N'. 9239. Dinsdag 1 A.j>ril. A". 1890. ,§eze (Courant wordt dagelijksmet uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nornmer bestaat uit TWEE Bladen. Leiden, 31 Maart. Het Roode Testament. LEIDSCÏÏ DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer/0.17J. Grootere letters naar plaateruimte. Voor het in- cassceren bnitcn de etad wordt f 0.10 berekend. Officieel© Kennisgevingen. Oproeping In wcr^eiyken dienst van Milicien-Verlofgangers der lich tingen van 1§§6 en 1§8§. Burgemeester en Wethouders van Leiden, Gezien de Circulaire van den Heer Commissaris des Konings in de Provincie Zuid-Holland, van den 18don Maart 11., A No. 703/1 ('2de afd.), Provinciaal blad No. 23; Brengen tor kennis van de navolgende in deze ge meente gevestigde milicien-verlofgangers der lichtin gen van 1885 en 1886, dat zij, krachtens art. 125 der Militiewet, onder de wapenen wordon geroepen en daartoe op den hier onder vermelden dag, des nimiddags vóór vier uren, bij hunne corpsen tegenwoordig moeten zjjn, in uniform gekleed en veorzien van al de voorwerpen van kleeding en uitrusting, door hen bij hun vertrek met groot, verlof medegenomen, alsmede van verlofpas en zakboekje, zullende de opgeroepen manschappen op het mede hieronder aangewezen tijdstip in het genot van onbepaald verlof worden hersteld, alsdie, bebooronde tot het Begiment Grenadiers en Jagers, het éde en het 7de Regiment Infanterie, lichting 1885, van 14 April tot en mot 26 April 1890, het 1ste, het 5de en het 8st« Regiment Infanterie, lichting 1888, die vóór den laten September 1889 in het genot van onbepaald verlof zijn gesteld ge worden, mede voor het tijdvak van 14 April tot en met 26 April 1890; dat bedoelde miliciens mitsdien worden uitgenoo- digd, zich op Donderdag den ltiden April aanstaande, des vooraiddags tusschen 10 en 12 uren, vooraien van hun zakboekje, aan te melden ter plaatselijke Secretarie, tot het ontvangen van aanwijzing van de plaats, waarheen zij zich hebben te begeven, en van het hun eventueel toekomende daggeld of passage- biljet; en dat, bijaldien ziekte of andere wettige redenen hen mochten verhinderen aan deze oproeping te vol doen, zij daarvan tijdig ter plaatselijke Secr^tario hebooren kennis te-geven, in hei eerste geval onder overlegging eener geneesknndige vérklaring. Leiden, De Burgemeester voornoemd, 31 Maart 1890. DE KANTER. Door den heer Joh. Oostelaar, onder-kapel meester bi) de stafmuziek van het vierde regiment infanterie alhier, iB een feestmarsch gecomponeerd en opgedragen aan de uitvoe rende commissie voor wedstrijden van hand werkslieden en leerlingen te Leiden en om liggende gemeenten. Die feestmarsch zal bij de muziekuitvoering op Zondag 6 April a. s. door genoemd muziekcorps worden uitgevoerd. Uit het door ons ontvangen verslag van den toestand en de werkzaamheden der zoo nuttig werkende „Leidsche Hulpbank" ge durende het jaar 1889 blijkt o. a. het volgende De som, gedurende het vorige jaar aan 461 [eeners voorgeschoten, bedroeg 60,235. De geleende bijdragen loopen van 20 tot 400, gemiddeld 130.66. Vergeleken met het voorgaande jaar wflzen deze cijfers eene vermeerdering aan van 21 leeners en van 7670 aan uitgeleend kapitaal. Het aantal kleine leeningen (minder dan 200) bedraagt in 1889 aan 327 leeners, te zamen 24,185, gemiddeld 73.96; terwijl het aantal groote leeningen (boven de 200) bedraagt aan 134 leeners, te zamen 36050, gemiddeld 269. Nog duidelijker wordt de omvang van de