N°. 9126. Zaterdag lf> November. A0. 1889. geze gourant wordt dagelijks, met uitzondering van (§pn- en feestdagen, uitgegeven. 37B©Ta±llo1;Q>:o.. HET GEHEIM LEIDSCH DAGBLA PRIJS DSZSB OOUHAHT: 7—t IMAtn f«r S miand—1.10. fniH p«r 1.40. A&onderlgk* Nommen.0.06. PRIJS DEB ADVEBTENTIEN: Vu 1 - fl r*g«lj I.OB. Ied«r« regel meer 0.171, Grocure letten neer pleetemimui. Voor het in. oMeeeren buiten de ited wordt 0.10 berekend. 0e Schoolwet in de afdecllngen der Eerste Hamer. De Q-rondwetsquaestie. Twee vragen werden gesteld: Vooreerst: gedoogt de Grondwet uit 's Rijks kas subsidie te verleenen aan een onderwijs, dat niet is ingericht met eerbiediging van ieders gods dienstige begrippen? Ten andere is dit wetsontwerp bestaan baar met het voorschrift der Grondwet, dat het openbaar onderwijs zij een voorwerp van de aanhoudende zorg der Regeering? Op de eerste vraag werd door een aantal leden ontkennend geantwoord. Onderwijs, dat gesubsidieerd wordt, zonder te waken dat het geregeld wordt met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen, is geen openbaar onderwijs en slechts de inrichting van het openbaar onderwijs wordt door de Grondwet bevolen. Men beriep zich op Thorbecke's de finitie: „De bijzondere scholen, die evenwel openbare scholen zjjn, schoon zy niet van overheidswege zjjn opgericht." Deze stelling toelichtende, wees men er op hoe men zich geene rekenschap geeft van de groote betee- kenis, die het Staatsrechterlijk beginsel heeft, dat men om des lieven vrede's wille wil prijsgeven, en dat men vergeet, dat men de emancipatie der Roomsch-Katholieke kerk hier te lande de oude strijd over het wederzijdsch terrein tusschen Kerk en Staat is herleefd. Voor 't historisch recht van den Souverein des lands om te regelen al wat 't onderwijs betreft in deze gewesten kwam men op. De Grondwet erkent we! tweeërlei onderwijs, het openbare en het vrije, maar 't laatste mag de Wet niet regelen. Hst vrije onderwijs is mits dien het ongesubsidieerd bijzonder onderwijs, de eigen school, zonder bezwaar van 's Rfiks schatkist, sinds 1840 verlangd en in 1848 toegestaan. Ander vrij onderwijs kent de Grondwet niet. Derhalve is, ook volgens dit ontwerp, het gesubsidieerd onderwijs niet vrij, m. a. w., want tertium non datur, in deD zin der Grondwet openbaar. Anders zijn die ge biedende bepalingen ongrondwettig en gaan de bevoegdheid des wetgevers te buiten. Hoe ruim de Grondwet aan den gewonen wetgever de handen laat, ten aanzien van één punt bindt ze hem, de regeling met eerbiediging van ieders godsdienstige begrip pen. Door een woordenspel, waardoor men het gesubsidieerd, aan wettelijke regeling zijner inrichting onderworpen onderwijs, brengt onder vrij onderwijs, waartoe het niet be hoort en onttrekt aan openbaar onderwijs, waaronder de Grondwet het begrijpt, mag men haar stellig voorschrift niet ontduiken. Schrapt men de woorden „met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen", dan zou over de zaak geen verschil zijn, maar die woorden staan nu eenmaal in de Grondwet geschreven. Wordt deze'voordracht Wet, de openbare school is niet langer die, toegan kelijk voor allen. En nu is 't mogelijk, dat de neutrale school niet meer deugt en voor de confessioneele behoort te wyken, maar dan verandere men de Grondwet. Men ver vangt echter de constitutioneole monarchie door de opportunistische republiek, als men den volkswil doet heerschen over de Grondwet in plaats van omgekeerd. Ons Staatsrecht kent het plebisciet niet en zelfs in de moest democratische theorie is de