k\ mi
H". 9159.
Vrijdag 27 December.
Kerstmis,
tgourast wordt dagelijks, met uitzondering
van JTcjj- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 24 December.
Feuilleton.
DE BEDRIEGER.
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
feor Leiden pwr 8 munde»1-/U.
Franco per po«t1.49.
A-faioDrterlrka Nommer».0.05.
IStt sommes- bestaat Bit TWES
Blaéen.
Zij, die zich nu abonneeren op
het Leidsch Dagblad, ontvangen de
tot 1 Januari verschijnende nummers
gratis. Van het kwartaal December,
Jan. en Febr. worden dan alleen de
beide laatste maanden (ad74Cts. voor
Abonné's binnen de stad en ad 94
Cents voor die buiten de stad woon
achtig zijn) in rekening gebracht.
Sinds overoude tijden stond, bi) alle volken
van Germaanschen stam, het Kerstfeest hoog
in eere. Dat ia zoo gebleven, in weerwil van
de wijzigingen, die veranderde zeden de viering
deden ondergaan.
Nergens is wellicht meer van het oorspron
kelijk karakter behouden gebleven, dan in
Engeland, dat trouwens, op het punt van
maatschappelijke gebruiken, een bijzondere
verkleefdheid aan de oude traditiën aan den
dag legt. Het Engelsch huisgezin, laat ons
liever zeggen de Engelsche familie, - vertoont
zich in do dagen van den winter-zonnestilstand
als een zelfstandige kring, die wel gaarne met
gulle gastvrijheid een vriend opneemt, maar
toch binnen de eigen grenzen genoeg leven
bezit om met de moeste opgewektheid feest
te vieren, zonder dat daarbij behoefte gevoeld
wordt aan uitspanningen, waaraan ieder tegen
betaling kan deelnemen. Zoek op of omstreeks
de Kerstdagen den echten Brit niet in concert-
of schouwburg-zalen; dan, meer dan ooit, is
zjjn huis zjjn kasteel, en het hoofd des ge-
zins keerscht er als een souverein, voor wiens
liefdevolle macht allen gaarne buigen. En de
volwassen zoon des huizes, die zich nog geen
eigen haard heeft ingericht, moge door zjjn
ambtsbetrekking of beroep vele mjjlen ver
van het ouderlijke dak leven, zoo 't hem
slechts eenigszins mogelijk is, zal hjjnaarde.
nooit vergeten woning snellen, om den zjjnen
„a merry Christmas!" toe te roepen, om in de
vriendelijke, met marentakken getooide woon
kamer het feest der hereeniging mede te
vieren.
In Duitschland is do Kerstboom, die sedert
eenigen tjjd ook ten onzent burgerrecht heoit
verkregen en thans zelfs in Frankrijk zijn
zegevierenden intocht houdt, het middenpunt
van het feest. Daarentegen schijnen in ons
land de oorspronkelijke gebruiken, die uit den
grijzen voortjjd bewaard waren gebleven en
zelfs den overgang van oen heidensch in eon
Christelijk feest overleefden, meer en moer
op den achtergrond te geraken. Slechts daar,
waar de betrekkingen met de groote steden
minder veelvuldig zijn, knettert nog het Kerst
blok aan den haardde moderne kachel eigent
zich er minder toe; onthaalt moeder nog de
huisgenooten op een zeer gewaardeerde proeve
harer bakkunst, in den vorm van een reus-
achtigen Kerstkoek, opgevuld met verscheiden
heid van zoetigheden, op onbekrompen wjjze
aangebracht: in onze dagen van broodfabrie
ken en banketbakkers-paleizen vindt bet vrou
welijk gezinshoofd het minder noodig een
kunstvaardigheid aan te kweeken, die bi) de
Arabieren als een der eerste en onmisbaarste
vrouwelijke bekwaamheden wordt aangemerkt.
Doch moge de vorm van de Kerstviering
zich niet hebben kunnen onttrekken aan den
invloed van den tijdgeest, moge er aan
merkelijk verschil bestaan in de opvatting
van het historisch feit, dat over de gansche
wereld in duizend talen wordt besproken,
over den inhoud zjjn wjj hot allen eens: In
dit opzicht ook is Kerstmis het feest vah de
hereeniging van alle leden der groote men-
schenfamilie, van een eenheid, welke over
alle verscheidenheid van denkwijze heenreikt.