werkzaamheden der Bank aangegeven in eene bij het verslag gevoegde tabel, ver meldende welke sommen, in de jaren sedert de oprichting (1862) daarvan verloopen, aan de verschillende leeners werden uitgekeerd. Gedurende het jaar 1889 werd over het terugbetaald kapitaal, groot 52,469, aan boeten ingevorderd 62.15 en aan premiën en restitution van rente uitbetaald ƒ465.01, zijnde percentsgewijs gerekend aan boete ƒ0.118 en aan premie en restitutie ƒ0.886. Het cijfer der ingevorderde boete, is per centsgewijs dus lager dan ten vorigen jare, toen het ƒ0.142 bedroeg en dat der uitbe taalde premiën en restitutién hooger, het welk toen 0.797 bedroeg. De overwinst, welke de Bank in het af- geloopen jaar maakte, bedroeg 1745.13'/, of 5.040 pCt.over het jaar 1888 bedroeg dit 1301.72, zijnde 4.313 pCt. Van het getal leeners woonden 67 buiten de gemeente Leiden, als: te Leiderdorp 4, Zoeterwoude 6, Voorschoten 2, Noordwijk 4, Katwijk 18, Lisse 2, Noordwijkerhout 6, Oeget- geest 11, Rynsburg 8, Sassenheim 2, Voorhout 1 en te Warmond 3. 105 personen, die in 1888 niet, of die nog nimmer hadden geleend, traden toe. Het aantal leeners, hetwelk op de zwarte lijst werd geplaatst en welke personen dus voor nieuwe leeniugen niet meer, of niet dan na een zeker tijdsverloop kunnen in aanmer king komen, bedroeg in 1889 19, tegenover 34 in 1888. Van deze 19 leeners woonden 4 buiten deze gemeente, 6 binnen de gemeente, terwijl voor 6 leeners het bedrag door de borgen werd afbetaald. Het hierboven medegedeelde zijn slechte cijfers, maar cijfers, die spreken, die aantoo- nen dat de inrichting meer en meer aan eene bestaande behoefte voldoet, dat wegens de nauwgezette waarneming door bestuurderen hunner verplichtingen en wegens hunne ijverige pogingen daartoe, de Hulpbank steeds meer aan haar philanthropisch doel beantwoordt. Ten gevolge van de weigering van het classicaal bestuur van Leiden en het pro vinciaal kerkbestuur van Zuid-Holland om te voldoen aan het verzoek van den Leidsehen kerkeraad tot het doen afschrijven van het grootboek eener som van 4 0,000 ten be hoeve van een diaconie-weeshuis, is verleden week in den kerkeraad het voorstel gedaan om op zijn besluit tot oprichting van zulk een weeshuis, genomen in het jaar 1874, terug te komen. WD verwijzen naar achterstaande ad vertentie, waarbij worden bekend gemaakt de prijzen, tegen welke deze week toegang wordt verleend tot de morgenmiddag te openen tentoonstelling van werkBtukken in de buiten- sociëteit „Amicitia." Aan de Leidsche Hulpbank werd ge durende de maand Maart geleend onder borgstelling een bedrag van 5948 80. Heden ontvingen wij per Engelsphe mail de Bataviasche bladen van 24 26 Februari, alsmede de „Deli-Crt." van 26 Februari en 1 Maart. De Nederlandscho mail, met berichten uit Indië, wordt morgenochtend alhier verwacht. Gedurende de eerste helft der maand Maart zijn aan het postkantoor alhier bezorgd de volgende brieven, welke, wegens onbekend heid der geadresseerden, niet besteld konden worden: Mej. Emmelie, J. W. De Lang, Wed. Tan Dorp, D. Kolm, J. H. H. Wiekamp, P. Van Zaanen, Slot en Zn., Amsterdam; J. VaD der Heide, Bodegrave; Goudemit, A. Starren, 's-GravenhageMevr. Kraay, Hel blond Mej. Van Oosten, BotterdamA. Pronk, A. Spaans, ScheveningenA. A. v. d. Reiden, Wed. Van Groenen, H. Hendriks, niet ver meld. Briefkaarten: H. Zwears, Amster dam; Mevr. Hoogeboom, Leiden;. C. B. Kooi, niet vermeld. Brieven, verzonden geweest naar België: