N°. 9229.
Donderdag SO Maart.
A\ 1890.
(§eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van fpn- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 19 Haart.
Femlleton.
Het Roode Testament.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRLJB DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 meenden..r.TTT.7TÏ7 1.10.
Franco per post..-.1.40.
AiEcnderlljfce Nommera0.06.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 16 regels/1.05. Iedere regel meer 0.17$.
Groota* letters naar plaatsruimte. Voor het ia*
caseeeren hulton de etad wordt 0.10 berekend.
Heb doctoraalexamen ia de godgeleerdheid
is aan de universiteit alhier met goed gevolg
afgelegd door den heer H. R. Offerhaus Jr.,
en hetzelfde examen in de Nederlandsche
letteren door den heer B. Van Ftyswyk.
De dames G. J. Mulder en J. De Nie,
beiden van Leiden, hebben te Utrecht beko
men de akte voor nuttige handwerken.
De heer Julius Sabbe, die Maandag a. s.
is eene dameslezing van de Studenten-afdeeling
van het „'Willemsfonds" alhier ais spreker zal
optredeD, is een van de wakkerste woord
voerders der Vlaamsehe beweging.
Wy, Nederlanders, voor wie de leus „Één
volk, één taal", de allergewoonste zaak is,
kunnen ons moeilijk voorstellen, wat het
zegt, in zijn eigen land voortdurend voor zijne
taal te moeten strijden. Als wJJ dien strijd
gadeslaan en dan vernemen dat die taal de
onze is, dan gevoelen wij een zekeren natlona-
len trots, en eene rechtmatige sympathie voor
die strijders bevangt ons.
Voor onze broeders in Zuid-Afrika is dat
gevoelen ten onzent sedert enkele jaren ont
waakt. Te weinig echter nog kennen en waar-
deeren wy het streven onzer stamgenooten
aan gene zijde van den Moerdijk.
'In België of, zooals het door de Flamin
ganten bi) voorkeur genoemd wordt, in Zuid-
Nederland wordt die beweging ten gunste
van onze 6Choone moedertaal, geleld door het
„Willemsfonds", met mannen onder zijne vanen
als Julius Vuylsteke en Paul Frédéricq, als
Peter Benolt en Blaauwaert, als Jan Van
RiJswtJck, Pol de Mont, Julius Sabbe; mannen,
die met hand en tand de Nederlandsche taal
verdedigen tegen de aanmatiging en de onder
drukking, waaraan zij van Waalsche z(Jde
blootstaat.
Jnlius Sabbe, dien wij Maandag a. s. bier
zullen booren, is in Vlaanderen een bekend
schrijver en dichter. Vele stukken van zijne
hand verschenen in de Vlaamsehe bladen,
vele van zjjne gedichten zijn door Benoit op
muziek gebracht.
Maar bovenal is Julius Sabbe redenaar;
niettegenstaande zijne drukke werkzaamhe
den hij is professor aan het Athenaeum
te Brugge vindt hy nog tijd om b(j iedere
gelegenheid voor de vaderlandsche zaak en
voor de Nederlandsche taal zjjn krachtig woord
te doen weerklinken. De Flaminganten erken
nen hem algemeen als een hunner welspre
kendste woordvoerders; en zelfs tegenstan
ders als de „Indépendance" onthouden hem
dien lof niet. Inderdaad, het is een waar
geuot zuidelijken gloed zich te hoeren uiten
in Nederlandsche taal.
Onze studentenafdeeling van het „Willems
fonds" mag zich geluk wenschen dat zij er in
geslaagd is, dezen wakkeren strijder voor de
Nederlandsche zaak zich voor het eerst in
ons land te doen hooren.
Door de Kon. Nederlandsche Grofsmederij
te Leiden wordt over bet afgeloopen boekjaar
8 pet. dividend uitgekeerd.
Gedurende de tweede helft der maand
Febr. zijn aan het postkantoor alhier bezorgd de
volgende brieven, welke, wegens onbekend
heid der geadresseerden, niet besteld konden
worsen: Smith Ham, G. C. C. Dekker,
Amsterdam; mej. J. Kuipers,BredaAarzeele,
GorkumP. De Graaff, Schutterop, mej.