Christus geboren, hot eerste morgenkrie
ken van een nieuwen dag, de eerste aanvang
van een nieuw tijdperk in do wereldgeschie
denis. Voortaan zou do monschheid zich rich
ten naar een nieuw ideaal, dat de oude
wereld niet kende: kinderen te worden van
God, mot onderlinge liefde als hoogste wot
niet alleen, maar als onafwijsbare voorwaarde
van eigen geluk.
En daarom buigen aanzienlijken en ge
ringen zich voor de kribbe, aandoenlijk zinne
beeld van een nederig begindaarom luisteren
wjj met onverminderde aandacht naar het
„Eere zjj God in den hooge, vrede op
aarde, in de menschen een welbehagen!"
Het is niet moeilijk, een overstelpende
massa van verschijnselen aan te wijzen, waar
uit blijkt dat de ideale voorstelling, in het
Kerstlied uitgedrukt, nog geenszins werkelijk
heid is geworden. Het „Eere zjj Godvoert meer
tot geloofsverdeeldheid dan tot erkenning van
het goed recht van een andere godsdienstige
overtuiging dan die men zelf is toegedaan;
ja, het schijnt dat, naarmate de geesten wak
ker worden, de verschillen zich scherper
afteekenen. Maar is dat nu een reden om aan
de macht van het Christelijk beginsel en aan
zjjn invloed op de maatschappij te twijfelen?
Men zie eens, welke tegenkanting het reeds
heeft overwonnen, welke sociale euvelen het
reeds met goed gevolg heeft bestredenhoe
égoïsme en klassenhaat verdwijnen, waar het
zjjn -sischen van broedermin stelt tegenover
de jacht naar eigen glorie en persoonlijk voor
deel. Tellen die honderden en duizenden dan
niet mede, die, elk op zijn wjjze en naar den
aard zijner individueelo opvattingen, al hun
krachten inspannen om voor hun medemen-
scben den strijd om het bestaan te verlichten?
Zelfs al wordt de naam niet genoemd, toch
is het onloochenbaar dat de geest van Chris
tus meer en meer de maatschappij doordringt
er oponbaart zich oen levendig besef, dat
alleen door samenwerking, door toewijding
aan het algemeen belang, de tallooze onge
rechtigheden kunnen worden uitgebannen,
onder welke de menschheid gebukt gaat. Het
Cïristendom biedt in zjjn verleden de hechtste
waarborgen aan voor zijn toekomst, en, on
danks de afdwalingen, waarin menigwerfzjjn
belijders zijn vervallon, heeft het, gedurende
de b(jna negentien eeuwen van zjjn bestaan,
wonderen verricht.
„Het Christendom heeft zijn tijd gehad",
oordeelde een Fransch schrijver, en meende
dat de plaats moest worden ingeruimd aan
het humanisme. Wij aanvaarden deze tegen
stelling niet: het laatste ligt in het eerste
opgesloten. Wu gelooven dat, naarmate de
volken en do maatschappelijke groepen zich
vrjjer kunnen bewegen, het Christendom
oeist recht zijn invloed kan doen gelden;
>ndit eenmaal erkend zijnde, zal het reus
achtige vorderingen maken. Nog altijd zien
de velden wit van den oogst, maar, God
dank, de arbeiders zjjn vole. Hun getal zal
toenomon en zjj zullen elkander de hand
reikenin don naam van God zullen zij
voortgaan, hot werk van liefde en vrede te
volbrengen.
IJdele droombeelden, zeggen zij, die bjj
voorkeur het oog richten op den omvang
van de nog te verrichten taak, zonder zich
rekenschap te geven van hetgeen reeds ge
daan is. Hoe kan men spreken van vrede
en welbehagen, waar men dagelijks wordt
herinnerd aan strjjd en aan verbittering? En
dan wjjzen z(j op de oorlogstoerustingen der
volken, op revolutionnaire bewegingen hier,
op sociale worstelingen gindsAlles waar,
doch is het geen merkwaardig verschijnsel,
dat de behoefte aan vrede door alle macht
hebbenden luide wordt verkondigd, en dat
PRIJS DER ADTBRTmrmBN:
Ta 1—t ngtU f 1.09. I«d*r* regel m««r/O.lTf.
