U\ 9133.
Maandag 35 Noyeniber.
A». \m
ftze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van fan- en feestdagen, uitgegeven.
Berictit.
Sprookjes van Andersen,
Kikeriki.
Die goede, oude tijd.
Feuilleton»
HET GEHEIM""
LEIDSCÏÏ
DAGBLAD.
F11II DMtBB OOXTBjUIT!
TMt LiUM r* ...V... 140.
.V.r.Tri'.. 1.40,
.....v..-.. 0.0».
PfJ"T" Kommer*..
PRIJS DHR AJDVRRTHNTEBN:
Tm 1—r«g«lft 1.05. Ied«r« regel me«r/0.17i.
Grootore lettors sur pUetornlmte. Voor het i»«
OMteereo bolton de stod wordt 0.10 berekend.
Reeds zoo menigmaal heeft de Uit
gever van het „Leidsch Dagblad"
onze Abonné's in de gelegenheid ge
steld, door het aanbieden van pre-
miön, zich tegen luttelen prijs boek
en plaatwerken aan te schaffen, welke
anders alleen tegen aanzienlijken prijs
te verkrijgen zouden zijn geweest.
Met het oog op de lange winter
avonden, of ter versiering van huis
kamer of salon, werd van die gele
genheid immer een gretig gebruik
gemaakt.
Thans wenscht hij ook iets voor
het jonge volkje onzer Abonné's te
doen, daartoe aanleiding vindende
in het a. s. Sint-Nicolaas-feest.
Hij stelt nl. voor hen beschikbaar
eenige der beroemde
naverteld door een onzer op dit ge
bied zoo bekende Schrijvers.
Deze sprookjes zijn versierd met
een aantal groote, net uitgevoerde,
in kleuren gedrukte platen.
De volgende week zal in ons blad
de bon worden afgedrukt, waarmede
elk sprookje, tegen vergoeding van 10
cents, aan ons Bureel kan worden
afgehaald.
Aan de Abonné's daarop, wordt by dit
nommer verzonden No. 9 van Kikerihi.
Wat wordt de wereld toch slecht! Geen
mensch kan men meer vertrouwen. Vandaag
verklaart hjj op zyn woord van eer dit of dat
te zullen doen onmorgen is h\j het weer
vergeten.
Liegen en bedriegen is schering en inslag
by den handel. Wie vroeger failliet ging, was
een verloren man; tegenwoordig wordt de
man er geen zier minder om geacht.
Karakter? Waar vindt men tegenwoordig
menschon met karakter? 'tZyn ookonpracti-
sche lui, dwaashoofden, onbruikbaar in onze
tegenwoordige maatschappij 1
't Aantal misdaden neemt toe, de gevan
genissen zyn gevulddrankmisbruik, krank
zinnigheid.
Al genoeg, deze klacht dateert niet van
gisteren. Och neen, altyd werd z\j uitgespro
ken, en tot vervelens de deugd der voorouders
opgehemeld. Wy vinden echter geen vryheid
om de dooden ten koste der levenden te ver
heffen, daar we ons overtuigd houden, dat het
tegenwoordige geslacht niet alleen gelukkiger,
maar over het geheel ook wijzer en beter is
dan onze voorouders waren.
Zou het aan to nemen zijn, dat de mensch,
die steeds verder en verder voorwaarts schrijdt
op de baan der ontwikkeling (dit valt toch
moeielyk te loochenen), wiens denkwijze steeds
vrijer en ruimer wordt; dat die mensch dalen
zou, verstandelijk en zedelijk?
Zoo de mensch w a a r 1 ij k vooruitgaat in
kennis, dan geldt dit ook voor zijne gevoelens
en begeerten. En kennen, gevoelen en begee-
ren, deze drie zijn één.
Bovendien, als we de geschiedenis raad
plegen, dan bemerken we spoedig dat zij,
die altyd de loftrompet steken over dien
„goeden ouden tijd", veelal schrikkelijk over-
dry ven.
