(Beze 'Courant wordt dagelijks, met uitzondering van ■Zon- en feestdagen, uitgegeven. aan de burgers van Leiden. Feuilleton. Eet Roode Testament. N°. 9248. Maandag 14 .A.pi»il. A0. 1?90. PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTEF Tan 1—6 regels 1.03. Iedoro regel me '0.171 Grootcre letters naar plaatsruimte. - casscoren buiten de stau wordt 0 •ml. EEN WOORD Door. Dr. M. C. Dektiutzek. Het betrekkelijk groot aantal stommen, dat een verklaard tegenstander van do annexatie plannen op zich mocht vereenigen, toen de Leidsche kiezers van allerlei richting bijeen waren om over een zoo gewichtig gemeente belang hunne meening te kennen te geven, doet mij naar de pen grijpen. Vóór alles is het een gevoel van verbazing, dat mjj bezielde by het vernemen van die tijding. En blijkens prof. Treub's eigen woor den, ia03t ook hjj door die uitkomst verrast zijn geworden. Een gevoel van verbazing inderdaad, hoe een aantal burgers van Leiden de belangen van hunne stad en hun eigen belang zoo slecht schijnen te begrijpen I Vermoedeiyk is er onder die vijf en zeventig voorstemmers een zeker aantal, dat wenschte ook aan den woordvoer der der oppositie een plaats te bezorgen in de commissie, die met den Raad de quaestie moet beoordoelen. In de hoop eenigen invloed ten gunste der annexatie uit te oefenen, wenschte ik het vol gende dringend onder de aandacht van al dogenen te brengen, dio direct geldelijk belang hebben bij den bloei van Leiden. Hen bedenke wél wat de gevolgen zullen zyn van niet- annexeeren. Alle vaste goederen zul len in meerdere of mindere mate in waarde dalen en spoedig ook. Wanneer n u het plan niet doorgaat, is voor een aantal jaren de angst voorbjj van hen, die nu buiten de wallen van Leiden bouw grond bezitten of wenschen te koopen. Zoo solide als de vaderen gewoonlijk timmerdon, wordt er nu niet meer door allen gebouwd. Als we hier eens kregen wat in andere groote steden gebeurd is, eene bouwwoede, het opko men van een geslacht van de beruchte zoo genaamde revolutie-bouwers; werkbazen, die, met luttel kapitaal steunende op een al te rekbaar krediet-stelsel, lichte en dichte kaarten huizen gaan optrokken, waarvan de eerste verdieping verhypothekeerd is als de tweede er nog slechts half opstaat? Die mensehen moeten verhuren, de renten der hypotheek en de aflossingen moeten betaald worden, ze kunnen niet tegen een stootje. Zjj drukken de huren in de stad, de stedelijke belastingen zijn zoo beleefd de heeaen buitenbewonere te helpen en liet resultaat is dat de eigenaren hier ter stede hunne eischen lager moeten stellen. dat de belastingen, die naar do huurwaarde worden geheven, op den duur moeten dalen, met al de gevolgen vandien. Ook dan, wanneer wij voor zulke insolide bouwondernemers gespaard blijven, wat een zeer gunstige uitzondering zou zyn, ook dan blijft gelden dat alle waarden van vaste goe deren by ni et^annexatie spoedig zullen dalen. Hen bedenke dat het altyd goedkooper is buiten de stad op onbebouwden grond oen huis op te trokken, dan binnen de stad eerst een oud pand af te breken en op dezelfde plaats een nieuw te zetten. Op do beste standen en daar, waar de stand vooruitgaat, kan eene verbouwing vcordoelig zyn; ge woonlijk is het eenigszins eene gedwongen fraaiigheid. ÉOne categorie van huizon is het voornamelijk, welke getrollen wordt; dat is die, waarin menschen van een beperkt inko men wonen, voor wie het de moeite waard