N°. 9209.
Dinsdag 35 Februari.
A°. 1890.
Leiden, 24 Februari.
$ese <§ourant wordt dagelijks, met aitsonderiag
van fèon- en
Feuilleton
Het verhoor op 's-Gravenstein,
PRÏJ0 DIZBE COURANT'
fMi Leidon per 8 munlMk.r. 1.19.
ffraft» per poet1.49.
Afeeaésrlgke No minor».9.99.
Oflïcieele Hennisgeviuge».
Burgemeester en Wethouders van Leiden
Gezien de wet van 28 Juni 1881 (Stbl. No. 102)
tot herziening van do artikelen 264, 265 en 266 der
Gemeentewet
Brengon ter kennis dat het 2do suppletoir kohier
der plaats, dir. bel., dienst 1889, in afschrift gedurende
vijf maanden op de Secretarie der gemeento (afdee-
ling „financien") voor een iedor ter lezing is neder-
gelegd, en dat elke aangeslagene binnen drie maanden
na de uitreiking van het aanslagbiljet tegen zijnen
aanslag bezwaren bij verzoekschrift, op ongezegcld
papior, aan den Gemeenteraad kan inbrengen, terwijl
de belanghebbende binnon dertig dagen na de mede-
deeling van 'aP.aads beslissing, bij de Gedeputeerde
Staten dezer provincie in beroep kan komen, wordende
tevens de verplichting tot het betalen van den aan
slag door het indienen van bezwaren en het instellen
van beroep niet opgeschort.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Loiden, DE KANTER, Burgemeester,
22 Febr. 1890. E. KIST, Scoretaris.
Burgemeester en Wethouders van Leidon,
Gezien de missive van Z. E. den Minister van
Marine, dd. 20 Februari jl. No. 28, houdende mede-
deeling van het voornemen tot plaatsing van eeao
gaskrachtmachine van 3 paardenkrachten in het ge
bouw der verificatio van 'a r^jks zeeinstrumenten aan
do Yarkemnarkt.
Gelet op art. 6 der Wet van 2 Juni 1875 fStaata-
blad No. 95);
Geven bij deze kennis aan het publiek dat de
betrekkelijke stukken op de Secretarie dezer gemeente
ter visie gelegd zijn.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, DE KANTER, Burgemeester.
24 Febr. 1890. E. KIST, Secretaris.
Hoe hoog de verwachtingen hier gespannen
waren in het optreden van mevr. Sigrid
Arnoldson getuigde de volle Schouwburgzaal
van Zaterdag-avond. Alleen op de galerij
waren nog eenige plaatsen ledig; de overige
drie rangen waren niet enkel geheel bezet,
maar or waren zelfs nog plaatsen te kort
gekomen.
Reeds dadelijk by haar eerste optreden,
nog voordat zy een noot gezongen had, werd
haar namens het Studentencorps een buiten
gewoon groote, sieriyk gevulde bloemenmand
aangeboden, en toen z(j na de aria van Suzanne
uit Mozart's „Figaro's Hochzeit" onder dave
rende toejuichingen herhaaldeiyk voor het
voetlicht moest terngkeeren, ontving zy van
een der leden van de schouwburg-commissie
wel eene kleinere, maar niet minder fraai
gevulde bloemenmand.
Onmiskenbaar als een bewys hoezeer deze
huldeblyken door haar werden op prys ge
steld, liet zy ze vooraan ter zyde van het
tooneel plaatsen, zoodat het publiek er den
geheelen avond het gezicht op had.
Na hare volgende voordracht „Boléro" uit
PRIJB DHR ADVBRTENTIBN;
▼an 19 regels 1.08. Iedere regel meer 9.1?^
Orootero lottere naar plaatsruimte. Veer heft è*-
oasseeron buiten do stad wordt 0.10 berekoaA.
of do zwartjes-bende.
Sr
Hy geraakte een oogenblik in "verwarring,
doch herstelde zich weldra weder en ant
woordde: „Als men kwaaddenkend wil zyn
moet dit min of meer zonderling schynen
doch by de ontdekking van een zoodanig
ongeluk, als dien goeden menschen is weder
varen, en zoo men dan daar aan huis is, kan
men licht verbysterd worden; men zegt dan
wel een woord, dat men zoo niet indenkt en
dat ook op zichzelf niet der moeite waardig
is om er over te spreken."