Men leze de beschryvingen der gastmalen
uit vorige eeuwenmen denke aan de zwelg-
partyen uit vroegeren tyd^ (een 16do-eeuwsch
8cbryver beweert dat de Duitsche edellieden
van zyn tyd zich ziek gevoelden als ze
nuchter waren), en men zal moeten toegeven
dat in dien goeden ouden tyd de uitspattin
gen lang niet tot de uitzonderingen behoorden.
Zoo leest men in een dagboek van een
hooggeplaatst rechterlyk ambtenaar uit de
tweede helft der 17 de eeuw dat de griffier
der Internationale Commissie, die de zaken
van den Munsterschen vrede (1648) moest
regelen, dageiyks „niet min vóór als na noen,
zoo vol als een ei" was.
Ook ten opzichte der algemeene welvaart
hebben we geene vergelyking van den ver
leden tyd mot den tegenwoordigen te vreezen.
Het is waar, nog. altyd hebben we armen,
vele armen. Zelfs na aftrek van het groote
getal, dat arm is door eigen schuld, blyven
er nog velen over, die of geen werk kunnen
vinden, óf met hun werk niet behooriyk in
hun onderhoud kunnen voorzien. "Wy allen
kunnen en moeten er het onze toe bydragen,
opdat dit alles anders en beter worde, zoo
als het reeds eenigszins anders en beter ts
geworden. Het moge waar zyn dat er thans
misschien wel meer armoede wordt gevoeld,
maar stellig werd er vroeger meer armoede
geleden.
Is nu de tegenwoordige maatschappy tot
dusverre onmachtig geweest om alle kwalen
der maatschappy weg te nemen, en zal zy
dit ook wel blyven, toch is niets onbillyker
dan het vele goede te willen ontkennen, dat
zy reeds heeft gewrocht.
Ziehier eenige voordeelen.
Er wordt zorg gedragen voor goed drink
water; voor 't afvoeren van vuile stoffen;
voor 't verwyderen van uitwasemingen, die
de gezondheid nadeelig kunnen zynvoor het
verschaffen van snelle en goede geneeskun
dige hulp.
Op het platteland maken de hutten van
ryshout, zoden en leem, die in enkele ge
huchten nog gevonden worden, allengs plaats
voor behooriyk ingerichte steenen huizen.
Ook eenige steden getuigen de ryen doelmatig
gebouwde arbeiderswoningen, dat men er op
bedacht is om de akelige (ware pesthólen in
de achterbuurten) op te ruimen.
Daarby worden des nachts de straten onzer
steden en dorpen verlicht, en zelfs de armste
kan zich in zyne woning met geringe kosten
beter licht verschaffen, dan een vorst dit
vóór 200 jaren kon doen. Honderden uitvin
dingen hebben ons gemak en genoegen ver
meerderd en doen dit dagelyks nog in hooge
mate. Wat zou het ons niet kosten, als wy
van een der nietigste dingen (van de lucifers
byv.) afstand moesten doen?
In 't begin dezer eeuw waren de meeste
wegen gedurende 't grootste deel van 'tjaar
onberydbaar, vaak onbegaanbaar; thans is
het land doorsneden van duizenden straat-
en andere kunstwegen. Spoorwegen en stoom-
booten voeren ons de voortbrengselen van
alle oorden der wereld toe en hebben onze
reizen van dagen tot uren ingekort.
En dan de telegraaf en de ook hier toekom
stige telefoon
By dit alle3 heerscht eene vroeger on ge
kende vryheid van denken, spreken, schrijven
en handelen, eene byna volledige veiligheid
voor personen en goederen. Slaan we de ge-
schiedboeken op, dan komen we tot de over
tuiging dat een onverzeld reiziger
in 't holst van den n2cht, op den eenzaam-
Sten weg, thans veiliger is dan in de middel
eeuwen een geheele karavaan met
een gewapend geleide op de groote heerbanen.
