N°. 9163.
Donderdag 2 Januari.
A\ 1890.
(jouraat wordt dagelijks, mst uitsondering
van <£pn- en feestdagen, uitgegeven.
By 't Afscheid.
Leiden, 31 December.
Feuilleton.
DE CAPULINA.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS D1ËB1 COURANT:
L«id«n per 8 nusio.Ml
per poetLét»
lerlgke Mommen.M4.
PRIJS DHR ADVRRTRNTIRN:
Tm 1—4 regele 1.05. Iedere regel meer OU
Orootere lettere Beer pleeteruimto. Toer ke* to-
oeeseeren buiten de sted wordt O.lt 1
Officieel© KenniHgeyingen.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden
brengen ter kennis Tan belanghebbenden, het besluit
van Z. E. den Minister van Justitie, tot vaststelling
▼an den vorm der kennisgeving, bedoeld in het eerste
lid Tan art. 15 der wet van 5 Mei 1889 (Staatsblad
Mo. 48) met daaraan gehecht model.
Dat boelnit luidt als volgt
De Minister van Juetitie,
Gelet op art. 16 der wet van 5 Mei 1889 (Staats
blad Mo. 48), houdende bepalingen tot het tegengaan
van overmatigen en gevaarlijken arbeid van jeugdige
personen on van vrouwen;
Besluit
den vorm der .kennisgeving, bedoeld in het eerste
lid van het aangehaald wetsartikel, vast te stellen
overeenkomstig het aan dit besluit gehecht model.
'8-Gravenhage, den 18den Dec. 1889.
De Minister voornoemd,
BUYS VAN BEERENBROEK.
Kennisgeving van een ter zake van den arbeid
aan een persoon overkomen ongelnk.
(Artikel IS dsr wet van 5 Mei 1889,
Staatsblad No. 48.)
Aan den Burgemeester van
1. Naam en voornaam van den persoon:
2. diens ouderdom:
2. gshuwd of ongehuwd:
4. diens woonplaats:
5. diens beroep:
6. bedrijf of onderneming
7. plaats van het ongeluk:
8. arbeid ter zake waarvan overkomen
9. aard van het ongelnk
10. waardoor overkomen:
11. dag en uur waarop:
12. woonplaats van het hoofd of den bestuurder
13. dagteekening dezer kennisgeving:
14. handteekoning
Als in een Panerama, - maar zonder het
schelletje, dat den overgang aankondigt,
trekken ze ons geestesoog voorby, de taferee-
len van het wegzinkend jaar. Zy volgen
elkander op en vloeien ineen, nu eens besche
nen door de zonnestralen eener lieflyke her
innering, dan weer onder een grauw schemer
licht, wanneer de gedachte een oogenblik
stilstaat by teleurgestelde verwachtingen en
verijdelde hoop, by harde slagen soms en
onherstelbare verliezen.
Het zpn inzonderheid de laatstbedoelde beel
den, die in 't echeidensuur in zoo menigen kring
een ernstige stemming opwekken. Zeker,
het „memento mori" wordt ons dag aan dag
voor de aandacht gebracht, maar nooit op zoo
aangrypende wyze als by het afsluiten van
een jaarcirkel, by welks aanvang geen sterve
ling de zekerheid bezat dat hy dien ten einde
toe zou doorleven. En na moge men van oor
deel zyn, dat een zoo voor de hand liggende
waarheid, als de onbestendigheid van al het
ondennaansche, niet opzetteiyk behoeft aange
toond te worden, ondanks ODSzelven gaat
hier de aan het innigst menscheiyk gevoel
nauw verwante natuur boven de yskoude leer.
Wp zyn geheel gestemd om naar die oude,
doch immer nieuwe vermaning te luisteren,
al zyn we met haar inhoud volkomen bekend.
En vooral daar is het, waar men, bpeengeze-
ten in deze laatste uren, in afwachting van
den klokslag, die zoo geheel anders schynt te
klinken dan gewooniyk, een plaats ledig ziet,
een jaar vroeger nog door een geliefde ge
stalte bezet.