is, zich te onttrekken aan stedelijke lasten, welke zich direct en indirect in de beurs doen gelden. Het leegstaan van die woningen, het dalen van de huurprijzen, welke thans onge veer tusschen de drie- en vijfhonderd gulden bedragen, sleept de waarde van do andere onroerende goederen in meerdere of mindere mate mede omlaag. Nu zijn do prijzen hier ter stede toch reeds moeiiyk te bepalen, kleine toevallige omstandigheden oefenen hier toch reeds zulk een invloed uit, dat eene algemoene daling eene ramp voor Leiden zou zijn, waarvan de gevolgen niet zoo gemak kelijk zijn te overzien. Men overlegge dat met allen ernst. Eene daling heeft de neiging te ver te gaan. Wel herstelt zich zulks op den duur, want, hos goedkooper de woningen, hoe meer menschen hierheen worden getrok ken, vooral door de gunstige gelegenheden voor het onderwijs. Maar de schommelingen van de waarden zullen slechts aan zeer enkelen ten goede komen. Voor de tegen woordige eigenaren is de kans niet juist guustig te noemen. De verderflyke iDvloed van een aantal ledigstaande huizen op do verdiensten van den werkman en van de bazen zal wel niet in het licht behoeven gesteld te worden. Naarmate er meer bewoners van onze stad zich even buiten hare grenzen vestigen, wordt het voor hen, die blijven, zwaarder de be lastingen op te brengen. Wie waarborgt ons den voortduur der winsten, op het gas be- i haald? Wanneer de buitenbuurten zich uitbreiden, komen daar ook langzamerhand winkels, en ook dat zal op menigen stand drukken. Men moet de pijnlyke gevolgen van den achtorult- gang in waarde van steden of gedeelten daarvan gezien hebben om zich voor te stellen wat ons -dreigt. In Leiden zelf is trouwens de gelegenheid ruimschoots geboden om zulks op te merkeD. Welk verschil is er niet in den prijs, die zoo menig heerenhuis aan do voorouders gekost- heeft, en dien, welken hunne directe nakomelingen er van gomaakt hebben, toen zy het familiehuis aan het Ryk verkochten voor museum of dergolyke doeleindenEn velen waren nog niet eens zoo gelukkig. Wolk eene wanverhouding ontstond er tusschen de oor spronkelijke kosten en zolfs de tegenwoordige, botrekkoiyk niet geringe, waarde! In andere steden is dat somtyds nog veel sterker. Do kostbaarste woningeD werden ingericht tot kantoren of pakhuizeneertijds deftige straten zyn stille buurten van wellicht twyfelacbtig allooi geworden! Men zij op zyno hoede dat de gomeento Leiden niet leeggepompt wordeZy loopt dat gevaar èn wanneer zjj niet annexeert èn, hoewel in mindere mate, wanneer het plant van de Gedeputeerde Sta ten doorgaat. Alvorens het laatste in het licht te stellen, zy het my vergund aan hen, die het niet mochten weten, te verklaren wat het woord doctrinair beteekent. Doctrinair staat in verband met het woord doctrine, dat zooveel als leerstelling beduidt. Men zegt van iemand dat hy een doctrinair besluit genomen heeft, wanneer men meent te kunnen aan- toonen dat hy in dat geval niet zyn verstand gsbruikt heeft, maar, zonder op de byzondere omstandigheden te letten, klakkeloosweg een zoogenaamden algemeenon regel heeft toegepast, eene doctrine. Dat is zeer gemakkelijk, byzonder gemakkelyk. Het spaart de moeite van na te denken. Iemand, die vele van die doctrines kent, loopt er mede in z'n zak als de timmerman met z'n duimstok. Maar de duimstok is geykt, en ongeiuk- kigerwyze is het adres niet bekend, waar rnen doctrines kan laten yken. De