Vooral de verzachting van de straffen aan
de misdadigers opgelegd is mede oen van de
zegeningen der nieuwere beschaving. Deze
bracht de menschhoid tot de erkenning der
waarheid, dat straf geen kwaad behoort te
zyn, en vooral niet meer leed mag veroor
zaken, dan noodig is om haar aan het doel
te doen beantwoorden. Dat doel is niet meer,
gelyk vroeger, het nemen van wraak, maar
het beveiligen der maatschappy tegen misdryf.
Als men op al deze dingen let, moet men
dan niet van heeler harte zeggen„Het oude
is voorbijgegaan ön ziet, hei. is alles nieuw
geworden 1"
Moet men dan geen juichkreet aanheffen
en den nieuwen tyd loven, die den slaafont-
boeid, den beul ontwapond, en de vrouw ver
heven heeft tot den rang, dien ook z y behoort
in te nemen, tot den rang van mensch?
We zeiden straks, dat de mensch door alle
tyden hoen gezucht heeft: wat wordt de
wereld slecht!
Wat zou wel de oorzaak hiervan zjgn?
Ons dunkt dezeHet jonge kind is nog
onervaren, onbekend met wat laag en slecht
is in deze wereld. Allengskens wordt hy
wyzer, d. i. hy wordt meer bekend met de
laagheden van anderen. Hoe ouder hy wordt,
des te meer ervaart hy, dat de aarde zoo
schoon niet is als ze schynt, als zy in zyne
jongelingsjaren hem scheen; dat de mensch
zoo rein en goed niet is, als zyne jeugd zoo
gaarne geloofde. Dan komt hy tot de voor
hem treurige ervaringDe wereld wordt al
slechter en slechter! De mensch verlaagt
zich al meer en meer. Ontmoedigd, ont-
tooverd door de koude werkolykheld, zet hy
zich neder en peinst over den goeden ouden
tyd, die zich dan voor hem hult in een
rozenrood licht, omdat hy de blinkende ide
alen zyner jongelingsjaren, met zyne lachende
kindsheid, belichaamd meent te zien in het
gryze verleden.
Dat verleden kent hy slechts gedeeltelijk.
Het goede, wat de geschiedenis hem uit den
vroegeren tyd verhaalde, is hem, den deugd
zame, bygeblevenhet kwade uit vroegere
dagen is hy meest vergeten. Omdat de er
varing hem geleerd heeft niet meer met het
tegenwoordige te dwepen, doet hy dit nu
met het verleden.
I Ziedaar, waarom hy dit betitelt met den
naam van: Goede, oude tyd.
van den Inspecteur van Politie.
76)
„Nn," sprak do practische detective met
eon na^jgikend gezicht, .twintig duizend
gulden zullen we op het oogenblik juist
niet noodig hebben, maar ik wil u wel
zeggen, dat het geen kwaad ding i6, wan
neer wh over wat geld kunnen beschikken.
Geld i9 altyd een go9d ding in zulke zaken;
dat ie zekorl"
.Beschik over mflno beurs! Beschik or
Try over I" riep de opgewonden Franscbman
uit. „En ik bezit nog wat meer dan geld.
Ik beu niet zonder invloed en die kan one
toch ook te pae komen, nietwaar? Ik ben
burgemtester geweest van Rouaan; ik ben
er bekend door myne handelszaak, ik heb myn
vaderland helpen verdedigen tegen de Prui
sen, ik heb er myn bloed voor go3tort en
het eerekrnis mee verdiend! Laten wy naar
den Franschon gezant gaan: die zal ene hel
pen; hy is ook gedecoreerd; hy mag een
broeder-ridder van liet Legioen van Eer niet
in den steek laten. Dat is eene zaak van
eer bij onsl"
Het was gelukkig niet noodig den ouden
heer, die zichzelven door zyne eigen woorden
meer en meer in vuur bracht, aan het ver
stand te brengen, dat een vreemde gezant, al
was by nbg zoo goed gezind, by geene moge-
lykheid eenigen invloed op den gang van een
crimineel procee kon uitoefenen. Vóór Power
of Brusel echter aan het woord konden komen,
werd de deur van de spreekkamer geopend en
berichtte de dienstdoende agent, dat de heer
Norfolk zgne bezoekers to woord kon staan.