Ook by ens, die ons uitsluitend hebben
bezig te houden met publieke aangelegenheden,
met gemeenechappelyke indrukken, met de
geschiedenis van het jaar 1889, heeft een
droefgetinte stemming de overhand. Zeker,
er gaat geen jaar veorby, waarin we niet een
of meer mannen en vrouwen hebben zien
heenreizen, opgeroepen uit een werkkring, die
hen de fakkeldragers deed zyn op het gebied
van beschaving en vooruitgang, grootsche
flgaren, niet slechts voor hun naaste omgeving,
doch door het gansche Vaderland geëerd, vaak
ver daarbuiten beroemd. Doch het afgeloopen
jaar heeft ons vooral vele en zware offers
gekost, en uit het boek der levenden zyn
namen gewischt, die niet gemakkelyk ver
geten zuilen worden. We kunnen ze niet
allen noemen, de lyst zou zeer uitgebreid
wordendoch ieder zal het met ons eens zyn
dat een jaar, waarin Nederland zyn beroemden
en edelhartigen Donders, zyn bemi»nelyken
en innig vromen dichter Ten Kate heeft moe
ten afstaan, wél by het scheiden de vraag
doet ryzen„Wie zal waardiglyk de plaateen
dier braven innemen?"
En niet minder voor onze eigen woonplaats
geldt dezelfde «verweging. In het corps der
mannen, die tot voor korten tyd of tot het
einde hunner dagen de sieraden derLeidsche
Hooge8chool mochten heeten, zyn leegten
gevallen, waaraan met weemoed wordt ge
dacht. Namen als die van Cobet, den alom
gevierden beoefenaar der klassieke letteren
Rauwenhoff, den voortreffelyken leidsman op
't gebied der godsdienstwetenschapD'Ablaing,
den degelyken rechtsgeleerde, zullen niet licht
der vergetelheid worden prijsgegeven. Wenden
we de blikken buiten de geleerde wereld,
dan kunnen we niet nalaten een woord van
hulde te wyden aan de nagedachtenis van
den waardigen Van Eek, wiens hart zoo
warm klopte voor de algemeene belangen.
Die allen, en nog vele anderen, wier gaven
in meer beperkten kring uitblonken, staren
we met treurige blikken namoge hun voor-
beeld ons opwekken tot die trouwe plichts
betrachting, waarvan zy het voorbeeld gaven,
opdat wy, zoolang het dag voor ons is,
werken naar de mate onzer krachten!
In het algemeen genom9n kan niet gezegd
worden dat het scheidend jaar onze gemeente
ongunstig is geweest, met één uitzondering,
die wel ieders aandacht moet trekkenerger
dan wy ons kunnen herinneren, werden we
door branden geteisterd, zoodat de brandweer
een allesbehalve lichte taak heeft gehad.
Noodlottig was vooral het verlies der concert
zaal, waar we zoo menig gezellig uur hebben
doorgebracht, noodlottig ook wegens de om
standigheden, die de ramp vergezelden. Hopen
we dat het nieuwe jaar ons een nieuw en
naar de eischen des tyds ingericht kunstge
bouw moge schenken, binnen welks wanden
aan den dienst van het schoone reine effers
worden gebracht.
Redenen tot klagen hebben we niet. Werd
elders de rust verstoord of althans ernstig
bedreigd, in onze gemeente heerschte orde
en konden we kalm voortarbeideD, elk in
zyn eigen taak. Van epidemieën bleven we
verschoond; de algtmeeno welvaart was,
dank zy de zich sveral openbarende herleving
van landbouw, handel en ny verheid, stygende.
Wel ia armoede hier een geenszins onbekend
verschynael: laat ons in toenemende mate
bewyzen, dat wy draagkracht genoeg bezitten
om ook onder het leed onzer broederen de
schouders te zetten. Als we in den heeriyken
zomer van 1889 de schreden naar buiten
wendden, zagen we overal een milden oogst
rypen; nu de koude winterdagen daar zyn,
moeten we niet vergeten dat niet over allen
de hoorn des overvloeds zich heeft uitgestort.
Nog herinneren we ons, hoe bezorgd wy
in den aanvang des jaars naar het Loo uit
zagen, en hoe plotseling, als door een won
der, heel Nederland vryheid kreeg het veertig
jarig feest van 's Konings regeering te vieren.