timmer man legt zyn meter niet aan eene kromme lyn aan, evenmin aan iets, dat boven zyn bereik is; in zulke gevallen waarschuwen de omstandigheden hemzelven wei. Maar een doctrinair mensch wordt niet zoo licht en zoo spoedig opmerkzaam gemaakt door de feiten als hy een verkeerden maatstaf aanlegt of eep goeden ergens toepast, waar het niet geoorloofd is, of aan dingen, boven zijn bereik. Nu gaat het niet aan zonder zekere regelen en richtsnoeren to oordeelen of te besluiten. -lijk We vervallen dus allen zeer geraak!- in, nu en dan doctrinair te zyr K >c ver meen dat 't niet te onbescheiden i anneer de vraag geopperd wordt, of zjj, die de n spoor weg ais grens voor de gemoent9 wilden vast stellen, zich hier niet eens een doctrinair besluit hebben laten ontvallen. Men tracht zooveel mogelyk natuurlijke grenzen aan de gemoente te geve."., een wa ter, een spoorweg, het een of andere beletsel van verkeer dus. Beletsel van vorkeer in de dwarso richting, wèl te verstaan. Maar wanneer zich nu vroeger een dorp gevormd heeft aan eene sedert eeuwen bestaande brug, dan zal niemand zoo'n kom in twee&n willen knippen om, ter wille van den algemeenen regel, er twee gemeenten van to maken, of by twee gemeenten in te deeleu. Eene spoor lijn verkeert in een dergelijk geval als een waterloop; alleen is zy nog eene betrekkelyk nieuwe inrichting. In het Westen van Amerika groeien de steden en dorpen rondom de sta tions. Deze zyn er dikwerf het eerst. Nu is Leiden eenigszins in de omstandigheden van Gouda, waarvan men my heef: medegedeeld, dat het naar het station heengroeit. Eon niet onbslangryk deel van Loident ingezetenen woont liefst niet te ver van der. spoorweg verwydard. Wanneer nu de omgeviug daar van niet stedeiyk gebied is, begeeft zich de stroom van ontwykers van belasting, schut- tery enz., de menschen, die goedkoop wen schen te wonen, naar de overspoorsche buurt. Het laat zich aanzien dat de geldelijke voor- deelen van de annexatie voor een goed doel ver loren zullen gaan, wanneer de pas geannexeer- den de vlucht nemen naar Oogstgoest. Hopen wy dus dat de Tweede Kamer de raeening van Gedeputeerde Staten niet zal deelen en indachtig zal zyn dat do regel „spoorlyn, na- tuurlyke grens voor gemeenten" niet opgaat in de nabybeid van de stations van groote steden. Gaat de annexatie volgens het plan va* Burgemeester en Wethouders door, dan zal er geleend mooter, worden. Men spreekt van een half millioen. Dat geld zal heel wat ver tier aanbrengen, want er valt nog al het een en ander rondom Leiden te doen. Daar enboven is het niet noodig opeens alles te leenen. Misschien zou het bij den betrekkelyk lagen stand van de renio gelukken, Trij goedkoop het noodige te krygen en wel door middel van eene premieleening. Let men op de hooge pryzen, 108, 110 pet., die3-per- cents-stedelijke premieleeningen bedingen, die daarenboven nog niet eens zeer veel kans op Koaax van X.UTEK BE mONTÉriX. 