uitslag eener enkele algemeene verkiezing, waardoor per sonen worden benoemd, maar geene zaken worden beslist, niet met een eigenlijk volks- besluit gelpk te stellen. Evenmin is in Neder land het Parlement almachtig. Wil men een der grondslagen, waarop in 1848 het vernieuwde Staatsgebouw werd opgetrokken, ten onderste boven keeren, dan moet de wettige weg wor den bewandeld. Door 't openbaar onderwijs te beperken tot dat, aan en door de gemeente school gegeven en by de regeling van het gesubsidiëerd onderwys het gebod der 2de alinea van art. 192 Gw. te schenden, wordt aan 't voorschrift der 3de alinea niet langer voldaan. Terwijl sommige leden echter betwijfelden of eene wyziging van art. 192 thans wel kans van slagen zou hebben, deden enkele leden nog met nadruk uitkomen, hoe de nadeelige gevolgen van het wetsontwerp in de praktijk hierin gelegen zyn, dat het breekt met den onafwijsbaren regel, volgens welken geld uit de openbare kas alleen dadraan mag worden gegeven, waar de afdoende contrble van het openbaar gezag het gebruik van het geld tot het doel, waarvoor het gegeven is, waarborgt. Een aantal andere leden, onder wie niet weinigen, die zich onder de liberale vanen rangschikten en het liberale beginsel ook op schoolgebied trouw willen blyven, verklaarden echter tevens te willen letton op de teekenen des ttjds. Het was eene edelmoedige, gedurende vele jaren populaire gedachte, om de gemengde school geiykelyk bruikbaar te maken voor kinderen van elke gezindte, maar de ervaring heeft bewezen dat men, door enkele mede slepende theorieën bekoord, eene hersenschim heeft nagejaagd. Wat eenheid moest stichten, heeft tweedracht gezaaid. En nu is naar strenge theorie van Staats- en belastingrecht in de verplichting tot zg. dubbele betaling geene onbillijkheid gelegen, maar het publiek luistert niet slechts naar kathederwaarheden, het wordt beheerscht door de inspraak van zijn gevoel. En waar de helft der natie (de grootste of de kleinste, dat is onverschillig) de over tuiging heeft dat ze onbillijk wordt gedrukt, is het illiberaliteit om op de wenschen der ouders, die de gemengde school verkeerd achten, niet te letten. Zy zyn te bevredigen door op bescheiden wijze van Rijkswege ge subsidieerd byzonder onderwys. Yan deze zyde werd ook ernstig betwist de straks ontwikkelde uitlegging van art. 192 der Grondwet. Niet deze kent slechts het karakter van openbaar onderwys toe aan wat uit openbare middelen slechts bywyze van subsidie wordt bekostigd. Zy verbiedt niet het subsidiëeren van scholen, die niet voor allen toegankelyk zyn en in 't ontwerp Van Reenen van 1854 kwam dan ook reeds het beginsel voor van confessioneel onderwys, van overheidswege gegeven. Openbaar onderwys is volgens dit gevoelen, dat hetwelk uitsluitend gegeven wordt van Staats- of gemeentewege. In de Eerste Kamer zelve dan ook is by de behandeling van 't voorstel-Schaepman van 1887 door oprechte voorstanders van het open baar onderwys het subsidie-stelsel bestaanbaar geacht mot artikel 192. Men wilde slechts aan den gewonen wetgever niet alles hebben overgelaten en nu heeft deze slechts te zorgen, dat van overheidswege overal en voldoend onderwys worde gegeven. In het wetsontwerp nu blijft de gemeenteschool overal bestaan en de waarborgen voor voldoend onderwys worden niet opgeheven, terwyl dit ook wordt verzekerd door de voorwaarden, die aan 't subsidie worden verbonden. Acht men ze ongenoegzaam, dat is eene vraag van meer of minder, te behandelen by 't betrokken artikel; thans kan er alleen