In deze laatste uren des jaars willen we, in
broederiyke eendracht, onze heilwenecben
uitspreken voor den Vorst en Zyn Huis, voor
het welzyn van ons Vaderland, voor den bloei
onzer Gemeenteen moge voorts het jaar,
aan welks ingang we aanstonds zullen staan,
voor al onze lezers ryk aan zegen zijn!
Ter 163ste vergadering der afdeeling
Leiden en omstreken der Maatschappy tot
bevordering der Bouwkunst, gisteravond in
het Nutsgebouw alhier gehouden, werden
allereerst bezichtigd de teekeningen voor den
gebonden wedstryd voor handwerkslieden en
het plaatwerk „Receuil de Serrurerie pratique,"
Welwillend voor dien avond afgestaan door
den heer J. P. De Koning, en toegelaten als
nieuwe leden de hoeren Barneveld, Cohen en
Wempo.
Daarna werd een tweetal der vragen, door
het bestuur der Maatschappy gesteld, beant
woord. De eene betrof de leveneverzekering
van werklieden, welke als zeer nuttig be
schouwd werd, de andere eene vergelyking
tusschen machinale bewerking van hout en
die met de hand, waarover men zeer in
meening verschilde, ook aangaande de vorming
van timmerlieden, met die quaestie in vei band
gebracht
De rekening en verantwoording van ien
penningmeester, den heer De Koning, was
door de daarvoor bonoemde commissie, de
lieeren Groen en Lancet, velkomen in orde
bevonden, waarin de heer Groen aanleiding
vond eenige woorden van lof aan den penning
meester te wyden. De rekening sluit met een
voordeelig saldo van ƒ5.11. Ook met de be-
grooting voer 1890 werden de leden in kennis
gesteld.
De bestuursleden, die aan de beurt van
aftreding waren, werden, op voorstel van den
heer Van Ruy ven, by acclamatie herbenoemd,
aaDgezien zy weder verkiesbaar waren. Als
nieuw bestuurslid werd gekozen de heer Van
Ruyven en als voorzitter de heer Knuttel,
by stemming en, op eigen verzoek, niet by
acclamatie, zooals door den heer Van Royven
was voorgesteld.
De aftredende voorzitter, de heer Kok,
wonschte de vergadering geluk met den
nieuwen president en deze sprak eenige har-
teiyke woorden tot zyn voorganger, terwyl
deze laatste ook het woord richtte tot de
leden. Uit naam van hen sprak de heer Groen
den heer Kok toe. De heer Van Driel, secie-
taris, riop den heer Kok het tot weerziens
toe aan de groene tafel.
De hoeren Fontein, Couvée en Hengeveld
werden benoemd als leden der commissie ter
verzameling van stukken voor het Tydschrift.
Uit de bus kwam te voorscbyn de vraag:
„Waarom wordt het raamwerk voor spiegel
ruiten zóó smal gemaakt, dat de behanger er
geen raad mee weet, wanneer hy Lancaster-
gordynen moet plaatsenhet spiegelglas is
toch kostbaarder dan hout?"
Na een toepasselyk woord, met het oog
op het bpna vervlogen jaar 1889, sloot de
voorzitter ten slotte de laatste vergadering
i dezes jaars.
Uit de portefeuille van een arts.
1)
Reeds sedert anderhalf jaar bevond ik my
in Mexico, en gedurende al dien tyd had de
studie der plantenwereld my beziggehouden.
Toen nam ik evenwel het ernstige besluit,
van arbeidsveld te veranderen, en toen het
in Vera-Cruz, de „ryko stad van het ware
kruis", steeds warmer en warmer werd, pakte
ik myne koffers en ging naar Orizaba.
De verandering was niet slecht. De waar
dige Orizabanen verheugden zich wel is waar
in eene voorbeeldige gezondheid, en zonder de
tusschenkomst van eenige karabynkogels zou
mpn doctoraat hier nauwelyks waardeering
gevonden hebben, maar ik zocht immers ook
geene patiënten, maar planten en dieren, en
van deze wezens bood het dal my zulk een
overvloed, dat myne verzamelingen bpna eiken
dag vermeerderd werden.
Mpn gewone begeleider op de zoölogisch-
botaniscbe uitstapjes was mpn nieuwe vriend
Alonso Fanega, bandelaar in materialen,
drogist en apotheker tegelpk, een levenslustige,
opgewekte jonge man van vier en twintig
jaren. De heer Alonso had vrpwat botanische
kennis, en daar hy bovendien volledig bekend
was met de inheemsche benamingen en toe
standen, was zyne begeleiding een wezeniyk
voordeel voor my.
