N°. 9165
Zaterdag 4 Januari.
A0. 1890.
Leiden, 3 Januari.
§ese jouraat wordt dagelijks, met uitsondering
van tgfin- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
DE CAPULINA."
DAGBLAD.
Paus DEZES CO US. AST:
▼•or Loidta per 8 meenden.1.10.
Fnnoo per port77... 1.49.
AAonderLjJke Hemmen.%M.
Het zal ongetwijfeld zeer velen aange
naam zyn te vernemen dat de heer Willem
Van Znylen, de zoo gevierde Rotterdameche
tooneelspeler, te dezer stede weder eenige
voordrachten zal komen houden, vermeld in
eene hierachter voorkomende advertentie. Wer
den zjjne vroegere voordrachten in de Stads-
zaal immer druk bezocht, niemand zal er aan
twijfelen of zjjn aanstaand optreden in den
Schouwburg zal de blijken dragen hoe gevierd
hy in de Sleutelstad nog steeds ie, te meer,
daar men hem hier in den laatsten tjjd zoo
dikwijls niet meer als tooneelspeler kon be
wonderen. Daarom verzuime men zoo min
mogelfik a. s. Dinsdag naar het gebouw aan
de Oude Vest op te gaan.
Door de anti-revolutionaire kiesvereeni-
ging „Nederland en Oranje" ie tot candidaat
voor het lidmaatschap der Provinciale Staten
van Zuid-Holland geproclameerd mr. J. Bredius,
alhier.
Zondag a. s., des morgens om 10 uren,
zal voor do Ned.-Herv. gemeente te War
mond optreden de. Van Walsem, predikant
te Noordwjjk aan Zee.
Voor de betrekking van hoofd der
school No. 11 te Haarlemmermeer hebben
zich 67 sollicitanten aangemeld.
Te Hoogmade zijn herkozen voor leden
van den kerkeraad de heeren H. Van Soest
als ouderling en D. Van Rijn als diaken,
en voor leden van het kerkbestuur J. Hooge-
veen als kerkvoogd en L. Leeuwenhoek als
notabel, terwijl, in plaats van den aftredenden
notabel D. Oling, die verzocht had wegens
hoogen leeftijd niet meer in aanmerking te
komen, werd gekozen de heer R. Kroes.
Aanstaanden Zondag, 5 Januari, zal de
heer C. Woutman, predikant te Boskoop,
des voormiddags te tien uren in de kerk
der Ned.-Herv. gemeente van Hoogmade op
treden.
De Oppor-Ceremoniemeester maakt be
kend dat, ingevolge de bevelen des Konings,
het Hof voor den tijd van acht dagen, i.gaande
2 Januari, den lichten rouw zal aannemen,
wegens het overlijden van de keizerin van
Brazilië.
De vertegenwoordigers van de buitenland-
eche hoven en regeeringen, by het Nederland-
sche Hof geaccrediteerd, hebben op den Nieuw
jaarsdag hunne opwachting gemaakt bij den
minister van buitenlandsche zaken.
De gezanten boden der Nederlandsche Re
geering in den persoon van den minister van
buitenlandsche zaken hunne gelukwenschen
aan en verzochten Z. Exc. by den Koning
de tolk te willen zyn van de hartelyke ge
voelens van hunne vorsten en regeeringen
jegens Zy'ne Majesteit.
Men verneemt dat de heer Verniers Van
der Loeff, lid der Tweede Kamer, door eene
ernstige ongesteldheid is aangetast, welko
hem waarschynlyk zal verplichten zich ge
durende zeer geruimen tyd van alle werk
zaamheden te onthouden.
In stillen eenvoud werd hedenochtend
op de Algemeene Begraafplaats te 's-Hage
het stolfeiyk overschot van den heer Mr. A.
Q. Krayenhoff van de Leur, in leven oudste
procureur by den Hoogen Raad der Neder
landen, ter aarde besteld. Aan de geopende
groeve wydde de zoon eenige woorden van
dank aan de aanwezigen voor de laatste eer,
zyn vader bewezen.
Naar het „Vad." verneemt, zyn op 31 Dec.
door de heeren P. J. Van Houten en jhr. mr.
J. K. W. Quarles van Ufford twee adressen
aan den Raad van Den Haag ingezonden, om
aan te dringen op de bestemming va. Bosch-
lust tot ethnographisch museum.
