoge
lijke eischen in overweging te nemen, heeft
zy den weg gebaand voor de oplossing der
vraagstukken, die daarvoor vatbaar zijn.
Mogen nu de particuliere krachten mede ern
stig aan het werk gaan, om verbeteringen
aan te brengen waar zulks mogelijk is. Er
loopt door de maatschappij een strooming van
verhoogde belangstelling in het lot des minder
gunstig bedeelden broeders. Moge het laatste
decennium der negentiende eeuw aan dit ver
schijnsel zijn meest sprekend kenmerk ont-
leer.en 1
Het stoffelijk overschot van wijlen onzen
stadgenoot den heer Cr. Aalbertsberg zal
Maandag-morgen op de begraafplaats aan de
Groenesteeg alhier worden ter aarde besteld. De
lijkstoet zal daartoe om halftien het sterfhuis,
in het Noordeinde, veriateil.
Voor het muziekfeest te Deventer, op
17 en 18 Mei, bij gelegenheid van de jaar
vergadering der Ned. Toonkunstenaars-Ver-
oeniging, hebben als solisten hunne mede
werking toegezegdmej. Wia Dikema, uit
Leiden, sopraan; mej. v. d. K. v. d. C., uit
Arnhem, alt; de heer Orelio, uit Amsterdam,
baryton; Veerman, solo-violist uit Utrecht.
Het orkest wordt saamgesteld uit de wer
kende leden van de te Deventer bestaande
muziekgezelschappen„Unis par les sons
de la musique", „Euterpe", „Mannenkoor", enz.
Volgens de volkstelling bedraagt het
getal inwoners van Katwijk 7033. Het aantal
raadsleden zal in den loop des jaars met 2
worden vermeerderd en op 13 gebracht.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Aan de Abonnó's daarop, wordt b\j dit
nommer verzonden No. 31 van Kikeriki.
Zij, die zich nu abonneeren op
het Leidsch Dagblad, ontvangen de
tot 1 Mei verschijnende nummers
gratis. Van het kwartaal Maart,
April en Mei wordt dan alleen de
laatste maand (ad 37 Cents voor
Abonné's binnen de stad en ad 47
Cents voor die buiten de stad woon
achtig zijn) in rekening gebracht.
Toen we voor eenigen tijd het in eerste
voorbereiding verkeerecde plan der Berlijnsche
arbeidsconferentie tot een onderwerp van be
spreking maakten, hebben we de uitdrukking
onzer waardoering van de keizerlijke belang
stelling in het lot der minder bevoorrechte
klassen vergezeld doen gaan van twijfel, en
zelfs meer dan dat, aan de verwezenlijking
van hetgeen sommigen van dat optreden sche
nen te mogen verwachten.
Wij zagen er geen oplossing in van die
tallooze en ingewikkelde maatschappelijke
vraagstukken, die men is overeengekomen,
in het algemeen en nevelachtig begrip „de
sociale quaestie" samen te vatten, geen beëin
diging van den strijd der contrasteerende
belangen, die zich bij de regeling van de
verhouding tusschen arbeid en loon doen
gelden. Het kwam ons ondenkbaar voor, dat
er zelfs een poging zou worden gedaan om
een voor alle industriëele landen geldenden
maximalen werkdag vast te stellen met ge
lijktijdige bepaling van het minimum der
loonen voor da verschillende bedrijven,
wat naar veler voorstelling het eenig middel
zou zijn om een bevredigenden toestand in
het leven te roepen, wat w(j van oordeel
zijn dat naar het gebied der hersenschimmen
moet worden verwezen.
Het is daarom vrij zeker te achten, dat
niet weinigen door den uitslag der interna
tionale bijeenkomst niet bevredigd zullen zijn
en daaraan een geringe waarde toekennen.
Wij doelen die opvatting niet. Is het op zich
zelf reeds een verblijdend verschijnsel, dat
de machtigste Vorst van Europa het als een
F'euilletons
Het Roode Testament.
IIOMAN VAN
xatier de nuxrÉriv.
68)
„Juist, en daarom heb ik hem ook op
„Le Petit-Castel" genoodlgd;"
„Wanneer zal hij er komen?"
„Zaterdag. Is de kamer van Martha ge
heel in orde?"
„Ja, w(j kunnen haar thans hier ont
vangen."
„Uitmuntend, ik ga haar morgen halen
je begrijpt, dat z{j Zaterdag niet op „Le
Petit-Castel" kan zijn."
