N°. 9242. Zaterdag April. A0 1839. ujjj Dit nonuner bestaat uit TWEE Bladen. Leiden, 3 April. (Qeze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. Het Roode Testament. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Noinmere0.05. Het rapport, dat de uitkomsten bevat van het onderzoek der van Regeeringswege voorgenomen nieuwe regeling van de exploi tatie der spoorwegen in de gecombineerde vergaderingen van afgevaardigden der Kamers van koophandvl en fabrieken te Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage, Utrecht, Leiden en Gouda, is thans openbaar gemaakt. Tot het uitbrengen van oen advies, hetzij tot bekrachtiging, hetzjj tot verwerping van het wetsontwerp, is de vergadering niet kunnen komener is principieel verschil van gevoelen blijven bestaan. Do afgevaardigden der Kamer te 's-Hage steunden onvoorwaardelijk de van Regeerings wege voorgenomen regeling en achtten haar in het welbegrepen belang van het land in het algemeen, van handel en nijverheid in het bijzonder; de afgevaardigden der Kamer te Utrecht onthielden zich van het uitspreken oener bepaalde meening; volgens hen bood de voordracht velo verbeteringen aan in den bostaanden toestand, doch zij ontveinsden zich niet dat ook vele en gewichtige be zwaren daaraan verbonden waren; de afge vaardigden der Kamers te Amsterdam, Rot terdam en Leiden daarentegen, hoewel niet ontkennende dat de voorgestelde regeling voordeelen schonk, achtten daaraan over wegende bezwaren verbonden, welke naar hunne overtuiging haar van een handels standpunt onaannemelijk maakten. .De afge vaardigden der Kamer te Gouda verklaarden zich van eene beoordeeling te onthouden, omdat die gemeente, uitnemend gelogen voor het vervoer te water, naar hunne meening geringer belang heeft bij een goederenvervoer langs den spoorweg dan wel bij eene betere regeling van het personen- en postverkeer, en juist het goederenvervoer bij de besprekingen voornamelijk op den voorgrond gesteld was. In plaats van een advies, worden dus enkel de verschillende meeningen, in de bijeenkom sten ontwikkeld, in het rapport weergegeven. Bij de beoordeeling van het wetsontwerp heeft men zich in deze bijeenkomsten uit sluitend op een handelsstandpunt geplaatst en het aan de handelsbelangen getoetst. De financiéele zijde der voordracht maakte geen onderwerp van bespreking uit. De vragen, die behandeld werden, betroffen in de eerste plaats de aanleiding voor de re- geering tot het doen van die voordracht. De I voorstanders achtten de redenen voor het wetsontwerp volkomen gegrond en alleszins te billijken; zij vereenigden zich ook geheel met de regeling zelve. De tegenstanders kon den niet toegeven, dat de aangegeven motieven de voorgestelde wijziging in de exploitatie var. het Spoorwegnet rechtvaardigen. Aan drang daartoe is vanwege handel en nijver heid niet gebezigd: de tegenwoordige exploi tatie geeft hier in 't algemeen geene aanleiding tot klachten. De afgevaardigden van Utrecht deelden de meening van die van Den Haag, dat van de voorgestelde regeling belangrijke voordeelen voor het verkeer te wachten zijnzy deelden ook de vrees des ministers, dat de N. R.