L. Willems, Gentnaar FrankrijkTb. Van Gogh, Parijsnaar ZwitserlandH. De Sturler, Berne. By de heden gehouden openbare verkoo- ping van cokes, in partyen van 100, 50, 10 en 5 hectoliters, waren pryzen: 54, 27.50, 5.70 en 2.85. By Koninkiyk besluit is aan de na te noemen personen verlof verleend tot het aan nemen der onderscheidingsteekenon, achter hunne namen vermeld: H. F. Bultman, te Haarlemmermeer, lid van de EerBte Kamer der Staten-Generaal, ridder van het Legioen van Eer, waartoe hy door den President der Fransche Republiek is benoemd; dr. H. G. Van de Sande Bakhuyzen, te Leiden, hoogleeraar aan de Byks-Univorsiteit aldaar, officier, alsvoren; J. H. Krelage, te Haarlem, koopman en bloemkweeker, het kruis van „Officier du Mérite agricole", hem door den President der Fransche Republiek geschonken; J. P. C. H. De Kuyper, zich noemende en schryvende Joseph De Kuyper, te Rotterdam, cargadoor, officier d'Académie, waartoe hy door den Minister van Openbaar Onderwijs en Schoone Kunsten van Frankryk is benoemd; dr. D. Bierens De Haan, te Leiden, hoog leeraar aan deRyks-Universiteit aldaar, officier d'Académie, alsvoren; dr. C. Leemans, te Leiden, directeur van het Ryks-Museum van oudheden aldaar, com mandeur der orde van Medjidié, waartoe hy door den Kbédive van Egypte is benoemd. Het stoffeiyk overschot van wyien'dr. Comeille Jean Luzac, leeraar aan de R. H. B.- echool te Warfum, werd Zaterdag aldaar ter aarde besteld. Hy was de laatste manneiyke afstammeling van de Luzacs in Nederland, daar zyn jongere broeder zich onlangs in den vreemde heeft gevestigd. In den goeden zin des woords trotsch op zyn geslacht, dat, sinds twee eeuwen in Leiden gevestigd, zoovele beroemde telgen aan het vaderland heeft opgeleverd, was zyn leven te kort, om zyn Btreven, zich den roem zyner voorvaderen waardig te maken, verwezen- ïykt te zien. Een plotselinge dood maakte een einde aan zpn nuttigen werkkring, waarin hy zich de achting zyner ambtgenooten en de liefde zyner leerlingen had weten te verwerven. Dit ge tuigden op den doodenakker de woorden van den heer Rykens, directeur der inrichting, waaraan Luzac sinds korten tyd werkzaam was, en niet het minst de aanwezigheid van allen, met en voor wie hy arbeidde. Des overledenen oudste vriend, mr. M. Ryke, herinnerde wat zyne jeugdige echtgenoote, met wie hy nauweiyks drio maanden gehuwd was, zyne moeder en eenige broeder in hem verloren hebbon. Door regenten van het Wees- en Ael- moeseniershuis te Gouda zyn tot binnenvader en -moeder benoemd H. Naber en echtgenoote, thans in dergelyke betrekking te Oudsboorn. Het stoomschip „Batavia", van Rotter dam naar Batavia, passeerde 29 Maart Ponta- da-Guia; de „Brorao", van Java naar Rotter dam, is 29 Maart Suez gepasseerd; de „Con^ BOMAN VAN A A VIER DE HêSTÉPIV. 31) Het jongemensch ging naar boven, naar de kamer van zyn vriend. „Welnu, Raymond," sprak de gravin, toen zy met haren bezoeker alleen was, „spreek openhartig. Zyt ge tevreden?" „Omtrent myn zoon?" „Omtrent alles." „WelnH, neen, mevrouw." „Berokkent Paul u verdriet?" „PaulVerdriet 1 In geenen deele, mevrouw alleen boezemt zyn zwak gestel my nu en dan vrees in." „Ja, hy is een brave, edele jongen, je kunt met recht trotsch op hem zyn." „Dat ben ik ook werkeiyk, mevrouw!" „Wat zijn zwak gestel betreft, maak je daaromtrent niet te veel ongerust. Zyne kracht groeit met de jaren aan, evenals dit by Fabien het geval ie. „Ik hoop op de toekomst, maar het tegen