LVII.
Toen Raymond Promental van zijn bezoek
by Fauvel terugkeerde, vond hjj thuis een
briefje van den prefect, dat hem terstond
naar diens bureel riep. Hij verwisselde zijne
vermomming tegen zijne gewone kleedij en vol
deed terstond aan de oproeping van zjjn chef.
„Welnu, mijn waarde Raymond", begon de
prefect, toen hjj den beambte op zijn bureel
zag binnentredeD, „heb je al een spoor van
onze boekendieven ontdekt?"
„Ik zou het wel denken, mijnheer de
prefect, hoewel het slechts een vaag ver
moeden is, dat nog door geene enkele zeker
heid wordt gesteund."
Raymond vertelde daarop aan zijn chef,
welke bezoeken hij dien morgen had afgelegd.
„Inmiddels gelooven de dieven, dat wij hen
met vrede zullen laten", zeide de prefect,
toen Raymond had uitgesproken; „zij zitten
niet stil en worden steeds brutaler."
„Heeft er weer een nieuwe diefstal plaats
gehad, mijnheer?"
„Ja, in de bibliotheek van Sainte-Geneviéve."
„Zooveel te beter. Hoe brutaler de dieven
worden, hoe eer zij in de val zullen loopen."
„Dat ben ik met je eens, Raymond, en
niemand kan vuriger wenschen dat je slagen
zult dan ik. Je weet welke belooDing je wacht."
Raymond begaf zich onmiddellijk naar de
bibliotheek, welke het slachtoffer was ge
weest van dezen nieuwen diefstal, en vroeg
den bibliothecaris te spreken.
„Ik heb vernomen, mijnheer", begon hjj,
„dat deze bibliotheek weder van een kost
baar werk is beroofd."
„Inderdaad, mijnheer, er is weer een kost
baar manuscript verdwenen."
„Heeft men het op de gewone wijze ter
lezing gevraagd?"
„Ja, gisteren!"
„En sedert is het verdwenen
„Juist."
„Wie heeft het werk gisteren gevraagd?"
„Een jongmensch."
„Hal Lang en mager, nietwaar?"
„Juist. Hij was blond."
„Kent u hem reeds?"
„Nog niet, maar ik hoop weldra kennis
met dat heertje te maken. Ik heb hetzelfde
signalement opgekregen van een boekver-
kooper, waar hy getracht heeft „Het Leven
van Vader Joseph" te verkoopen. Maar een
duister punt moet u mij nog ophelderen.
Hoe is het mogelijk, dat men de boeken
steelt, zonder dat het door de beambten ge
merkt wordt?"
„Dat zal ik u zeggen 1 Om een boek ter
lezing te bekomen, moet men het door middel
van een biljet aanvragen en dit biljet wordt
bij teruggave van het werk door den onder
bibliothecaris opgeteekend. Het is mij nu ge
bleken, dat de dieven minstens met hun
beiden moeten zijn.
Eén van hen vraagt het werk, waar zij
het oog op hebben, en geeft dat aan zjjn
makker over, die dan op zijne beurt een
ander werk vraagt, dat hjj weer aan den
eerste geeft. Nu zijn de schurken van valsche
biljetten voorzien, waarop ons visa is nage
maakt. Terwjjl nu de een het werk terug
brengt, verwijdert de andere zich met het
bo 'k, dat zijn makker heeft aangevraagd, en
vertoont aan den uitgang een blanco-biljet,
alsof hy geen werk ter lezing had gehad."
„Ik dank u, mijnheer; ik zal mijne maat
regelen nemen."
Raymond nam dan ook zijne maatregelen
terdege. Hij riep alle geheime politiebeamb
ten, waarover hjj beschikken kon, bjj elkaar
en wees hun elk eene plaats aan in de biblio
theken, nadat hy hun eerst duidelyk had
uitgelegd, op welke wyze de dieven te werk
gingen.
Twee beambten werden in de bibliotheek
van Sainte-Geneviève geplaatst, twee in de
bibliotheek van het Arsenaal, twee in de
bibliotheek Mazarin en Raymond vatte met
twee man post in de Nationale Bibliotheek.
De beambten, die Raymond vergezelden,
waren zyne twee bekwaamste helpers, Bouvard
en Pradier.
Do beambten namen plaats in de lees
zalen der verschillende bibliotheken; zoodra
de zaal geopend werd, kwamen zy er, en
eerst by de sluiting verlieten zy haar weer.
(Wordt vervolgd.)