DAGBLAD. N°. 9163 Donderdag 2 Januari. A0. 1890. feu (jouraat wordt dagelijks, mot uitsondering van fpn- en feestdagen, uitgegeven. ©it Donrner bestaat tót TWEE Bleien. Leiden, 31 December. Feuilleton. DE CAPULINA. LEIDSCH FEUS DJQZSHt OOT7HJJVT: Voor Leiden par S maanden.l.lt. Franco per poet..V... 1.41. AAonderltfko Hemmen.9Ü FEUS DUB AD "VERTUIN TULNi 1—1 regele 1.01. Iedere regel moer O.lTfr. Orootere lettere naar plaateruimte. Toor bet In» eaeeeeren buiten de eWd voedt 110 berekend. Officieel© Kennlugeringen. De Burgemeester en Wethouders van Leidendoen te weten, dat door den Baad dier gemeente, in zijne vergadering van 28 November 1889, is vastgeeteld het volgende RAADSBESLUIT, regelende de heffing van eene belasting, onder den naam van bruggeld, in de gemeente Leiden. Art. 1. ▼oor het ten gerieve van de seheepvaart openen der van gomeentowege gemaakte bruggen wordt eene belasting geheven onder den naam van bruggeld, ten bodrage als volgt Bedrag van het bruggeld. Grootte van het vaartuig, waarvoor het bruggeld geheven wordt. o O 5 o. s pj? O oa o c D 2 D a O Een vaartuig van 51 ton en daarboven f 0.15 f 0.30 50-41 0.121 0.25 40—31 0.10 0.20 W 30-21 0.075 P 0.15 20-11 0.05 0.10 10 cn daaronder. 0.025 0.05 Art. 2. Voor stoomeehopen wordt hot bruggeld berekend naar de giheele inhoudsgrootte van het vaartnig, ver minderd met de roimt-e voor de machinekamer, ketels en koïenruimen. Art. 3. Het bruggeld is verschuldigd voor iedere maal, dat een vaartuig, waarvoor de brug geopend moet worden, deze doorvaart. Art. 4. Yoor vaartuigen, die op last van den Marktmeester van ligplaats veranderen, of dit blgkens eene schrif telijke verklaring van den gemeente-architect in dienst der gemeente worden gebruikt, is geen bmggeld verschuldigd. Vaartuigen, in dienst van aannemers van gemeente werken, worden niet geacht in dienst der gemeente te werden gebruikt. Art. 5. De gewone tijd voor het openen der bruggen is als volgt: in de maanden November, December en Januari, van 'emergens acht tot 'savonds v^jf uren; in de maand Februari, van 's morgens acht tot 's avonds zes uren in de maand Maart, van 'e morgens zeven tot 'savonds zeven uren; in de maanden April, Mei, Juni, Juli en Augustus, van 's morgens zes tot 's avonds acht ursn; in de maand September, van 's morgens zes tot 'savonds zeven uren; in de maand October, van 's morgens zeven tot 'e avonds zee uren. Op Zondagen, de Paaschdagen, Hemelvaartsdag, de rinketer- en Kerstdagen is onder den gewonen tijd van openen niet begrepen de tijd des morgens tue- schen acht en twaalf uren, des namiddags tusschen één en twee nren en des avonds tusschen vier en zes nren. Op de beide Marktdagen (Vrijdag en Zaterdagj blijft de Blauwpoortsbrug één kwartier Tóór het ver trek van eiken spoortrein iD de richting van Amster dam, Botterdam en Woerden gesloten. Art. 6. De grootte der vaartuigen wordt bepaald door den meetbrief, door een Ryksscheepsmeter afgegeven. Vaartuigen, van welke geene meetbrieven kunnen worden vertoond, worden berekend naar de hoogste klasse van het tarief, behoudens teruggave van het geen blijkt te veel te zijn betaald, wanneer binnon zes weken de meotbrief is vertoond. Art. 7. Dit besluit treedt in werking op den dag, waarop van de verleende Koninklijke goedkeuring afkondiging is geschied. Gedaan te Leiden, ter openbare raadsvergadering van den 28sten November 1889. De Burgemeester, DE KANTEB. De Secretaris, E. KIST. .Zijnde de heffing dezer belasting goedgekeurd by Koninklijk bosluit van den 16den December 1889, No. 19, waarbij tevons is aangehaald de Verordening regelende de invordering dier belasting, van den 4den October 1883 (Gemeenteblad No. 2 van 1884). En is hiervan afkondiging getchied waar het be hoort, den SOsten December 188t. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE KANTER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Naar aanleiding van een desbetreffend ver zoek, geven B. en Ws. den gemeenteraad in overweging dr. Hector Treub voor den tyd van drie jaren te continueeren in zyne betrek king van lector in de verloskunde. By de voorloopige vaststelling van de gemeenterekening over 1888 in de Raads zitting van 29 Aug. jl. werd de begrooting voor 1889 in ODtvangst en uitgaaf verhoogd met ƒ29,227.31 ter bestryding van uitgaven, welke vóór het sluiten der gemeenterekening van 1888 niet konden plaats hebben en waar van de betaling op het dienBtjaar 1889 zou moeten geschieden, in ontvangst Volgn. 53, Opbrengst van Geldleeningen, en in uitgaaf, Volgn. 183, Onvoorziene Uitgaven, waaronder was begrepen 22,977.41 voor de nog loo- pende tetalingstermynen en verdere kosten voor de voltooiing van werken in zake den bouw van de nieuwe school 3de klasse No. 4 aan do Langebrug. Vermits sedert is gebleken dat voor de uitgavon, welke voor den sehoolbouw bovenbe doeld nog te doen zyn, slechts benoodigd is 7721.61, hebben Gedeputeerde Staten aan B. en Ws. verzocht eene wyziging van ge noemde raadsbesluiten by den gemeenteraad te bevorderen, in dier voege dat de som van f 22,977.41 wegens kosten van stichting van schoollokalen en onderwyzerswoningen worde teruggebracht tot op 7721.61. Vermits voor enkele der in die som van ƒ7721.61 begrepen betalingen, de vergoeding van 30 pet. door het r\jk verschuldigd is, behoort tevens in het besluit tot verhooging der begrooting in ontvangst en uitgaaf, te worden opgenomen eene verhooging van hoofdstuk IV, art. 10 der inkomsten, met het ter zake door het Ryk verschuldigde. Als een gevolg van een en ander moot het cyfer der geldleening eene vermindering ondergaan. Ter voldoening aan dit verzoek leggen B. en Ws. nu den gemeenteraad gewyzigde staten ter vaststelling over, als een suppie- toiren staat tot verhooging van de begrooting, dienst 1889, in ontvangst en uitgaaf met 13971.51 nl. Volg. 42, Vergoeding van het Ryk in de kosten van het Lager Onderwys 11935.12 en Volgn. 53, Geldleening in de kosten van buitengewone werken 2036.39 en in uitgaaf Volgn. 185, Onvoorziene Uit gaven 18971.51, alsmede een gewyzigden staat tot voldoening van genoemd bedrag van 13971.51 uit den post voor Onvoorziene Uitgaven. Het 8toffeiyk overschot van den 70-jarigen dichter ds. J. J. L. Ten Kate werd gisteren op de Oosterbegraafplaats by Amsterdam ter aarde besteld. In den omtrek van het sterf huis, in de Vossiusstraat by het Vondelpark gelegen, was het vol met belangstellenden, waarvan velen den somberen stoet volgden. Even somber ^)s deze treurige stoet was het weder: de zon scheen zich achter de wolken te willen verbergen om het treurig schouwspel niet te zien. Verschillende praebtige kransen van vrien den ea vereerders waren op het lijkkleed gehecht. Ook op den doodenakker was eene talryke schare aanwezig. Hier werd de iyk- baar gedragen door ouderlingen en diakenen der Nederduitsch-Hervormde Gemeente. De jongste zoon van den geliefden doode las het gedichtje voor, voorkomende op den scheurkalender van zyn vader, dd. 23 Decem ber, waarin by zoo toepasseiyk zyne gedach ten over het stille heengaan bad uitgedrukt, er op wyzende, hoe zyns vaders ziel nu de eeuwige rust had gevonden, waarna ds. Wiersma, als voorzitter