sprake zyn van het beginsel. De afwykende opinie daarentegen werd door de eerstbedoelde leden volgehouden. Naast enkele verbeteringen, die in de wet worden gebracht, blyft het streven onmiskenbaar om het openbaar onderwys ten voordoele van 't byzondere te verzwakken, te oudermynen en te overvleugelen. Hiertegenover werd betoogd, dat, mag van 't wetsontwerp een verhoogde bloei van 't vrye onderwys worden verwacht, ook reeds door de te openen mededinging de bloei van 't openbaar onderwys onvermydelyk ook zal worden versterkt. De quaestie der rechtsgelijkheid. Met genoegen hadden ook de voorstanders van het wetsontwerp gezien, dat de Reg. de zonderlinge leer omtrent Staatsrechterlyke gelykheid van openbaar en byzonder onder wys meer en meer had verloochendimmers, het voorgedragen subsidie laat de grootste ongelykheden bestaan; zelfs tusschen do by zondere scholen onderling is geene gelykheid. "Waarom o. a. alleen het openbaar onderwys aan verplichte schoolgeldheffing onderworpen? Ook de Staatsrechterlyke verplichtingen van den openbaren onderwyzer zyn niet dezelfde als die voor den byzonderen onderwyzer. In den stryd tegen de Staatsschool wordt de vrye met Ryksgold gevoed. Wil men dat i'elsel nu eenmaal, dan hergeve men aan iederen onderwyzer zyne natuurlyke leervry- heid. De gemengde school als die zyner keuze te onderhouden en met de andere hand aan haren concurrent de middelen te verschaffen om haar te ontvolken, dit mag men niet met de valsche vlag van gelijkheid dekken. Het is eenvoudig beginselloos en kan inder daad geen ander doel of uitvloeisel hebben dan dat 't byzonder onderwys gewapend, het openbare weerloos gemaakt wordt. Men wilde aan de Reg. gevraagd hebbenbehoudt gy de neutrale openbare school, omdat gy overtuigd zyt van hare bruikbaarheid voor allen, of, zoo gy haar slechts voor een deel der natie geschikt houdt, waarom ontheft gy dan ook niet den openbaren onderwyzer van den knellenden band der neutraliteit? De finantiëele verhouding van de genieeriten tot den Staat. Was men in 1878 by gemis aan eene zoo danige finantiëele regeling, welke de gemeenten in staat stelde om uit eigen middelen het op haar rustend aandeel in de kosten van het openbaar onderwys te dragen, verplicht het stelsel der uitkeering der 30 pet. als palliatief ie behouden, - nu het Grondwettelyke struikelblok daartegen is vervallen, behoort eene finantiëale grensregeling tusschen Ryk en Gemeente plaats te liobben, waardoor aan ieder belastingheffer, het voor zyne behoeften genoogzaam vry te behoerschen terrein wordt verzekerd en dan zal de Ryksbydrage ten be hoeve der gemeenteschool bohooren te ver vallen. Hoe ware het echter, vroeg men, met eene gezonde Staatsorde bestaanbaar, dat het Ryk aan de gemeenten de zorg voor overal vol- van den Inspecteur van Politie. 60) „'t Is my onbegrypelykl" zei deze heer, hoofdschuddend het vertrek op en neer loo- pende. Maar wat ik vragen wilde," hernam hy, voor den inspecteur stilhoudende, „wjj zullen juffrouw Duvivier in ieder geval toch wel mogen zien, nietwaar?" „Vanavond is daar geen denken aan," ant woordde Saunders. „Het spijt my zelf, maar het staat niet meer in zyne macht. Gy zult u by oen van de rechters van een bewys van toelating dienen te voorzien. Myne be velen zyn zeer streng." „Geen kans om haar onder borgstelling voorloopig op vrye voeten te krygen, zeker?" hernam do heer Hunter, den inspecteur vragend aanziende. „Zy heeft geene familie behalve haren oom, die nog in Frankryk zit en van niets weet- je begrypt, dat ik my verplicht gevoel, hier als vader voor het arme kind op te treden. Ik wil voor iedere som teekenen, welke ze vragen kunnen." „'t Kan niet, mynheer, 't kan niet gedaan worden I" antwoordde Saunders ernstig, het hoofd schuddende, 't Is moord, moet ge den- ken; ge weet zelf wel, dat het niet gaat. „'t Is zoo, 't is zool" sprak de bezorgde man. „Maar dan kunnen wU ook geen goed doen met langer hier te blyven. Ik moet elders zien, wat ik voor haar gedaan kan krygen. 