De baljuw liet zich echter met dit antwoord
van Himmelgarden zoo niet afschepen, maar
drong wel degeiyk op eene nadere verklaring
aan en zeide, juist zeer veel gewicht te hech
ten aan zulke omstandigheden en inzonder
heid ook aan het gedrag, dat hy den volgen
den Zaterdag en by andere gelegenheden, in
herbergen en elders had gevolgd. Op de vraag
„waarom hy dan, indien hy zichzelvon niet
bewust was geweest dat hy verdacht werd
gehouden, op de uitnoodiging van den baljuw
om ten zynent te komen, ten einde over de
ongesteldheid van een paard te spreken, zich
„Vêspres Siciliennes", van Verdi, zouden ze
vermeerderd worden met een grooten lauwer
krans, haar eveneens overhandigd toen zy
de aanwezigen wederom zooveel genot had
geschonken.
Daarby echter bleef het nog nietwant toen
zy het „Wiegenlied" van Brahms en het
Mütterlein, sprich!van haren schoonbroeder
Robert Fischhof had gezongen, ontving zy
andermaal eene bloemenmand, welke, te mid
den van de beide anderen prykende, daarmede
een schoon geheel vormde.
De toejuichingen hadden nu een zoodanigen
verbazenden omvang verkregen, dat de zangeres
het niet kon nalaten eene allerliefste voor
dracht ten beste te geven. Wederkeerig werd
haar daarvoor nu een fraaie bouquet vereerd.
Aan blyken van sympathie ontbrak het
haar dus hier niet, ook niet na hare laatste
voordracht, welke zy genoodzaakt was weder
met een nommer (een Zweedsch volkslied?)
buiten hot programma te vermeerderen.
Het was alzoo voor wesrszyden een schoone
avond. Zy was de lievelinge van het publiek,
de Hoordsche zaDgeres. Moeilyk zal het elk
vallen, haar door de qualiteit harer stem
niet bekooriyk te noemen, evenals zy ook
door hare persoonlykheid, door de vereenigde
factoren van jeugd, schoonheid, gratie, on-
tegenzegiyk inneemt.
Wat in deze artiste zoo algemeen gewaar
deerd wordt, Is de vlekkelooze reinheid van
haren zang, hare zekerheid van intonatie,
het timbre harer stem, dat altyd frisch en
heerlyk blijft en waardoor zelfs onbedui
dende stukjes iets aantrekkelyks krygen.
Hare voordrachten, met piano-begeleiding
gepaard gaande, werden afgewisseld door
het klavierspel van don heer Johan Wijsman,
leerling van den heer Tibbe, van Amsterdam.
Hy speelde de „Ballade" in G-moll van
Chopln, de „Variatlën" in C-moll van Von
Beethoven, de „Nocturne" in Fis-dur van
Chopin en de „Rhapsodie IV" van Liszt. Hy
had daarmede eene zware, maar tevens hoogst
ondankbare taak te vervullenwant de ge
vierde, op wien dezen avond voornameiyk de
aandacht was gevestigd, voor wie men eigedyk
ter schouwburgzale was gegaan, was en bleef
Sigrid Arnoldson. Rekenende met het applaus,
dat hem na elk nummer ten deel viel, na
het laatste zelfs uitbundig, kon men tot de
gevolgtrekking komen dat zyn optreden mede
byzonder werd gewaardeerd.
Het jaariyksche feest der Leidsche typo
grafen, op Koppermaandag wegens het groot
aantal der toen aan influenza lpdende leden
tot later uitgesteld, werd nu Zaterdag-avond
in het lokaal „Vondelhoven", aan den Stations
weg, gevierd.
De leden der Vereeniging „Lourens Jansz.
Costor" waren met hunne vrouwen en meisjes
in grooten getale opgekomen, zoodat de ruime
zaal ggheel gevuld was. Ook enkele donateurs
waren aanwezig.
Nadat eenige leden der kapel van het 4de
regiment infanterie een marsch hadden doen
hooren, werd de feestvergadering geopend
door eene toespraak van den president. Na
een woord van welkom, nu de heerschende
ziekte onder de leden gelukkig geweken is,
wees hy er op hoe het vorige jaar van de
VereenigiDg meer dan gewone inspanning
vorderde, daar het ziekto-oyfer tot eene voor
hot bestuur ongekende hoogte klom en de
Vereeniging zelfs vier leden door don dood
verloor, waaronder de hooggeachte eere
voorzitter Copier, aan wiens nagedachtenis een
woord van waardeering werd gebracht.