van den kerkeraad der Hervormde gemeente, naging hoe Ten Kate in al de gemeenten, waar hij predikant was, in Marken, Almkerk, Middelburg en Amsterdam, steeds door de macht zyner woor den zielen had gewonnen en getrokken. Door zyne persoonlykheid en z(jn talent bracht hy die woorden tot de grooten der aarde en in letterkundige kringen niet alleen, maar ook tot den kleinsten man. Zijne woor den grepen het hart aan. Een groot man, professor Van Hengel, had eene gezegdAch mocht ik toch etillekens heengaan. Welnu, aldus zeide ds. Wiersma, onze Ten Kate is zacht tot zyn Heer gegaan. Zyne laatste preek was over de woorden„De meester is daar, Hy roept u;" ja, ook onze Ten Kate was nu geroepen en wy zeggen: „De Heer heeft ons vëel gegeven, hy heeft veel genomen, maar toch zy Zyn naam geloofd." Dr. Laurillard wees er op hoe hij nu juist hedeD voor acht dagen als voorzitter der feest commissie het voorrecht had den grpzen jubi laris te begroetenterwyi hy ook nu was ge roepen een woord van afscheid bjj deze treu rige plaats te spreken. In gevoelvolle woorden schetste de epreker Ten Kate als meester van de taal en van het gemoed, als zanger- apoBtel en zanger-profeet, als liefhebbend vader en broeder en mede als trouwen vriend. In ongeveer de volgende bewoordingen Bprak ds. Laurillard tevens de kinderen van den ontslapene toe: „Nu ligt by bij uwe moeder, en is hy in het graf met haar ver- eenigd. Kinderen van zulk een vader zyn geadeld, maar vergeet dan ook niet dat adeldom verplichtingen heeft." Wy nemen afscheid van onzen vriend, maar toch blyft hg altyd bp en in ons. Met een schoon go- dicht, vol gevoel voorgedragen, eindigde hy. By deze woorden waren de vele aanwezigen zichtbaar getroffen. De oudste zoon des overledenen, Jan Ten Kate, bedankte met eene bewogen stem allen voor de laatste eer, zynen veel ge liefden en diep betreurden vader aangedaan; ook hy droeg eenige ernstige regelen voor, die hem voor den geest kwamen in den nacht vóór het heengaan van zyn onver- geteiyken vader. Onder de aanwezigen zag men, behalve den Burgemeester en andere autoriteiten, Ten Kate's oudsten vriend J. P. Hasebroek en tal van letterkundigen. Stil en zwijgend verliet de schare do groeve, overtuigd een groot en goed man grafwaarts te hebben gobracht. Te Rotterdam is plotseling overleden de heer Legebeke, gemeente-apotheker en lid van den Geneeskundigen Raad van Zuid- Holland. In hem verliest de gemeente een hoogst bekwaam en ijverig ambtenaar, die ook op het gebied der scheikunde en artse- nymengkunde zyne sporen bad verdiend en ook buiten zyne betrekking in tal van com- mission nuttig werkzaam was. XJit de portefeuille van een arts. 2) By het zien van dezen haren buit ging haar eene rilling door de ledenhare oogen namen eene dreigende'uitdrukking aan en in het volgende oogenblik had zy zich reeds in de bus geworpen; ik druktff"er haastig den deksel op en stond herademend op. De vangBt was gelukt. Het gewicht dezer vangst maakte my on verschillig tegenover den overigen buit van den dag, en ik keerde met mijne blikken bus onder deu arm haastig naar de stad terug. Toen ik, nadat ik afscheid genomen had van Fanega, het marktplein passeerde, ontmoette ik Lorenzo Quintero, die de zooeven met den yi wagen uit Mexico aangekomen passagiers monsterde. De brave Ranchero (farmer) kende my van myne onderzoekingen over hot voorkomen van „moederkoren op de maïsveiden. Hy had mg dus nauwelyks ge zien, of hjj riep mg toe: „Hé, waarheen zoo haastig, sennor Rico? En wat hebt gy daar?" „Niets meer en niets minder dan eene groute en