C. Kies, W. F. Brier, 's-Gravenhage; A.
Haazenoot, Katwijk aan Zee; mevr. Hooge-
boom Smith, Leiden; dr. Thanier, Monniken
dam. Briefkaarten: Mej. J. De Graad,
Amsterdam; A. Zweering, 's-Gravenhage.
Brieven, verzonden geweest naar Amerika:
K. C. Van der Sluis, Jonesvllle; naar Enge
land: prof. Walter Leaf, Cambridge; naar
Frankrijk: F. Zitman, Parijs; naar Indië:
C. H. Knip, Weltevreden.
Benoemd is tot onderwijzer aan eene
Christelijke school te Leiden de heer D. G.
Van der Horst, te Dedemsvaart.
De gemeente Wassenaar heeft vijf en
twintig gulden subsidie geschonken voor de
door de afdeeling Leiden en omstreken van
de Maatschappij tot bevordering der Bouw
kunst te houden wedstrijden van handwerks
lieden en leerlingen.
De gisteren te 's-Gravenhage aangevan
gen veiling van de verzameling schilderijen
van wylen mevrouw Van Wassenaer van
Oatwijck was druk bezocht; de kooplust was
aanvankelijk niet greot, maar nam later toe.
Het totaal der opbrengst was gisteren f 42,410.
Naar men verneemt, is dr. Campbell,
bibliotbecaris van de Koninklijke Bibliotheek
te 's-Gravenhage, in de laatste dagen vrij
ernstig ongesteld.
Beroepen is te Wouterswoude (toez.) ds.
H. J. Hulscher, te Reeuwijk.
Bedankt is voor het beroep naar de Remonstr.
gem. te Boskoop door dr. H. IJ. Groenewegen,
to Dokkum.
Z. M. de Koning heeft benoemd tot
ridder 2de klasse (Grootofficier) in de orde
van den Gouden Leeuw van Nassau mr. J. H. M.
baron Mollerus van Westkerke, commissaris
des Konings in Gelderland, en mr. J. H. Geert-
sema Czn., commissaris des Konings in
Overijsel.
De uitslag van de gisteren gehouden
verkiezing voor een lid van den Haagscben
gemeenteraad was als volgt:
Ingeleverd waren 3662 stembiljetten; van
onwaarde 30.
Geldig uitgebrachte stemmen 3632; vol
strekte meerderheid 1817.
Hebben verkregen de hoeren H. J. C. De
Charro (liberaal) 1767 st.B. baron Calkoen
(conserv. en candidaat der katholieken) 1243
Bt.W. J. Van Sandick (anti.-rev.) 617 Bt.;
zoodat herstemming moet plaats hebben tus-
schen de heeren De Charro en Calkoen.
De heer en mevrouw Faassen te Rotter
dam herdachten gisteren hunne 40-jarige
tooneelloopbaan.
In den schouwburg aldaar werd des avonds
b(j die gelegenheid Faa6sens bekend stuk:
„Platyn Ce." gegeven.
Het was eene ware feestvoorstelling, waar
omtrent de „N. R. Crt." o. a. het volgende
mededeelt
Op alle rangen van den schouwburg waren
alle plaatsen bezet. Dat er eene feeateiyke,
vriendschappeiyke stemming heerschte, be
hoeft nauwelyks gezegd te worden. Zoodra
Faassen èlï later mevrouw optraden, begroet
ten hen bloemen, toejuichingen en fanfares.
Na ieder bedryf herhaalde zich dit, en ook de
acteurs vonden telkens, ieder ln het byzonder,
waardeering. Na het derdo bedryf, dat eindigt
met Faassens effectvolle, met kracht gezegde
tirade: „De groote lui kunnen binnenkomen,
de boeren gaan heen!" bereikten de toejuichin
gen haar toppunt. Toen nu het scherm weder
omhoogging, zag men alle leden van het ge
zelschap op het tooneel vereenigd en in hun
midden de twee feestvierenden, tot wie een
stroom van bloemen uit de zaal oprees, door
welken zy allengs geheel omstuwd werden.