-S., bij het niet tot stand komen der overeenkom sten, zich zal aansluiten aan eene der andere maatschappijen, wat zeer licht ten nadeele van den handel zou kunnen werken en waar tegen de Regeering machteloos zou staan. Zy erkenden echter, dat tegenover de voordeelen ook ernstige bedenkingen stonden, waarvan zjj al het gewicht beseffen. Amsterdam, Rotterdam en Leiden betoogden dat wat de minister met het wetsontwerp beoogde, niet verkregen wordt. Het gemeen schappelijk gebruik, waarop de geheele re geling rust, leidt volgens hen öf tot groote moeilijkheden en verspilling van krachten, öf tot het ophouden van concurrentie, beide in elk geval zeer ten nadeele van het alge meen belang en in strijd met de bedoeling der ministers. Naasting, waartoe de bevoegd heid is voorbehouden, in geval de exploitatie te wenschen laat, zal slechts in het uiterste geval toegepast worden en is bovendien ge vaarlijk, omdat z(j onverbiddelijk leidt tot staats-exploitatie. Een'goode staats-exploitatie is niet wel denk baar in ons land, waar door don parlementairen regeeringsvorm, de meest verschillende invloe den zich doen gelden en een indirecten invloed uitoefenen op het beheer. De verplichting van den Staat om, na opzegging van de overeen komsten door de maatschappijen, uiterlijk na twee jaren tot naasting over te gaan, was voor de afgevaardigden van Amsterdam, Rot terdam en Leiden eene reden te meer, om de aanneming van het wetsontwerp te ontraden wat de bezwaren tegen de staats-exploitatie betreft, voegden twee der afgevaardigden voor Utrecht zich hierbij. Het rapport is onderteekend door de heeren mr. M. C. Van Hall, B. W. J. C. v. d. Wall Bake, A. M. J. Hendricks en mr. W. H. K. Houthaan (Amsterdam), mr. M. Mees, J. H. Voder, A. Plat, mr. Th. Reepmaker (Rotter dam), H. Mulder, A. A. Kn(jver ('s-Graven hage), H. A. Van Beuningen, H. F. Kol, W. Bolk en mr. R. A. Vogelsang (Utrecht), A. De Koster en A. L. De Sturler -(Leiden), D. G. Van Vreumingen, H. Braat en mr. J. Fortuyn Drooglever (Gouda). Eene der bijeenkomsten werd bijgewoond door de heeren mrs. Van Bosse en De Marez Oyens, administrateur, onderscheidenlijk bij de departementen van financiën en waterstaat, tot het geven van inlichtingen, voor eene juiste beoordeeling der wetsvoordracht gewenscht. Gelijk we reeds meldden, is de bekende bibliothecaris der Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage, dr. M. F. A. G. Campbell, gisteren na eene langdurige ziekte overleden. Velen zullen hem zeker betreuren, den be scheiden, bekwamen man, die steeds bereid was anderen met zijne ontzaglijke foitenkennis te helpen. Hij sleet zijn gansche leven te midden der boeken, want reeds in 1838 werd hü verbonden aan de Koninklijke Bibliotheek, waaraan hp in 1869 J. W. Holtrop opvolgde. Campbell was letterkundige in den zin van kenner der letteren. Veel geschreven heeft hp niet, tenminste niet over onderwerpen, buiten zpn vak gelegen. In 1859 leverde bjj eene uitgave van „Rey- nardus Vulpes"; bij schreef levensberichten van Holtrop en Guyot, plaatste fragmenten van „Een gedicht aan de H. Maria" en „Van den Vaghevier, dat Sinte Patricino vertoghet was", in de werken der Vereeniging van oud-Nederlandsche Letterkunde en deed een onuitgegeven slot van de „Kronyk van Beka" opnemen in NyhofFs bijdragenook werkte hp mede aan den „Spectator" en aan den „Konst- en Letterbode." In 1874 eindeiyk gaf hü uit zpn standaardwerk de „Annales de la typographie Neërlandaise au 15e siècle". In zü'n vak had Campbell een goeden naam en werden zpne verdiensten op hoogen prps gesteld, getuige zyne benoeming tot doctor' honoris causa in de letteren, in 1875 door den senaat der Leidsche Hoogeschool en zpn lidmaatschap van de Koninklpko Academie van Wetenschappen. Campbell werd 71 jaren; hy behoort tot hen, die gemist zullen worden, omdat hp beschikte over hetgeen slechts door een lang leven van taaie volharding en rustoloozsn pver verkregen wordt. Zy'n stoffelpk overschot zal, zoo mogeiyk, Zaterdag aanstaande naar Gotha worden over gebracht om in denlpkoven te worden verbrand. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16 regels ƒ1.05. Ieitero regel moer ƒ0.171. Grootere lottera naar plaatsruimte. Voor hot iu- casseeren buiten de stad wordt f 0.10 berekend. Tot de eerste klasse der Rpks-normaal- lessen te Voorschoten werden heden toege laten A. Van Santen, J. M. C. Paap, F. H. Broers en W. J. Jongbloed, uit Voorschoten; A. C. Van Bostelen en A. Boekraan, uit Oegstgeest: alsmede de jongejuffrouwen C. J. D. Haring, uit Veur, en C. Mechelse, uit Oegstgeest. Bevorderd werden: Van de eerste naar de tweede klasse: J. Pigge, uit Voorscho ten; van de tweede naar de d er de klasse: D G. Knünenburg, uit Wassenaar, en jonge juffrouw P. M. Den Baars, uit Veur; van de derde naar de vierde klasse: J. L. Van Leeuwen, uit Voorschoten. De heer J. W. H. Kalkman, predikant te Alfen aan den Ryn, hoopt Maandag, den 2den Paaschdag, des voormiddags te tien uren, in de kerk der Ned.-Herv. gemeente van Hoog- made op te treden. Carmen Sylva (de koningin van RumeniS) heeft aan de Koninklpke Vereeniging „Het Nederlandsch Tooneel" het recht verleend tot vertaling en opvoering van het door haar geschreven tooneelstuk „Dammerung." Naar men verneemt, zal jhr. dr. J. Six, die de betrekking van secretaris der com missie van toezicht van het Rpksmusoum heeft- nedergelegd, als zoodanig opgevolgd worden door den kunstschilder Jan Van Essen. Naar het „Hbl." verneemt, zün omtrent don kapitein Van Heutz, die onlangs in Atjeh gewond werd, by zyno familie te Breda thans zeer geruststellende berichten ontvangen. Ter aanvulling van een bericht, dat de heer Engelen van Rotterdam tegen den aan staanden winter als bas bp de Hollandsche Opera is verbonden, wordt aan het „Utr. Dagbl." gemeld, dat de heer J. G. De Groot met onder scheiden Nederlandsche zangeressen en zan gers in onderhandeling is, ten einde bet opera gezelschap zoodanig uit te breiden, dat het nog beter dan tot dusverre kan voldoen aan alle eischen van de kunst en buitendien aan de wenschen van de voornaamste provincie steden kan worden gevolg gegeven, om ook daar nu en dan voorstellingen te geven. Vóór een paar dagen werd door „De Nieuwe IJselbode" bericht dat dr. Schaop- man zich in den laatsten tyd weder minder wel bevond en eene operatie in de keel moest ondergaan. „De Tyd" kan echter mededeelen dat be doeld bericht overdreven was. De operatie, welke dr. Schaepman thans reeds ondergaan heeft, was van zeer onbeduidonden aard, ter wijl hy zich overigens zeer wel gevoelt. ROMAN VAN X WIER de nOXTÉPIV 34) „Wanneer zullen wp Martha naar „Le Petit Castel" doen verhuizen?" „Zoo spoedig mogelpk. Vanavond breng je er haar met Aneèle heen, ik blpf te Parys, je weet wel waarom. Zooals 'afgesproken is, zal Angèle Martha gezelschap houdenalleen zou zy zich vervelen." „Maar zij zullen ook nog dienstboden moe ten hebben." „Ja, daaraan heb ik ook gedacht. Dat is een lastig geval; dienstboden zyn nieuws gierig, en die nieuwsgierigheid zou onze plan nen kunnen benadeelen. Ik zal Angèle eens vragen of zp niet een