levende capulina, sennor Quintero!" „God behoede ui" antwoordde Lorenzo, ter- wyi hg onwillekeurig een kruis sloeg. „Werp de ketterin in het vuur!" „Hoe, zyn er onder de dieren ook ketters?" riep ik half spottend, half nieuwsgierig. „Wat bedoelt gy daarmede, vriend Quintero?" Lorenzo dacht een oogenblik na. Daarna antwoordde hy„Zie, sennor, naar de Indianen vertellen, was de capulina eigenlijk eene prin ses of iets van dien aard, eene trotsche dame met alle denkbare bekoorlykheden, zoo onge veer als donna Louisa daarginds, de nicht van uwen vriend Fanega, die zooevon met den postwagen van Puebla teruggekeerd is." Daarmede wees Lorenzo my eene dame aan den anderen kant der straat, eene hooge, ge biedende gestalte, van welke ik, behalve de rugzyde van het kleed en de mantilla, nog slechts een paar Bierlyke voeten in gele atlas- schoenen en een paar lange, blauwachtig glan zende vlechten te zien kreeg, die by den spoed, waarmede hare bezitster voorwaarts ging, als 't ware als twee glinsterende slangen op haren rug heen en weer sprongen. „Is dat Fanega's nicht riep ik verbaasd. „Zooals ik u zeide. Donna Louisa heeft zich wegens eene erfenis eenige mrandon te Puebla opgehouden. Haar terugkeer zal don spring-in-'t veld Fauega, wiens bruid zy waarachyulyk spoedig zal zyn, nu wel boeien aanleggen, wat my voor myn persoon met het oog op eene zekere sennorita zeer ge- wenscht komt." „Zie eens, ook sennor Lorenzo Quintero houdt zich met liefdesgedachten op," schertste ik. „Ik heb eene huisvrouw noodig, sennor, en senorita Juana Corral beantwoordde volkomen aan myne omstandigheden", antwoordde do ranchero met die beleefde beslistheid, waarmede de Spanjaard elke onbescheiden vraag weet te voorkomen. „Maar ik wilde u immers de geschiedenis van de capulina vertellen?" ging hy daarna op zyne gowone onschuldige wijze voort. „Gezegde prinses of liever koningin, of wat z(j geweest moge zyn, gebruikte een zonderling middel, om hare schoonheid te verhoogenzij dronk frisch menschenbioed. Tot dat doel lokte zij jonge mannen by zicb, opende hun met een mes de borst en zoog het bloed uit de wonde. De gedooden echter liet zy prachtig kleeden en plaatste hen als boelden in haar slot. Een jonge ridder, die onder de byzondere bescherming der Heilige Maagd stond, ontmaskerde eindeiyk de moor denares. Toen men haar echter naar den brandstapel wilde voeren, veranderde zy plot seling in eene grooto spin, die nog heden haren naam draagt sn haren bloeddorst be waard heeft. Begrypt gy nu, waarom men de capulina eene ketterin noemt?" „Volkomen, beste vriend," antwoordde ik. „En uw verhaal heeft my des te meer ge noegen verschaft, omdat ik daarin het voort bestaan eener geschiedkundige gebeurtenis meen te herkennen. Zooals nameiyk Irtilxo- chitl in ztjne geschiedenis der Chichimeken vertelt, had koning Nezahualpilli van Tezcuco, de zoon van den grooten Nezahualcoyotl, eene Mexioaansche gemalin, Chachiuchuenetzin ge naamd. „Om aller heiligen wil, zwyg, sennor!" viel Lorenzo my in de rede, terwyl hy de handen voor de ooren hield. „Dat zijn ware ketternamen, die geen Christenoor kan ver dragen, geene Christentong kan nazeggen." Daarmede ging hy heen. Hy hield de eer waardige namen, die ik hem noemde, zeker voor eene slechte geestigheid van den Duit- schen dokter, ofschoon ik op dat oogenblik aan niets minder dan aan schertsen dacht. Tien minuten later had ik myne woning bereikt, waar de capulina, niet zonder eene groote dosis list en voorzichtigheid, in eene vogelkooi gebracht werd. {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1