De fanfares en het handgeklap verstomden
en A. J. Legras nam het woord. Hartelyk
en vol waardeering was zyne toespraak tot
den kunstbroeder, met wien hy zoo lang
heeft samengewerkt en wien hy, als regisseur
en schouwburgbestuurder, in zoo verschillende
opzichten dank verschuldigd is. Uit naam van
het publiek bood hy den heer en mevrouw
Faassen eene doos aan, bevattende een ge
schenk in zilver en nog eene verrassing, be
nevens een pracht-album, vermeldende de
namen der gevers.
Welkom als dit blyk van waardeering den
feestvierenden geweest moge zyn, nog inniger
was hunne aandoening, toen mej. Marie Vink
uit naam van het gezelschap „De Vereenigde
Tooneelisten" naar voren trad. Het tastbare
blyk van vriendschap, dat zy bad aan te
bieden, was een ameublement, in teekenlng
overhandigd. Toen zy gesproken had, beze
gelde mejuffrouw Vink hare woorden met eene
harteiyke omhelzing. Dit was eene acboone
groepde bloeiende jeugd, hulde brengende
aan den eervollen ouderdom, en beantwoord
met vaderiyke genegenheid.
Faassens broeder, de directeur van den
schouwburg op den Gooleingel, zond een
krans, die door D. Haspels werd overhandigd.
De afdeeling Rotterdam van het „Tooneel-
verbond" bracht mede hare hulde in den verm
van een bloemgeschenk, en ook het „Aesthe-
tisch Genootschap" zond een bouquet.
Eindelyk kwam de beer Van Kuyk, als
vertegenwoordiger van Gebr. Van Lier te
Amsterdam, zyne gelukwenschen voegen by
die der Rotterdamsche vrienden. Het „Grand
Tbéatre," zeide hy, behoorde onder de too-
□eelen, welke de heer en mevrouw Faassen
met hunne talenten hebben opgeluisterd.
Daarom was hy herwaarts gekomen om,
uit naam der Amsterdamsche kunstbroeders,
den auteur, den acteur en den gelukkigen
huisvader, met zyne echtgenoote den tol
der vriendschap en der waardeering te brsngen.
Dit waren de betuigingen, van welke het
publiek deelgenoot werd gemaakt. Maar reeds
van des ochtends af, was het in Faassen's
woning een voortdurende stroom van tele
grammen, brieven, bloemen en geschenken.
Gedurende de voorstelling kwam er nog
een aantal telegrammen. Achter de sobermen
heerschte eena feestelyke stemming en gaf
het lichtbewogen kunstenaarsgemoed zich
lueht in betuigingen vol harteiykheid en
geestdrift. In de zaal deelden de toeschouwers
in die stemming, welke aan het einde der
voorstelling zich opnieuw in toejuichingen
en terugroepingen uitsprak.
Dat Rosier Faassen en zyne vrouw dank
baar en aangedaan waren, behoeft ternau
wernood te worden vermeld.
By koninkiyk besluit van 16 dezer zyn,
ter zake van hun gedrag by het gevecht
voor Kots-Toeankoe (Atjeh), op den 26sten
Juli 1889, benoemd tot ridder 4de klasse der
Militaire Willemsorde: de lste luit. der cav.
jhr. L. D. O. De Lannoy, de lste luit. dei-
art. G. E. Van Daalen, de serg. der inf.
J. H. G. Soeters, de korporaal der art.
G. Veerman en de fuseliers F. C. A. Buys
en W. R. Schirmerterwql is bepaald dat
als ridder 4de klasse van de Militaire Wil-
ROMAN VAN
XilIEB DE MOATÉPII*.
13)
Met bevende hand nam Martha de rekening
aan; zy wilde spreken, maar het was haar
onmogeiyk een woord uit te brengen.
„Er ia geen haast by," vervolgde de dokter
„zie het maar eens op uw gemak ua. Tot
morgen, dan zal ik trachten vroeger te komen."
De dokter vertrok, beneden wachtte de waard
hem op.
„Welnu, dokter," vroeg hy, „hoe gaat het
boven?"
„Oi vëel beter, ik houd herstel niet alleen
voor mogeiyk, maar zelfs voor waarschynlyk."
„Dat is eene goede tyding. Heeft u myn
raad van gisteren opgevolgd?"