By beschikking van den minister van
binnenlandsche zaken, van 31 December jl.,
is voor het jaar 1890 benoemd tot secretaris
by den geneeskundigen raad voor: Noord-
Brabant en Limburg, dr. M. J. Godefroi, te
's-HertogenboschGelderland en Utrecht, dr.
J. G. De Yoogt, te Arnhem; Zuid-Holland,
dr. C. P. Pous Koolhaas, te 's-Gravenhage
Neord-Holland, dr. A. H. L. Otto, te Amster
dam Zeeland, dr. J. P. Berdenis van Berlekom,
te Middelburg; Friesland en Groningen, dr.
S. Sr. Coronel, te Leeuwarden; Overysel en
Drente, dr. S. P. Kros, te Swolla. (Herplaat
sing wegens misstelling in de Sts.-Courant.)
Het stoomschip „Gelderland", van Batavia
naar Rotterdam, vertrok 1 Jan. van Colombo;
de „Semarang", van Batavia naar Rotterdam,
vertrok 1 Jan. van Marseille; de „Prins
Maurits" vertrok 2 Jan. van Nieuw-York
naar W.-IndiS.
By koninklijk besluit is, met ingang van
1 Januari 1890, benoemd tot leeraar aan de
Ryks hoogere-burgerschnol te Heerenveen R.
D. Nauta, tydeiyk leeraar aan die school.
Aan J. G. Risevick, geboren te Osch, in
Noord-Brabant, genaturaliseerd in Pruisen, ver
gunning verleend tot het geven van lager
onderwys, mits hy overigens aan de daartoe
by de wet gevorderde vereischten voldoet.
Pensioen verleend: aan L. G. Berends, kol.,
commandant van het 2de reg. vest.-art., f 1957
J. A. Van Otterloo, luit.-kol. by het 1ste reg.
vest.-art. (op zyne aanvrage) f 1800.
Benoemd by het wapen der artillerie: by
den staf van het wapen, tot gen.-majoor, com
mandant der bereden art., de kol. A. J. F.
Egter van Wissekerke, commt. van het 1ste
reg. veld-art.; tot luit.-kol., de majoor H. J.
Krantz, van dien staf, eerste off. by de Kon.
Mil. Academie; tot majoor, toegevoegd aan den
commt. der vesting-art., de kapt. W. B. West-
hoff, adj. van het 2de reg. vesting-art.; by
het 1ste reg. veld-art., tot kol.-commt. van het
corps, de luit.-kol. A. Greve, van het corps;
by het 1ste reg. vesting-art., tot luit.-kol., de
majoor W. M. Dinaux, van het corpsby het 2ds
reg. vesting-art., tot commt. van het corps,
de kol. H. W. Van Marle, thans commt,
van het 4de reg. vesting-art.; tot kapt., do
eerste luit. L. De Bruvn, van het 1ste reg.
vesting-art.; by het 3de reg. vesting-art., tot
lult-kol., de majoor J. Badon Ghyben, van
het corps; by het 4de reg. vesting-art., tot
kolonel, commandant van bet corps, de luit.-
kol. M. Van Aken, van den staf van het
wapen, toegevoegd aan den commt. der vesting-
art.tot luit.-kol. de majoor P. A. Scheltus,
van het corps; tot kapt. de 1ste lults. J. L.
Vogel, van het 1ste, en G. A. Jong, van het
3de reg. veld-art.; en is bepaald, dattydely:<
met het bevel over de 2de afd. van het 3de
reg. veld-art. zal worden belast de kapt. J.
Van Lelyveld, van het 2de reg. veld-art.
Met ingang van 1 Februati 1890, benoemd
tot commies der posteryen 3de kl. J. D. Vis
sering, thans directeur van het postkantoor
te Gulpen.
De met verlof hier te lande aanwezige luit-
kol. der genie van het leger in Ned.-Indië
I. C. Dozy, op zyn verzoek, ter zake van
lichaamsgebreken, met ingang van 1 Januari
1890, eervol uit Zr. Ms. militairen dienst ont
slagen, met toekenning van pensioen.
De heer W. J. H. Timmermans, arts, be
noemd en aangesteld tot officier van gezond
heid der 2de klasse by het personeel van
den geneeskundigen dienst van het leger in
Ned.-Indiê.
Het Leldsch Tooneel.