't Is eene onbegrypelyke zaak; mijn verstand staat er voor stil. Maar dat zy met de geheele geschiedenis iets te maken zou hebben, dat geloof ik mün leven nietdaar is geen sprake van!" Verbaasd en verslagen verlieten de bezoe kers het politio-bureau, evenwel niet dan nadat de inspecteur Saunders hun de ver klaringen, die zy hadden afgelegd, voorge lezen en met hunne handteekeningen had doen bekrachtigen. Hoewel als zwygend toeschouwer, had Robert Power intusschen het voorgevallene eu ieder woord, hetwelk er gesproken was, met de grootste aandacht gevolgd en ge hoord. Het geheele tooneel had een diepen indruk op hem gemaakt. Zyne belangstel ling in de gevangene was mogelyk nog toe genomen. Hoe dit raadsel op te lossen? Mevrouw Hunter had de sjaal op het eerste gezicht herkend; eene vergissing was hier eene onmogeiykheid. De met bloed bevlekte sjaal behoorde dus inderdaad aan Charlotte Duvivier. Daaruit volgde derhalve, dat zy, op welke wyze dan ook, met de misdaad in ver band moest staan. Zy was bovendien eene Fransche, ovenals de vermoorde Madeleine Faure. Deze beide punten waren inderdaad zoer bezwarend. Zou hy, Robert Powor, door te veel zyne aandacht aan Sint-Alba te wyden, een schakel van de keten, die den schuldige aan de misdaad verbond, over het hoofd hebben gezien, en was het Charlotte Duvivier, die de ontbrekende schakel zou aanvullen? De jonge inspecteur voelde zich verward; hy zag nergens licht; hy wist niet meer, waaraan zich vast te houden. „Ik zou haar gaarne eens wat vannaderby bezien," dacht hy„ik moet weten, welken indruk zy op my maakt." Het was voor Power niet moeilyk, de ge vangene te zien te krygen. Hy behoefde slechts naar hare cel te gaan en het kyk- luikje op zyde te schuiven om haar gade te slaan. Als inspecteur van politie bozat hy hiertoe volkomen het recht. De gevangeniscellen ten platten lande zyn gewoonlyk niet zeer weelderig ingericht, en die van het Sandbanksche politie-bureau maakten geene uitzondering op den algemee- nen regel. Het bed bestond uit eene breede plank, gedokt door eon dunne matras en eene enkele deken. De overige meubelen waren van de slechtste soort en zoo karig mogelyk aangebracht. Wanneer men bedenkt, dat een dergelyk hok alleen gebruikt wordt voor op vermoeden gearresteerden, die zeer dikwyls over weinige uren (gelyk met Sint-Alba gebeurd was) weder op vrye voeten wor den gesteld, maar or ook even dikwyls dagen 6n weken in moeten vertoeven, en men daarby de verblyfplaatsen der werkeiyk veroordeelde gevangenen in de tegenwoordige gevangenis-paleizen vergelykt, dan zou men zich er over kunnen verbazen, dat zulk een toestand tot op den huidigen dag is blyven voortbestaan. Maar in Engeland schynt men het noodzakelyke van eene verandering niet in te zien. Toen Power het luikje wogschoof en door de opening keek, zag hy Charlotte Duvivier op den rand harer harde legerstede zitten, met het hoofd in beide handen gesteund en snikkende. De jonge inspecteur sloeg het schoone meisje een tydlang aandachtig gade. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 5