Er waren ongeveer twee maanden na mpne
aankomst te Orizaba verloopen, toen wy op
zekeren morgen reeds zeer vroeg den Esea-
mela bestegen. Wy hadden den berg reeds
herhaalde malen bezocht, ik om de rpke dieren-
en plantenwereld, Alonso evenwel ter eere
van eene zekere Juanita Corral, die met haren
vader den Rancho-hoeve de Ia Escamela, aan
den voet van den berg, bewoonde. De don Juan
Fanega volgde pverig de sporen der jonge
schoone, ofschoon hy, naar my ter ooren was
gekomen, zoo goed als bestemd was voor eene
nicht, die op 't oogenblik op reis was om
eene haar ten deel gevallen erfenis in ont
vangst to nemen. Heden was evenwel niets
te bespeuren van genoemde Juanita, en dus
gingen wp pverig aan het zoeken. Ik zette
juist een van die groote vlinders na, die door
hunne kort afgezette vlucht den geoefendsten
jager tot wanhoop weten te brengen, toen ik
Alonso plotseling hoorde roepen
„O, sennor Rico mpn eerlpke Duitsche
naam „Reiche" was mij al in Vera-Cruz afhandig
gemaakt „una capulinal una capulina!"
Daar ik nog nooit van eene „capulina" ge
hoord had, was ik in een oogenblik bp myn
begeleider. En h#t schouwspel, dat mp aan
geboden werd, was inderdaad die haast waard.
In eene meer dan een voet breede, donkere
rotsspleet, welke hare beschutting tegen de
heete, voor haar doodelpke zonnestralen ver
schafte, zat of liever stond eene vogelspin, zóó
groot en schoon, als ik zelfs in de beroemdste
verzamelingen nog nooit gezien had. Breed
en vast op hare tien pooten staande en de
beide giftkaken, waarmede hare bovenkaak
gewapend is, dreigend heen en weer bewe
gende, staarde de spin ons met hare acht
ronde, zwarte, uitpuilende oogen onafgebroken
en onversaagd aan, een beeld van trotsche
vastberadenheid, die, in het bewustzpn van
hare kracht, eiken vpand het hoofd biedt. Dat
was dus eene capulina!
„Bp Humboldt en Linnaeus, eene prachtige
vondst I" riep ik in geestdrift uit. „Geef spoe
dig de bus aan, vriend FanegaI"
Het dier in de bus te brengen, had nu
evenwel zpne moeilykheden. Ik geloofde wel
is waar slechts aan twintig procent van al
de vergiftigingen, die my omtrent de vogelspin
ter ooren waren gekomen, maar van den ande
ren kant gevoelde ik nog gaene roeping om
reeds op dertigjarigen leeftijd onder de marte.
laars der wetenschap gerangschikt te worden.
Ik besloot dus, daar uit do houding der spin
duidelpk genoeg te zien was, dat zy nooit
ten pleiziere van my vanzelf in de doos zou
kruipen, op veilingen afstand met het vrU
lang gestoelde vlindernet te opereeren.
Maar de onbeschaamde capulina scheen mp
do gedachten van het gezicht af te lezen.
Want, terwpl zy met het eerste paar oogen
my en Alonso bespiedde, volgde zy met de
zes op den rug geplaatste oogen de nadering
van het net, en op 't oogenblik, dat ik myne
vangst wilde doen, rees zy op, klauterde met
groote geoefendheid op den rand van het net
en liep toen met zulk eene snelheid langs de
stang naar my toe, dat ik nauwelyks tyd
had, om deze te laten vallen. In een oogen
blik had zy den knop der stang bereikt. Zp
betastte hem van alle kanten en verhief zich
als 't ware triomfeerend.
Wat nu? Een vry groote loopkever, dien
ik tot zyn ongeluk zag, gaf my eene reddende
gedachte. Ik greep het dier, wierp het in de
bus en zette deze, met de opening naar de
capulina, op den grond. Deze speculatie op de
lage hartstochten der capulina gelukte voor-
treffelpk.
f Wordt vtrvolqd.)