Evenals Severo Tarelli, Le fils de Coralie,
Le Capitaine Bernard, Martyze en zoovele an
dore pióces de moeurs, schetst ook „De familie
Fourchambault" den zoon, buiten buwelyk
verwekt, vol liefde, achting en eerbied voor
het ongelukkig bedrogen slachtoffer, dat ge
werkt en gearbeid heeft om de toekomst te
verzekeren van het kind, dat in schande en
roUB DXR AD VUB TB» a'AMHi
Tu 1—s rtgtli 1.0». I*dm r*n>
OrooUre toiUn user p!**tamiaW. Voor bot la-
tMoooron baitou do itod vordt Alt borokoz.4- 1
oneer geboren is. Het laatstgenoemde en gis
teren hier ten tooneele gevoerde stuk gaat
nog verder; het teekent niet alleen liefde,
maar ook plicht.
Wanneer Fourchambault den ondergang
naby is, dan is het Bernard, die den man,
aan wien hy het leven te danken heeft, de
reddende hand toereikt; door zyn bystand,
door zyn steun belet hy den vader, die hem
niet kent, zichzelven het leven te benemen;
door zyne bezielende woorden weet hy diens
dochter, zyne zuster derhalve, te overtuigen
dat zy zich niet mag verbinden met den man,
dien zy niet bemint, dat zy zichzelve niet mag
doemen tot een leven vol bedrog en huichelary,
dat zy afstand moet doen van den grooten
naam, van den adollyken titel, dio haar door
zulk een huwelyk te beurt zou vallen - om
hare hand te reiken aan den eenvoudigen,
braven en werkzamen man, aan wiens zyde
een bestendig geluk haar deel zal zyn.
Zyn plicht |gebiedt hem nog meer; hy offert
zichzelven op; de arme, niet met aardsche
goederen gezegende Marie Letellier, die hy
liefheeft, hartstochteiyk bemint, hy werpt
haar met een ryken bruidsschat in de armen
van zyn broeder Leopold Fourchambault. Zy
echter weigert; ook zy heeft een ander lief,
zy bemint don edelen, onbaatzuchtigen man,
dien zy immer haren vriend heeft genoemd
en die, omdat hy niet jong en niet schoon
meer is, zyne liefde niet durft bekennen;
maar als zy in tegenwoordigheid van mevrouw
Bernard, van Leopold en Blanche Fourcham
bault zich tot dien man wendt en hem vraagt:
mynheer Bernard, wilt gy my uwe hand rei
ken 7 dan ryst hy van zyn zetel, drukt haar
tegen zyn hart en geeft haar met het vuur
der liefde den verlovingskus.
Ziehier in korte trekken den inhoud van
de meesterlyke schepping van Emile Augier.
Zelden zagen wy een stuk, waarvan de ge-
leidelyke ontwikkeling, de bouw zoo uitste
kend mocht heeten als hier het geval is,
zelden verschillende aandoeningen beter ge
schetst dan thans.
De vertaling was over het algemeen «eer
goed; alleen met de overzetting van „se
ranger" in „bestendigen", kunnen wy ons
niet vereenigeo.
Wat het spel aangaat
De rol der ongelukkige, verleide vrouw, die
als onschuldige moeder tegenover haren braven,
edelen zoon staat, was in handen van mevr.
Be9rsmans. Onze talentvolle tragedienne toe
kende en schetste en vooral in het zoo-
I genaamde stille spel al die verschillende
TJit de portefeuille van een arts.
5)
Ik heb nooit veel vertrouwen gehad in myn
conversatie-talent, maar hier gevoelde ik my
in 't geheel niet op myne plaats. Donna
Louisa wist my evenwel in een oogenblik myne
verlegenheid je doen vergeten, door naar
myne capulina te vragen. Dat was koren op
mijn molen. Ik schilderde haar eerst met
groote nauwkeurigheid de vangst van Finette.
Daarna sprak ik over de boschspinnen in 't
algemeen en beschreef hare levenswyze, waar-
by ik wees op hare philosophische liefde voor
de eenzaamheid, haren afkeer van helder zon
licht, hare onbekwaamheid om te weven,
haren moed in govaren en hare eigenaardige
wyze van aanvallen, waarby het offer in den
sprong gegrepen en in den regel zonder tegen
stand overweldigd wordt. Ik voegde er ook
nog eenige anatomische opmerkingen by over
den samengestelden bouw der kaken en het
merkwaardige zenuwstelsel en gaf, tot goed
begrip der zaak, een kort overzicht van de
versehillende soorten der familie. Vervolgens
kwam ik op Finette terug on opende voor
haren lof alle sluizen der welsprekendheid.