paar vertrouwbare be dienden weet. Zp kent zooveel menschen, dat het mp verwonderen zou als zp ons niet kon helpen." „Inmiddels hadden zp het station bereikt en vertrokken zp met den eorstvolgenden trein naar Parys. „Wel, neef," vroeg Angèle, toen de twee mannes om halfdrie in het hotel te Parys terugkwamen, „heeft u gevonden wat u zocht?" „Ja, nichtje, wp zyn uitmuntend geslaagd," antwoordde Jacques; „wp hebben een aller liefst buitenplaatsje gehuurd aan de oevers van de Marne. Je zult er verbaasd over staan." „Wanneer gaan wy er heen?" „Onze lieve Martha zal er met volle teugen het buitenleven kunnen genieten, totdat ons huis hier is ingericht." „O! dokter, wat is u toch goed!" sprak de wees. „Nicht, ik belast je met de zorg voor het linnengoed en wat er verder noodig is." „Goed, neef, ik neem op my voor alles te zorgen." „Wy zullen ook nog twee dienstboden moeten hebben, een man en eene vrouw. De man om den tuin te verzorgen, de vrouw voor keuken- en huiswerk." Pascal gaf Angèle een teeken, wat deze terstond begreep. Zp naderde Martha en sprak „Komaan, lieve vriendin, ga nu naar je kamer, je zult toch nog wel een en ander hebben in te pakken! Kan ik je ook helpen?" „O! neen, dank je; ik zal spoedig genoeg tot het vertrek gereed zpn." Martha ging naar hare kamer en Pascal nam Angèle ter zyde. „Hadt je mp iets to vragen?" vroeg Angèle „Ja, wp moeten een paar bedienden hebben, maar je begrppt dat wy niet zoo maar den eerste den beste kunnen nemenwy moeten vertrouwbare personen hobben, die niet nieuws gierig of babbelachtig zpn." „Ik heb een paar goede menschen voor je op het oog, Elzassers, die weinig van het Pary'sche leven begrppen en zeer slecht Fransch spreken. Zp zpn pas een paar dagen hier, het zpn man en vrouw, hp is tuinier en weet ook met een paard om te gaanzp is keukenmeid." „Dat is juist wat wy noodig hebben. Neem hen aan en zorg, dat zy intpds op „Le Petit Castel", zoo heet onze buitenplaats, zyn. Als je nu daar bent, zorg je, dat Martha zoo min mogelpk uitgaat. De tuin is groot genoeg om in te wandelen." „Wees gerust. Kom je niet by ons wonen?" „Dat hangt af van hetgeen ik hier nog te doen heb." „Maar je brengt er ons toch heen?" „Neen, dat zal do dokter doen." „Waarom jy niet?" „Omdat ik nog gewichtige zaken te Parps heb." „Toch geene zaken met vrouwen?" Pascal trok zijne schouders op en ging voort „Haast je nu, je moet vóór den avond nog op „Le Petit Castel" zyn." „Ik kom om vpf uren hier." Angèle ging heen. „Ga je mee naar het station?" vroeg Jacques, toen hp met Pascal alleen was. „Neen," antwoordde deze, „ik ga naar mpns kamer in de rue de Puébla, om te zorgen dat dokter Thompson zpne papieren kan toonen als het noodig is." „Waar vinden wy elkaar weer?" „Vertel my dan eerst eens of je vannacht op „Le Petit Castel" blpft slapen." „Ja!" „Goed. Ik weet niet wat mij op myne onderneming van hedennacht kan overkomen zorg dus, dat je met den eersten trein morgen ochtend te Parys bent." „Afgesproken; tot morgen dus." Pascal Saunier begaf zich naar de rue de Puébla. Om vyf uren kwam Angèle in het hotel du Parlement. Zp had eene groote fiacre mee gebracht; op de impériale stonden drie k"of-_ fers met linnengoed en verschillondu ^„jshöu- deiyke benoodigdheden. Met dit rijtuig re(Jen zy en Jacques Lagarfia mo^ Martha naar h0(. station, waar de tv?e9 Bl'jasser3 reeds wachtten. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1