H\ 9144
Zaterdag 7 December.
A0. 1889.
Leiden, 6 December.
§ese <Qourant wordt dagelijks, met aitsoadering
vos fpn- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
HET GEHEIM
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
?»or L«id«n per I meander1.10.
franco per post.1.40.
AJionderlflke Noma ere.0.01.
De Eerste Kamer heeft heden de Onderwjjs-
"wet met 31 tegen 18 stemmen aangenomen.
De verkiezing voor een Jid der Provin
ciale Staten van Zuid-Holland voor het
hoofdkiesdi3trict Leiden, in de plaats van
•den heer C. J. Leembruggen, die bedankt
heeft, zal plaats hebben den 7den Januari
1890. De herstemming, zoo noodig, zal ge
schieden op 21 Januari.
De heer J. Boer Knottnerus alhier heeft
bedankt voor het beroep naar de Ned.-Herv.
gemeente te "Wanneperveen.
De 1ste luit. J. P. Weitzel, onlangs uit
Oost-Indië teruggekeerd en geplaatst bjj het
4de reg. inf., wordt met 15 Januari a. 8.
ingedeeld b(j het 4de bataljon, in garnizoen
te Leiden.
Een zeer belangwekkende St.-Nicolaas-
Avond wordt telken jare doorgebracht in het
academisch ziekenhuis alhier. De candidaten
in de geneeskunde brengen met elkaar de
middelen bijeen om de verpleegden, zoowel
de grooten als de kleinen, van de St.-Nicolaas-
vreugde evenzeer te doen genieten als de
menschen daarbuiten in de woelige wereld.
Ook de directie van de inrichting laat zich
tegenover de geëmployeerden niet onbetuigd.
Maar de grootste eigenaardigheid van het
feest is toch gelegen in het bezoek van Sint-
Nicolaas ei z\jn knecht aan de zalen der klei
nen. De president der geneeskundige faculteit
der studenten is de Sinterklaas; in vol ornaat
stapt hü voort, gevolgd door z\jn zwarten
knecht, voorgesteld door den vice-president
der faculteit. Gisteravond waren dit de heeren
Driessen en Witten rood.
Groote pakken en zakken met allerlei Jek
kers werden meegedragen en uitgedeeld, maar
ook niet-eetbare geschenken waren voor elk
der kleinen bestemd. Boveidien werd aan elke
zaal nog iets blijvends geschonken, een dam
spel, een dominospel of iets dergelijks. Het
was een bepaald treffend gezicht, al die klei
nen, lachend door hun lijden heen, te zien
grijpen naar allerlei begeerlijkheden, welke
hun wellicht buiten de inrichting niet zouden
ten deel vallen.
De officier van gezondheid lsto kl. J. F.
Noordwijk is overgeplaatst, van het 4de reg.
infanterie bij het 2de regiment huzaren.
Zondag, 8 December a. s., hoopt ds. H. J.
Sanders, van Weubrugge, des namiddags te
twee uren voor de Ned.-Herv. gemeente te
Leiderdorp op te treden en alsdan zal er
doopsbediening gehouden worden.
Tot lid van den gemeenteraad te Hazers-
woude, in dér plaats van den heer S. G. Mole
naar, die de gemeente heeft verlaten, is go-
kozen de heer W. Van Dam (antirev.) Deze
had enkele dagen vóór de verkieziüg voor
zijne candidatuur bedankt en verkreeg nu
128 stemmen.
Op den heer G. C. De Jong waren 116
stemmen uitgebracht.
Op de lijst der ingekomen requesten
van sollicitanten veor de betrekking van
commies-griffier der Eerste Kamer komen
voor de heerenjhr. mr. W. A. R. Engelen,
mr. G. W. Van der Feltz, mr. D. Dumbar,
mr. H. Zillesen, jhr. mr. A. L. J. Melvill van
Carnbee, jhr. mr. W. Th. C. Van Doorn en
mr. J. F. Houwing.
Het stoomschip „Prinses Marie", van
Batavia naar Amsterdam, passeerde 5 Dec.
Dungeness; de „Burgemeester Den Tex", van
Amsterdam naar Batavia, vertrek 5 Dec. van
Genua; de „Prins Alexander", van Amsterdam
Haar Batavia, arriveerde 5 Dec. te Batavia.