Terugziende op den afgeloopen jaarkriDg,
mag de Vereeniging weer de zelfvoldoening
smaken aan al hare verplichtingen te
hebben voldaan. Ze heeft weer hare hulp
gebracht daar, waar die werd gevraagd, en
daardoor veel leed verzacht, veel lyden ver
licht. Voor een deel komt daarvoor dank toe
aan den hoeggeachten beschermheer, den heer
L. M. De Laat de Kanter, burgemeester, de
heeren patroons en donateurs voor hunne
geldelyke bydragen, zonder welke de Vereeni
ging niet in staat zou geweest zyn wel te
doen als nu kon geschieden.
Spreker eindigde zyne toespraak aldus:
„Thans, nu wy weer feeatelyk zyn samen
gekomen om na eene lange reeks van arbeid
en inspanning eenige uren van ontspanning
te genieten, thans bloeit er eene schoone
bloem aan onzen voethet is de bloem der
vreugd en der vriendschap. Laat ons van
baar schoonheid en geur genieten met al de
kracht, die in ons is, maar ook met al de
eer, die we aan haar verschuldigd zyn. Dan
zal dit feeat er ook iets toe bydragen om
den broederband, die ons te zameu verbindt,
te versterken, en wanneer het feest weer
tot het verleden behoort, een aangenamen
indruk by one achterlaten."
Vervolgens bracht de secretaris het 36ate,
vry breedvoerige jaarverslag uit der Vereeni
ging, welke, gesteund door beschermheer en
67 donateurs, in het begin van het afgeloopen
jaar 140 leden telde, doch thans, met bet
niet by hem had laten vinden," werd hy
zichtbaar kwaadaardig en hernam: „dat het
niet der moeite waardig was daarop verder
te antwoorden!" Toen er daarop een oogen
blik stilzwygen heerschte en hem intusschen
niets gevraagd werd, verzenk hy in diepe
gedachten, scheen te vergeten waar hy zich
bevond, keerde zich om, zag op den grond
voor zich neder en deed eenige schreden flui
tende door de kamer. De baljuw liet bem
stil begaan, en het was of hy weder eens
klaps uit die my mering ontwaakte; by scheen
afgemat en kwam weder voor de tafel, terwyi
de baljuw, hem sterk aanziende, het woord
nam en hem ernstig vermaande de waarheid
te zeggen. „Ja!" zeide hy plotseling, „ik be-
grjjp hetl ik ben onschuldig, maar ik heb dit
gewis alleen te wyten aan de Bcharensiypers,
die te Leiden gevangenzitten; (en met klim
mende kwaadaardigheid) die schurken, die
zullen nuHier zweeg hy.
Dit gaf eenig licht. Hoe kon Himmel
garden vermoeden, al wist hy by gerucht,
dat zoodanig volk te Leiden in hechtenis
was, dat die scharenalypers hem zouden noe
men, zoo hy hen niet kende en zy niet in
onderlinge betrekking stonden? Daarby had
dit gespuis, of eenigen hunner, gezegd, dat
by den diefstal te Nieuwerbrug het goed van
1 binnen was aangegeven door iemand, die san
bestuur medegerekend, 130; deze vermindering
is o. a. toe te schryven aan vertrek naar
elders, verandering van betrekking en wegens
overlyden van de leden 'Walraven, Derogée
en Kettenis. Do staat van het ziekenfonds
was van dien aard, dat de Vereeniging het
gsheele jaar door wel veel zieken had, doch
met zooveel als de twee voorgaande jaren. Later
was de influenza echter oorzaak, dat alleen
van 6 tot 31 Jan. 11. aan ziekengeld f 361
moest worden uitgekeerd. Evenwel kon de
Vereeniging doen wat zy moest doen
Ook het toolagefonds by overlyden blyft
steeds in bloei toenemen, in weerwil er f 300
aan de overblyvenden is uitbetaald. Overigens
bleek uit dit verslag opnieuw dat de vereeni-
giug „Lourens Jansz. Coster" eene nuttige
vereeniging is, welke den werkman in staat
stelt by ziekte en overlyden het leed eenigezins
te kunnen verzachten.
Het gezellig samenzyn was verder gewyd
aan het zingen van feestliederen, in een bundel
vereenigd den leden en gonoodigden aange
boden, de uitvoering van enkele muzieknom-
mers en de opvoering van twee tooneelstukjes
„Het huweiyk by Trommelslag", zangspel in
drie bedryven, naar het Fransch door M. J.