Groot er. letten tur pluterulmte. Toer bet
eeeeeeren balten de eted wordt 0.10 berekend.
die uitingen, hoe dikwijls ook herhaald,
telkens worden toegejuicht? Zijn de betrek
kingen der volken nog niet zoo vriend
schappelijk geworden, dat een eind kan
worden voorzien van het wolvaartverslin-
dende militairisme, het is roods veel, dat
men het uitbreken van een oorlog beschouwt
als de zwaarste ramp, en alles in het werk
stelt om die te voorkomen. Vergelijk oens
daarmede de lichtvaardigheid, waarmede niet
langer dan tweehonderd jaar goleden tot
een oorlogsverklaring word overgegaan,
en beweer dan nog dat we niet vooruit
gaan! Maatschappelijke rustverstoringen en
omwentelingen, we zien ze over het gansche
gebied der wereldhistorie verspreid, maar
van hoeveel gruwelen wederzijds waren zjj
in vroeger dagen niet vergezeld!
Met mannelijk vertrouwen op de zegepraal
van het goede vieren w(j in ons Kerstfeest
de geboorte van de Christelijke beschaving;
vol eerbied gedenken wij de komst van Hem,
die aan Joden en Heidenen de blijde boodschap
bracht van liefde en vrede. Zjjn werk, en
geen ander, is bij machte de maatschappij
tot haar bestemming te brengen. Zoo dikwijls
de Kerst mis-klokketonen ons naar het bede
huis roepon, mogen zjj ons hart geopend
vindon voor de stem, die ons aanspoort ais
zijn medewerkers op te treden. Ons aller
zegenrijke arbeid zij het, ter eere Gods, vrede
te doen heerschen, welbehagen aan te kwee
ken in het menschengezin.
Bij beschikking van den minister van
binnonlandsche zaken, afd. Onderwijs, zjjn
voor hot jaar 1890 benoomd tot assistent
bij de Rijks-Universiteit te Leidon voor de
sterrenkunde de heer J. Weeder; voor de
scheikunde de hoeren dr. H. W. Bakhuis
Roozeboom, J. C. A. Simon Thomas, C.
Hensgen; voor de natuurkunde, de hoeren
M. G. Hoekstra, E. C. De Vries; voor de
zoótomie, dr. H. W. De Graaf; in het zie
kenhuis, de heeren F. D. Schmal, E. A.
Keuchenius, L. Werndly, W. L. Do V03, dr.
W. J. Van Stockumvoor de physiologie,
de heeren dr. M. C. Dekhuyzen, M. A. J.
Geluk; voor de pathologische anatomie, de
hoer E. G. A. Ten Siethoff, en voor de
pathologie en hygiëne, de heer D. J. Blok.
Bij beschikking van denzelfden minister is
de heer G. H. Van Dissel voor het jaar
1890 benoemd tot prosector bij do anatomie
i aan de Rijks-Universiteit te Leiden.
Eenc vertelling uit Rumenië van J. Kraner.
Door JOHANNA.
8)
„Peter! Peter! De halve compagnie
heet Peter!"
„Ik bedoel Peter Danescu, die de beren
schiet en zulk vroolijke liedjes zingt."
„Ja, ge hebt gelijkdie is gestraft, omdat
hij te laat in de kazerne gekomen is. Als
het niet den tweeden keer geweest ware, dan
zou ik het door de vingers gezien hebben
nu echter.
Hij trok medelijdend de schouders op.
„Maar", ging Dragomira voort, „is het
dan verkeerd, als hij den jagers het spoor
van de berin gewezen en dus geholpen heeft
het roofdier te dooden, dat op het vee loert?"
„De eerste plicht van den soldaat is ge
hoorzaamheid; dien heeft bij verzuimd on
nu is er geene ge»ade voor hem. Hjj moet
langer dienst doen."