46) „Dus wy gaan naar Port-Créteil", zeide Paul, toon zij het huis verlieten. Ja, dat is immers de plaats, waaraan je de voorkeur geeft?'' „Dan zullen wy per spoor naar Saint-Maur gaan en vandaar wandelen wy langs de Marne naar Port-Créteil." „Zoo, je schynt die streek daar goed te kennon," zeiae Raymond lachend. „Dat is ook zoo, vaderik heb u reeds ge zegd, dat ik daar dikwyis met Fabien ben heengewandeld." „Ik heb toch nog een beter plan. Wy kun nen van Parys naar Charenton wandelen, dan huren wy daar eene boot en roeien langs de Marne naar Port-Créteil." „Dat is een kostelyk idee; die morgen wandeling zal my goed doen." Zoe wandelden vader en zoon naar Charen ton, waar zy eene boot huurden en daarmede do Marne oproeiden. Raymond greep de riemen, Paul zetto pjch aan het roer. Zeo voeren zy langs de heerlijke oevers van de Marne en genoten met volle teugen den prachtigen zomer dag. Een zacht windje rimpelde het water en alles in don omtrek was kalm en vreedzaam. Hier en daar zat een visscher tusschen het riet, om do geschubde rivierbowonors te ver schalken. Paul vestigde d6 aandacht van zyn vader op oene allerliefst gelegen vit la, geheel door wilgen omringd, welker schoone tuin aan drie zyden door het water werd bospoeld. Deze villa was „LePetir-Castel", waar Jacques Lagarde en Pascal Saunier, Martha voor de onbescheiden blikken van de Paryzenaars ver borgen hielden. XXXVII. Keeren wjj thans terug naai' de rue Vau- girard, naar het hotel van den overleden graaf Philippe De Thonnerieux. Na de begrafenis zyn alle kamers in het hotel gesloten gebleven, uitgezonderd die, door hot dienstpersoneel in gebruik. Jerome Villard, de getrouwe kamerdienaar van den graaf, had van alle kamers de sleutels onder zyne be rusting. Op denzelfden dag, dat Raymond en zijn zoon naar Port-Cr- teii gingen, kwam de pro cureur van de republiek, vergezeld van dsn vrederechter en den griffier, benevens de nota ris van den overledene, aan het hotel. Jéröme ontving de bezoekers in het salon op de eerste verdieping. De notaris kwam namens de erfgenamen, die in het testament van den graaf waren aangewezen, de procureur van de republiek namens het Ryk, dat als eenig erfgenaam op trad, ingeval de overledene, die geene weduwe of kinderen naliet, geen testamant gemaakt zou hebben. De procureur van de republiek begon met Jéröme in verhoor te nemen. „Is u Jc-röme Villard, de kamerdienaar van den overleden graaf?" „Ja, mynheer." „Tevens heeft u den post van zegelbewaar der op u genomen*?" „Dat is zoo, mijnheer." „U stond op tameljjk Vertrouweiyken voet met mynheer den graaf?" „Myn voortreffelyke meester schonk my eon onbeperkt vertrouwen." „Weet u ook of mynheer de graaf een tes tament heeft nagelaten? Mijnheer de notaris verzekerde my dat by geen testament onder zyne berusting had." „Ik ben zeker dat mynheer" de graaf een testament gemaakt heeft. Eenige dagen vóór zyn dood sprak hy mij nog over do kin deren, die op denzelfden dag als zyne dochter in dit arrondissement geboren zyn, en aan wie hy elk eene som vermaakt hoeft. Mynheer de graaf maakte hiervan ook volstrekt geen geheim. Ik weet dat hy hetzelfde aan mevrouw de gravin De Chatelux verteld heeft." „Weet u ook waar dat testament is?" „De graaf borg al zyne stukken van waarde in een kastje, dat in de studeerkamer na'oy de schrijftafel staat." „Hield de graaf gewoonlyk veel geld onder zyne bewaring?" „Jamynheer de graaf bewaarde gewoonlijk al zijn geld zelf." „Weet u hoeveel de graaf in huis had, toen hij overleed?" „Niet precies." „Maar ten naastonby?" „Het moet zoo ongeveer zes- of acht honderdduizend franken geweest zyn." „Borg. de graaf zijn geld in het kastje, waarvan u gesproken hebt?" „Ja, altyd." „Hadt u ook geld voor de huishouding onder uvre berustiDg?" „Ja, mynheer. Tweeduizend franken, waar van ik aan mynheer den notaris verant woording gedza» heb."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 5