Bij koninklijk besluit is pensioen ver
leend aanA. J. Ensink, hoofd eener open
bare lagere school te Ruurloo, 634; A. J.
Verwey, id. te Varik, 448; A. M. Mallée,
zich schrijvende A. M. Mallée Sr., id. te
'8-Gravenhage, 1534; J. v. Vooren Izn.,
id. te IJselmonde, 967M. Boelhouwer,
id. te Zuiderwoude, 591J. Van der Heyden,
id. te Zandvoort, 805; J. Schaafstal, id. te
Haarlem, ƒ147; A. Ypes, id. te Purmerend,
ƒ161.
Met ingang van 1 Januari 1890, tot eersten
geneesheer in het Rjjkskrankzinnigengesticht
te Medemblik benoemd dr. Tb. E. Frijlinck,
thans tweeden geneesheer in dat gesticht.
Benoemd met ingang van 1 Januari 1890,
tot leeraar aan de Rijks hoogere burger
school te Zwolle J. De Jong Hzn., thans
tijdelijk leeraar aan die school.
De heer J. H. Schotborgh, notaris en lid
van den Kolonialen Raad in de kolonie
Curasao, benoemd tot lid van den raad van
bestuur aldaar.
Eerstc-Hamcr-OTerziclrt.
Op den derden dag der beraadslagingen
over het ontwerp tot schoolwetherziening
bestreed de heer Vlielanc er He n het beginsel
om recht op subsidie uitsluitend te geven aan
besturen van vereenigingen, die rechtspersoon
lijkheid hebben, doch op wier samenstelling
de Regeering geen invloed kan uitoefenen.
Hij betoogde dat cairdoor velen, die het be
hoeven, zullen uitgesloten worden, terwijl
iedere drie personen door eene papieren for
maliteit rechtspersoonlijkheid kunnen verkrij
gen en dus recht op subsidie. De degelyk-
heid8waarborg is niet te verkrijgen; men had
regelen moeten stellen, waarnaar de besturen
zouden moeten zijn saamgesteld. Het ontwerp
is een wissel, welke de nationale eenheid
verbreekt en minstens twee provinciën over
de bergen brengt.
De heer Van Nagell van Ampsen geloofde
dat noch de voorstanders der openbare, noch
die der bijzondere tevreden zijn. Spr., die zich
onder de eersten schaart, heeft dan ook nog
ernstige bezwaren. Ook om de verplichte
schoelgeldheffing, welke hy in 1884 inge
voerd had willen zien, om misbruiken te
keeren, maar die, nu het subsidie daartegen
over staat, aan de andere zijde misbruiken
zal uitlokken. Daarbij komt, dat de bijzondere
school een veel te langen termijn heeft om
zich in te richten. Hij zou over zijne be
zwaren heenstappen, ter wille van beëindi
ging van den schoolstrijd, doch de verzeke
ringen der Regeering te dien opzichte zijn
weinig stellig. Hij verlangt daarom dat d©
minister" alsnog zal verklaren: Tot hiertoe en
niet verder; dan is het mogelijk, dat spr.
om des vredes wille zijne stem zal geven
aan de wet.
De heer Kappeijne Van de Coppello behan
delde uitvoerig de grondwettelijke quaestie.
Uitvoerig betoogde hij de ongrondwettigheid
der subsidie aan confessioneel onderwijs, ont
kende dat Thorbecke onbepaald voorstander
was van subsidie, en verwacht, bij den strijd
van beginselen tusschen Katholieken en Protes
tanten en b\j den agitatiegeest der anti-revo
lutionairen, geen einde van den schoolstrijd
zoolang niet de school onder kerkelijk gezag
is gebracht. Bovendien voor eene nieuwe
finale hervorming is het einde van den school
strijd niet noodig. Men kent veel te weinig
sociale toestanden voor dergelijke hervor
mingen.
De heer Kappeijne meende ten slotte dat
de Rageering in haar stelsel verplicht was
grondwetsherziening voor te stellen, ook om
de kiezers uitspraak te laten doen over sub-
sidiëering van de confessioneele school. By de
joDgste verkiezingen is dit niet beslist. Dit
ontwerp zal het Zuiden onbewoonbaar maken
voor anderen, dan voor voorstanders der con
fessioneele school en het graf graven der anti
revolutionaire party, die steeds voorstond eene
nationale school met den bybel. Door deze
wet neemt de anti-revolutionaire party, fiere
zonen der 0»euzen, den bedelmantel aan.