woordige boezemt my wel eene ongerustheid in. Paul heeft behoefte aan rust, aan ver andering van lucht. Ik zou hem zoo gaarne eene reis door Italië laton maken." „En kan u dit niet?" „Helaas, neen." „Waarom niet?" „Omdat ik nog altyd gebonden ben door die keten, die ik, ten koste van myn halve leven, zou willen verbreken. Daarom zeide ik daareven, dat ik niet volkomen tevreden ben." „Kan Paul niet alleen reizen?" „Ik zou niet van hem kunnen scheiden. Ondanks zyne verstandelyke ontwikkeling, is Paul nog zeer onervaren en zyne onervaren heid zou hem in strikken doen vallen, die hy niet zag." „Maar is het dan niet mogeiyk je vryheid terug te krygen T' „Daarover wilde ik u juist spreken, mevrouw. Ik weet hoe goed u is, hoe u myn zoon liefhebt. Na vyf jaren in de gevangenis te Clairvaux te hebben doorgebracht, werd ik op voorspraak van u en van den graaf De Thonnerieux bevryd, ofschoon ik tot twintig jaren gevangenisstraf was veroordeeld. U weet, onder welke voorwaarden my myn verdere straftyd werd kwytgescholden. Omdat ik in de gevangenis eens een komplot had ontdekt, dat, behalve aan myzelven, aan nog vier menechen het leven had kunnen kosten, scheen men in my eene buitengewone ge schiktheid voor geheimen polltie-agent te ont dekken. Zonder juist tot een of anderen post te zyn aangesteld, bleef ik gedurende vyftien jaren ter beschikking van de politie om allerlei verborgenheden op te sporen. Alleen op die voorwaarde werd ik in vryheid gesteld. De vryheiddat was myn kind terugkrijgen, over hem waken, hem beschermen. Aarzelen was onmogeiyk, ik nam het aan.'" „Hoe lang is het al geleden, dat die over eenkomst gemaakt werd?" „Tien jaren, er blyven er dus nog vyf over." „Dus tien jaren lang vervul je moedig en getrouw je plicht. Ge hebt in dien tyd der maatschappy reeds verscheidene diensten be wezen." „Inderdaad, mevrouw; ik ben onophoude- ïyk werkzaam geweest en heb sporen ge vonden, welke anderen niet konden ontdekken. Honderden malen heb ik myn leven gewaagd en velen zyn hun leven aan my verschuldigd. Ik geloof dat ik myne schuld met interest heb betaald." „Dat heb je inderdaad." „01" wanneer Ik alleen op de wereld was, dan zou lk my niet beklagen. Ik zou zonder zwakheid myne taak nog v(jf jarem lang ver vullen, maar lk heb myn zoon, myn Paul; voor hem zou ik met het verledens willen breken. Hy was tot nog toe geheel aan zyne studie gewyd; ik kon hem mijne levenswijze verbergen, maar heden is hy by my. Het is my onmogelyk myn middel van bestaan voor hem te verbergen. Oals Paul eens vernam, wat ik geweest ben, wat ik nog ben, dan zou hy zich over my schamen. Begrypt u dat, mevrouw? Het kind, dat ik aanbid, waarvoor ik myn laatsten droppel bloed zou geven, zou my, zyn vader, verachten. Gelooft u, dat er iets verschrikkelykers denkbaar is?" Raymond verborg zyn gelaat in zyne han den; groote tranen liepen tusschen zyne vin gers door. Ook mevrouw De Chatelux voelde hare oogen vochtig worden. „Bedaar, Raymond", zeide zy, „betgeen je daar gezegd hebt, hetgeen je zoo verontrust, bestaat in werkeiykheid niet Paul bemint je en zal nooit ophouden je te beminnen. Hy zou je niet verachten, al wist hy ook dat ge veroordeeld waart. Daartoe zou het vol doende zyn, hem de reden van die veroor deeling te doen kennen, en in plaats van je te verachten, zou hy je bewonderen en je dankbaar zyn dat ge de eer van zyne belee- digde moeder hadt gewroken." {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1