Raffa en J. Beeme, en „Lot is dood 1", blyspel
met zang in êin bedryf, naar het Hoogduitsch
van Leopold Günthes. In beide stukken logden
de medewerkende typografen veel tact aan
den dag om hunne rollen goed te vervullen,
evenals de dames, die hare bereidwillige
modewerking verleenden, waarvan ééne voor
het eerst. Zy allen kweten zich uitmuntend
van hunne taak en werden dan ook by her
haling luide toegejuicht. Eéne der dames, mej.
A. E. Koster, was er reeds zooveel jaren en
zóó verdiensteiyk opgetreden, dat het bestuur
haar thans, op plechtige wyze en onder eene
hartelyke toespraak van den president, het
eere-lidmaatschap uitreikte. Algemeens byval
en fanfares vielen hieraan ten deel. Het bal,
waarmede het feest besloten werd, was by
zonder opgewekt. Er heerschte voortdurend
een prettige tooD.
- "Wy vermelden met genoegeD dat dezer
dagen alhier door eenige dames eene vereeni
ging „Armenzorg" ie opgericht, waarover
morgen in dit blad nadere aankondiging zal
geschieden. Gaarne vestigen wy de aandacht
der lezera reeds by voorbaat op deze nieuwe
vereeniging. Waar de dames zich do groote
moeite getroosten, die noodwendig aan armbe
zoek verbonden is, kunnen en mogen wy niet
nalaten onze stadgenooten dringend aan te be-
dat huis een kind van eene breuk had go
nezen. Op de vragen, welke uit zyneontboe
zeming voortsproten, trachtte hy zich te red
den met te zeggen, dat hy die scharenalypers
wel op weg had ontmoet; dat hy, als vee
arts messen en vly«en noodig hebbende, hen.
die had laten slypen, en daar zy dit niet goed
hadden gedaan, daarover met hen in twist
was geraakt en die schurken hem uit wraak
gewis dien trek zouden spelen. De baljuw
deed hem het ongerymde hiervan opmerken
en ried hem, den rechter niet te mislei
den, zonder hem evenwel te laten gevoelen
dat die Leidsche gevangenen hem, zonder
hem juist te noemen, vrywel hadden uitge
duid. Op de overweging ook, dat die
scharensiypers noch van de beweegreden
waarom Himmelgarden te Nieuwerbrug was
geweest, noch van zyn vernachten daar ten
huize, noch van het aangeven van het goed
hetgeen uit de omstandigheid der braak als
anderszins klaarblykelyk was, iets konden
weten, zoo zy met den Woerdenschen ge
vangene ln geene betrekking stonden, werd
dat licht meer en meer verhelderd. Maar
Himmelgarden bleef by de ontkentenis.
Ten einde in dezen stand der zaak een
stap nader tot hare ontwikkeling te beproe
ven, kwamen de baljuwen van Rynland en
Woerden overeen, de gevangenen in elkanders
tegenwoordigheid te brengen, alsdan waar te
nemen hoe zy zich zouden houden, en hGn
te hooren en te vergelyken. Deze samenkomet
werd bepaald op Vrydag den 12den Juli, en
daar Himmelgarden alleen te Woerden gevan
gen was, was het alleszins gomakkelyker
hem alleen over te brengen, dan zoovelen
van Leiden naar Woerden. De baljuw, eene
commissie uit de hooge vierschaar en de
fungeerende Becretaris zouden hem volgen,
en de baljuw en vierschaar van Rynland zou
den alsdan ter bepaalder plaatse vergaderd zyn.
Een paar dagen vooraf ondergmg de gevan
gene nog eens een verhoor, doch evenals de
vorige verhooren liep ook dit vruchteloos af.
Hy nam nu zelfs eene zeer kalme houding aan,
en toen hy nopens het door hem verhaalde
betreffende de scharensiypers nader werd ge
hoord, zeide hy: „van geen zoodanige personen
te wetendat, zoo hy daarvan mocht gesproken
hebben, znlks alloeo moest worden toegeschre
ven aan het gestadig ondervragen, dat iemand
wel halfgek moest makener was niemand,
die van hem iets kwaads kou zeggen, en hy
verlangde te weten wie hem beschuldigde;
den zoodanige zou het eenmaal berouwen en
duur te staan komen;" in het kort: hy was
dien dag zeer onhandelbaar.
Word' vtrtu ad.)