PBUS DHR AD "VERTEN TURN t
Tu 1—6 regali 1.06. I«Ur« r«t«l hmt 0.i7fc
GtooUtö Uiten neer pUetermimte. Toor hei lm-
eoeeeeren belten de «tod wordt 0.10 berekend.
De heer Van Gennep bestreed de meening
van den heer Kappeyne; hy achtte het sub
sidie volstrekt niet ongrondwettig en daar
entegen zeer gewenscht. Hy wees er op dat
in het eerste voorstel tot regeling van het
middelbaar onderwys, door Thorbecke werd
voorgesteld aan middelbare scholen subsidie
te geven zonder den eisch der neutraliteit.
Zou deze staatsman dit hebben voorgesteld,
wanneer hy dit in stryd oordeelde met de
Grondwet? En dan nog, zeide de heer Van
Gennep, is het nu de vraag of onder „eer
biediging van ieders godsdienstige begrippen"
de neutraliteit verstaan wordt van de wetten
van 1857 en 1878.
De bezwaren van den heer Hein cyferde
spr. niet weg, maar ze zullen meer theoretisch
dan practisch zyn.
Dit wat de subsidie betreft. Andere bezwa
ren vond spr. niet van ernstigen aard. Hy
lichtte dit toe, wat het schoolgeld betreft en
het aantal onderwijzers.
Spr. ziet in dit ontwerp eene interessante
proefneming; het kan niet anders dan eene
proefneming zyn. Hy hoopt en vertrouwt,
dat de schoolstryd ten einde zal wezen, maar
is dat niet het geval, hy zal geen berouw
hebben over zyne stem, die door zyn gevoel
van billykheid wordt bepaald.
Hy vreest niet, dat een orthodox geesteiyke
of een katholiek priester met de Nederlandsche
maagd zal wegloopen. (Hilariteit).
Spr. eindigde met het woord van Van der
Brugghen, die de beste wet noemde niet die,
welke aan 't ideaal beantwoordt, maar die
'tbest overeenkomt met den actueelen toestand.
De heer Pynappel verklaarde zich tegen
het ontwerp als strydig met de Grondwet,
terwyi de subsidie in stryd is met de onaf-
hankelykheid. De grondwettigheid der voor
dracht werd dus niet alleen bestreden door
den heer Kappeyne, maar ook door den
heer Pynappel. Deze afgevaardigdo schaarde
zich echter in de eerste ryen van bestryders
van zyn collega uit Noord-Holland. De op
vatting van Thorbecke omtrent het trekken
der grensiyn tusschen openbaar en byzonder
onderwys, van 1842 dagteekenende, dus van
vóór 1848, was ook dezen jurist voldoende
om tot de conclusie te komen, dat de in
deeling der wet van 1806 veertig jaren ge
leden niet als onomstootelyk werd aangemerkt.
Spreker is ook tegen deze wet, omdat het
strydt met de souvereiniteit van den Staat,
een recht op subsidie te geven, dat niet kan
_worden geweigerd. De Staat is dus verplicht
subsidie te geven aan wat hy verderfiyk acht.
van den Inspecteur van IPolitie.
102)
„Neen, Stanley," antwoordde Robert„ik ben
niet zoo wreed als je denkt. Er waseentud,
waarin ik genegen geweest zou zyn om je te
verwurgen, veor hetgeen je mjj gedaan bobt
maar dat is alles voorbij. Ik heb er veel over
nagedacht, en ben tot het besluit gekomen
dat, daar ik u niet het minste leed deed, gjj
geene reden kondt hebben om mij kwaad te
doen. Je werdt er toe aangezet."
De Zigeuner knikte, als blijk van toestem
ming, maar zweeg, daar zyn argwaan nog
niet verdwenen was.
„Toen ik zeide, dat ik je niezws omtrent je
vrouw kon geven," vervolgde Robert, „meende
ik 't. Ik heb haar gezien."
„Hebt gy haar gezien?" Die vraag werd
gedaan met eene trillende stem.
„En ik weet waar ze woont."