„Zeker, Lureau; ik heb baar myne rekening
gegeven."
„Zy zyn zeer schraal by kas, nietwaar?"
„Het heeft er allen sohyn van. Zy zyn
zeker te beklagen, maar ik moet ook ieven
en ik oefen myne praktyk niet voor myne lief-
hebbery uit."
„Zeker niet, vooral in znlk een duren tyd.
De bakker en de slager laten zich ook niet met
een vriendeiyk woord betalen. Vraag morgen
om het geld, en laat de rekening vooral niet
hooger worden."
„Dat zal ik doen, dank u I"
De dokter drukte Lureau de hand en verliet
„De Visscher Martin".
Na het vertrek van dokter Gerbaut wae
Martha onbeweegiyk op hare plaats blyven
staan; haar boezem zwoegde, haar hoofd
brandde.
„01 daarvoor had ik reeds gevreesd," sta
melde zy. „Zyne rekening, en morgen zal hy
om geld vragen. Morgen reeds!"
Zy ontvouwde de rekening en keek naar
het totaal. Dit bedrag joeg haar eene rilling
door de leden.
Twee en twintig visites a 3 franken 66
franken.
Martha viel op een stoel neer en verborg
haar gelaat in hare handen.
„Zes en zestig franken, wat te doen sprak
zy. „Als ik hem niet betaa), zal by niet
terugkomen, en myne arme moeder zal ster
ven. Myn Hemel, wat hebben wy toch gedaan,
dat wy zoo ongelukkig zyn En ik heb niets
tegen dien dokter gezegd, ik heb hem onze
armoede niet bekend gemaakt, by zou mis
schien myne smart, myne wanhoop begrepen
hebben en medelyden met ons hebben gehad.
Morgen zal ik bem alles zeggen, hem om
uitstel verzoeken, hem smeeken my'ne moeder
niet te verlaten. Maar als hij weigert Komaan,
ik mag den moed niet verliezen. Ik heb onze
horloges en de weinige juweelen, die wy be
zaten, naar de bank van leening gebracht,
maar ik heb er de retus vandie kan ik nog
verkoopen. Als onze koffers maar hier waren,
daar zyn japonnen en linnengoed in, waarop
ik gold zou kunnen krygen, maar zy zyn met
den sneltrein van Genève naar Parys gezon
den. Wy hebben niets. 01 en die bankier
antwoordt maar niethy laat ons sterven van
gebrek. Zou hy twee vrouwen willen beroo-
ven van alles, wat zy bezitten? Dat zou te
laaghartig zyn!"
Martha nam de re?us van de bank van
leen ing, stak ze met het recept van den dokter
in haren zak, trok haren mantel aan en zette
haren hoed op.
„Ga je uit, lieve?" vroeg de zieke.
„Naar den apotheker. Heeft u nog iets noo-
dig vóór ik wegga?"
„Ik heb dorst."
Martha gaf hare moeder nog een half
glas water, verliet toen de kamer en sloot
de deur af.
Sedert den morgen van den vorigen dag bad
het arme kind niets gebruikt; zy zou byna
neergevallen zyn.
„Ik moet iets eten," sprak zy; „ik kan het
niet langer uithouden."
Zy trad by een bakker binnen, waar zjj
brood, en daarna by een spekslager, waar zg
worst kocht, en hiermede stilde zy onderweg
haren honger.
In de apotheek liet zy het recept voor hare
moeder gereed maken.
„Wanneer is het klaar, mynheer?" vroeg zy.
„Over drie kwartier, mejuffrouw 1"
„Kan u me ook zeggen, hoeveel het zal
kosten
„Zeker."
De apotheker rekende het uit en zeide;
„Zes franken, vyf en twintig centimes,
mejuffrouw."
„Dank u, mynheer, ik kom over drie-kwar
tier terug."
Martha begaf zich daarna naar eene der
achterbuurten van Joigny.
„Zes franken vyf en twintig," mompelde
zy, „en morgen zes en zestig franken aan
den dokter, een weinig meer dan twee en
zeventig franken en er zyn my nog slechte vyf
franken overgeblevenik mag niet aarzelen."
(Wordt vervolgd.)