„En als ik u dit mandje schoone aard
beien geef, zeg, mijnheer, wilt ge hem dan
vrijlaten
De kapitein lachte.
„Kind, ge weet niet dat ge u thans aan
eene strafbare poging tot omkooping schuldig
maakt. Waarom toch zijt ge zoo bezorgd voor
dien Peter?"
„Omdat bjj een flinke kerel is, en ik met hem
verloofd ben. Och, lieve kapitein, ik bid u,
ontsla hem voor dezen keer van verdere straf!
Hjj zal het niet weder doen."
Men kon in het goedig gelaat van den
kapitein den strijd lezen tusschen goedhartig
heid en plicht.
Hij hief het door de zon gebruind gelaat op.
„Ik durf niet, lief meisje!"
Nu zette zjj het korfje met aardbeien neder,
en haalde den brief uit haar keurslijfje.
„Zoo, gij wilt niet. Mijnheer, lees dan maar
eens wat do Bojar schrijft, dan zult ge wel
anders praten!"
De kapitein las en herlas, schudde het hoofd
en zag Dragomira aan.
„Kunt gij lezen, mjjn kind?"
„Neen, mijnheer!"
„Dan kunt ge ook niet weten, wat in den
brief staat, want die is in het Fransch ge
schreven."
„O ja, dat weet ik wel. Er staat in, dat ge
Peter niet moet straffen, anders gaat de Bojar
naar den Koning, en de Koning doet alles, wat
de Bojar verlangt."
„Zoo? Ei, eiEn waar woont dan de Bojar?"
„Bij ons, boven op do Stana. Hjj kent
Peter ook."
De kapitein las het blad nog eens door,
vouwde het toen dicht en stak het met een
lichten vloek voorzichtig in zijn zak.
„Zeer goed -- omdat de Bojar zooveel belang
in uw Peter stelt en om hem. de moeite te
sparen naar den Koning te gaan, wil ik uw
vrijer nog eenmaal vergiffenis schenken. Hjj
is een edel mensch, die Bojar, bijeen
edel menscb."
Dragomira kuste de hand van den kapitein.
Nu vervolgde do kapitein vriendelijk „Mis-
sch en wilt ge uw Peter wel gaarne zien, mjjn
kind, want gij hebt een verren weg afgelegd.
Peter staat ver van hier op wacht en dat nog
wel diep het bosch in, om op de smokkelaars te
passen. Maar den volgenden Zondag krijgt hjj
verlof, om den Bojar voor zjjne vriendelijke
tusschenkomst te bedanken, zooals het be
hoort." Den volgenden Zondag kwam
Peter vroegtijdig op de Stana.
Maar wat zag de anders zoo vroolijke
jongen er boos uitZ\jn groet was gedwongen,
zijn kus koud.
„Wat scheelt er aan, Peter?" vroeg zij be
zorgd. „Heeft de kapitein u uwe straf niet
kwijtgescholden?"
„Ik wenschte dat hij het niet gedaan had,
Dragomira; ten minste niet op aandringen
van hem, die u den brief gaf. Waar is de
briefschrijver?"
„Vader heeft hem met de schapen naar de
Bravez-weide gezonden I"
„Ge weet dus, wat er in den brief stond,
Dragomira?"
„Zeker, Peter! Den kapitein werd verzocht
u vergiffenis te schenken en van do straf te
ontslaan."
„En hoe kwam hij er toe dezen brief te schril
ven, Dragomira? Hebt gij er om gevraagd?"
„Ja, Peter; hij is een groot Bojarhjj zegt,
dat de Koning hem niets durft weigeren."
„Die bedrieger!"
„Slechts één ding maakt rnjj bezorgd, Peter,
gij zijt boos. Ik weet wel, waarom ge boos
op mij zijtOm om den kus."
„Maar ge behoordet toch vertrouwen in mfj
te stellen, evengoed als ik dat in u doe. Want
ik heb hem. niet geloofd, toen hjj rnjj vertelde
dat hij u onderweg een ander meisje had
zien kussen."
„Wie heeft dat gezien? Wie?" vroeg b"
driftig.
„Wel hjj, de Bojar, Miar 4
loog."
ik weet dat hjj
JVbrdt vervo'gd.)