Zy haastten zich naar don heer Norfolk, en
deze ontving hen vriendeiyk, hoewel met
eenige verwondering, op het zien van den hem
geheel onbekenden vreemdeling.
Brusel haastte zich, den heer Duvivier voor
te stellen en zpne verschynlng op te helderen,
waarop de heer Norfolk, die, als man van
oproeding, vloeiend Fransch sprak, den oud-
burgemeester van Rouaan met enkele vrien-
deiyke woorden op zfin gemak zette. Zich
daarop tot Power wendende, stak hy dezen
tot dionB groote verbazing op hartelyke wyze
de hand toe.
„Ze hebben u niet goed behandeld, dokter I"
waren zyne eerste woorden. Het epyt my,
dat ge zooveel onaangenaams hebt moeten
ondervinden. Ik had reeds vroeger van u
gehoord."
Met een verhoogden blos en mm of meer
verlegen gelaat staarde Power den hoofdamb
tenaar aan.
„Ja, ja!" hernam de heer Norfolk lachend.
„Ik kan my best begrtlpen, dat ge niet weet,
door wien ik van u gohoord heb. Ik zal het
u maar zeggonhet is door myn broeder
John. Hy hoeft altyd den mond vol over u.
Hij heeft het verschrikkeiyk druk en begint
aardig in de praktijk te komen; maar ik kan
hem niet ontmoeten of hy begint over zyn
studentsntyd en de gelukkige dagen, die hy
met zyn vriend Power gesleten heeft.
,Ik ben uw brooler, dokter Norfolk, van
harte dankbaar, dat hy my niet vergeten
heeft," antwoordde Robert met oprecht gevoel.
Ik kan u van myn kant verzekeren dat ik
zyne vriendschap ten allen tyde met hartelyke
toegenegenheid ben blyven herdenken."
„Dat is juist wat hy altyd van uwo vriend
schap zegt, dokter," hernam de hoofdinspecteur.
Hoe toevallig, nietwaar? dat John juist gister
avond by mg moest wezen, toen onze vriend
Brusel my zjjn onstuimig bezoek kwam bren
gen. Ik vertelde hem natuuriyk alles on
ook, boe gy er by betrokken waart, en
toen hadt. ge hem moeten hoorenIk wou
om alles dat ge er by geweest waart, dokter;
hy is nog hetzelfde opgewonden menscb, dat
hy als student wa6, en hy wist alles!
Hy had al de couranten gelezen en wist
waarachtig nog meer van de zaak af dan ik
zelf 1 Hy vertelde my ook van die oude zaak,
die ge in Woolchoster gehad hebt hy was
er woedend over! en zou u toen direct
hebben opgezocht, als ge niet opeens zoo
spoorloos verdwenen waart.
„Waariyk, onze oude Tom Brusel kwam,
volgens zyno gewoonte, juist op het gotfde
oogenblik, en geloof my, Power, wy zullen
niet rusten, voordat ge van die gemeene
beschuldiging volkomen gezuiverd on in het
gelyk gesteld zyt. Reken er op.
„Ik kan u niet zeggen hoe dankbaar ik
ben voor uwe goedheid, mynheer I" antwoordde
Power, getroffen door zooveel barteiykheid.
Het was hem onmogelijk om meer te
zeggen ztln hart waa te vol. De gedachte,
dat de blaam, die hem zoovele jaren met
loodzwaar gewicht gedrukt had, van hem zou
kunnen worden afgenomen, vervulde zyn
gemoed met naamlooze dankbaarheid en nieu
we hoop voor de toekomst.
„Maar nu onze andere zaak," vervolgde de
heer Norfolk. Om u ronduit de waarheid te
zeggen, ze verbystert my. Ik kan er tot nu
toe geen licht in krygen. Ik ontvang daar
by voorbeeld juist een brief van dien goeden