Ik prees hare kracht, hare dapperheid, haar
groot vernuft, en geraakte by de beschryving
van haar uiterlyk zóó in vuur, dat ik, zonder
daarby te denken, hare eigenaardige schoon
heid met die myner beminnelyke hoorderes
vergeleek.
Donna Louisa lachte, en smalend liet zy er
op volgen: „Eene afschuwelyke vergelyking,
sennor. Weet gy niet, dat de capulina ver
giftig is?"
„Daarvoor zoek ik eerst nog de bewyzen."
„Dat zou gevaariyk voor u worden, sennor 1"
„O neen," antwoordde ik lachend. „Gy
weet het: wy, dokters, zyn gewetenlooze
menschen; wy onderzoeken altyd op gevaar
en kosten van anderen."
„Helaas maar des te erger voor die
anderen."
„Zeer waar, sennorita, maar dat is eenmaal
's werelds beloop. Ieder is zichzelven het
naaste. Wie kan, verdedige zich."
„Dat zou in elk geval het verstandigste
zyn," antwoordde donna Louisa plotseling kort
en scherp, en haar blik nam weer die bardo,
dreigende uitdrukking aan, die my reeds bij
onze eerste ontmoeting opgevallen wss. En
thans klaarde myne berinnering ook opdat
was dezelfde blik, waarmede Finette den
sprong op haren buit placht af te meten.
Misschien bespeurde donna Louisa myne
verwondering, want zy verviel in haren ge
wonen toon en bracht het gesprek op een
ander onderwerp. Niettemin gaf dat gesprek
my op den weg naar huis veel te denken.
Donna Louisa wilde »ich verdedigen tegen
wien? tegen wat? Vreesde zy werkelykeene
mededingster? Maar welke vrouw zou ver
metel genoeg zyn om tegen de eerste schoon
heid van Orizaba in het strydperk te treden,
welke man onweerstaanbaar genoeg, om hare
liefde te versmade»? Dat alles was voor my
een raadsel.
Te huis vond ik Fanega, die my wachtte.
Hy bracht my twee exemplaren der Anguloa,
de prachtige Orchidee, die, volgens de botanici,
alleen op het hoogland van Peru moet voor
komen, maar nu en dan ook in Moxico ge
vonden wordt.
„Gy zyt een gelukskind, Fanega I" riep ik
vergenoegd; „waar hebt gy deze kostbare
vondst gedaan?"
„Ei, wat nieuwsgierig, dokter!" schertste
Fanega. „Zou men niet gelooven, dat myue
nicht u geheime opdrachten geeft?"
„Holla. wat moet dat heteskonen, vriend?"
„Nu, dat moet beteekoney, dat deze zeld
zame bloemen geep vijfhonderd pas van de
Rancho de Ia Escamela geplukt zyn en dat
myne nicht donna Louisa Medrano-Fanega
my de wandelingen naar deze belangwekkende
streek zeer kwalyk zou nemen, indien zy er
van onderricht ware."
„Uwe nicht heeft dus inderdaad recht op
u?" vroeg ik ernstig.
„Oho, nog niet, myn waarde, ofsthoon ik
vast besloten ben, my direct na de regeling
van hare erfenis, met ïyf en ziel aan haar
te geven."
„En gy gelooft dat donna Louisa de vrouw
is, die zich naar gelang van uwe luimen laat
versmaden of vereeren?" ging ik hoofdschud
dend voort. „Hoor eens, vriend Fanega, gy
speelt een gewaagd meer dan dateen
onwaardig, een verachteiyk spel. Gy bezit de
liefde van een meisje, dat gy tot uwe vrouw
denkt te maken en loopt niettemin uit pure
snelheid eeae andere na, die u, ik zou er op
willen wedden, tot nog toe niet eens een blik
gegund heeft. Dat is meer dan lichtzinnig
heid, om geen krachtiger woord te bezigen.
Gebruik uw verstand, Fanega, zie van di»
doellooze avonturen met Jttanita vooral
CWordt vervolgd.)