„Was ze was ze wèl, toen gy haar
zaagt?"
„Ik zag haar slechts een oogenblik. Zy scheen
•wèl te zyn, maar ik betwyfel, of 't haar voer
den wind gaat."
De gevangene kreunde. „Ik had al veertien
dagen geleden een brief van haar moeten
hebbes I en dan te bedenken, dat hy hier
ligt, en dat ik er geen oog in mag slaan
Het is voldoende om iemand tot eene wan
hopige daad te brengen!" riep by uit in een
aanval van drift. „Zy mochten alles met my
gedaan hebben, me opsluiten in de duisternis,
op water en brood, en in ketenen klinken,
ik zou er niets, neen niets om gegeven
hebben, a's men my slechts den brief had
laten lezenZeg, dokterge meent 't nu
toch ernstig, nietwaar?" vroeg hy met de
oude achterdocht. „Ge zult een armen kerel, die
er geheel onder is, toch niet nog ellendiger
maken? Hebt gy met haar gesproken?"
„Neen," antwoordde Robert. „Ik zag haar
slechts een eogenblik, zonder dat zy my zag."
„Waar was 't?"
„In de Dangerfleldstraat. Tegenover het huis
van Sint-Alba."
„Ze i3 dus by hem geweest, zoo, zool"
prevelde Jacob Stanley in zichzelven. „Dan
zal ook wel alles in orde zyn."
Deze tyding echeeu hem eenige verliehting
te schenken, en zyn gelaat kreeg een vrien-
deiyker trek.
„Ge hebt me innig gelukkig gemaakt, dok
ter," zeide hy. „Thans ben ik een weinig gerust
gesteld, nu ik weet, dat zy leeft en wèl is. Zy
is niet sterk, en zwaar werk zou haar er
spoedig onder brengen. Haar 't zal wel gaan,
als hy voor haar zorgt," bromde hy, troost
puttende uit dat denkbeeld. Als zy hem
maar opzoekt, dan zal hy haar wel voor ge
brek behoeden."
„Je zoudt gelukkiger zyn, als men je den
brief gaf, vermoed ik?" vroeg Robert na een
poosje.
„Ik zou er eene wereld voor geven 1" ant
woordde de Zigeuner opgewonden.
„Ik kan niets belovenmaar als je gedrag
goed ie," zeide Robert, „dan zal ik 't voor
je probeeren. In ieder geval zal ik een goed
woord voor je doen, want ik heb geen plan,
je hard te behandelen. Tracht je nu maar
goed te houden."
Naar de meening van den inspecteur had
het gesprek voor dezen dag lang genoeg
geduurd. Het was tegen de regelen, om met
een gevangene te spreken, en het was niet
voorzichtig om het geduld van den opper -
cipier op eene te zware proef te stellen.
Daarom opende hy de celdeur weder en ging
de gang op.
Teen Robert hem verliet, zag Stanley hem
vragend aan. „'t Is toch wel zeker, dat ge
niet met my speelt?" zeide hy. „Gy ziet er
niet naar uit, maar ik kan myD geluk nau-
weiyks gelooven. 't Is niet natuuriyk, dat
gy goed voor my zyt. 't Is niet natuuriyk,"
herhaalde hy, met het hoofd schuddende,
„want ik heb 't niet aan u verdiend."
Maar Robert was reeds weg voor Stanley,
die op ruwen toon uitgesproken woorden had
voleindigd, en de gevangene, weder overge
laten aan de eenzaamheid van zyne cel, be
dekte het gelaat met de handen en kleef
verzonken in diepe gedachten, tot hetteeken
gegeven werd om weder naar de werkplaat
sen te gaan.
XXIX.
Er verliepen eenige dagen, maar Robert
Power vond het leven in de gevangenis niet
eentonig.
Hy vervulde zyne plichten trouw, en zyn
slimheid, humeur en werkzaamheid vielen
zeer in den smaak van den hoofd-cipier. Met
zyne kameraden kon Robert 't ook zeer goed
vinden. Hy had, behalve Jacob Stanley, nog
een groot aantal andere veroordeelden leeren
kennen. Onder anderen ontmoette hy de twee
inbrekers, die door zyn toedoen te Sandbank
gearresteerd waren, om welk feit hy in rang
was verhoogd, {.Worm vervolgd.)