N°. 9122. Dinsdag: 13 November. A9. 1389. sa (üourant wordt dagelijks, met uitzondering van <§pn- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. HET GEHEIM PHIJS DEZES COTJBANT: Voor Loiden per S maandenf 1./0. Franco per poet1.40. Afzonderlijke Nommen...v.0.05. PRIJS DER ADVERTENTIES: Vin 1—6 reg«l» 1.06. Ieder, regel meer ƒ0.17}. Grootere lettere nur plisternimte. Voor het in- oeeeeeren bniten de eUd wordt 0.10 berekend. Gemengd Nieuws. Te Zaandam zijn twee kinderen eener weduwe, meisjes van vier en zes jaren, door twee onbekende personen van de straat opgenomen en in een rijtuig weggevoerd. Volgens latere geruchten zou deze ontvoe ring door de elders wonende voogden be dreven zjjn. Vad.) Op een bankierskantoor te Utrecht werd Donderdag-avond door twee zeer net gekleede heeren een chèque, groot 60 pd. st., aangeboden. Daar de bankier de zaak echter niet te best scheen te vertrouwen, stelde hij er de politie mede in kennis, die beiden wel dra achter slot en grendel bracht. Bg een onderzoek moet namelijk niet alleen zjjn gebleken dat bedoelde chëque valsch was, maar tevens dat door dezelfde personen ook te Zutfen een dergelijke chèque in betaling is gegeven, welke ook gebleken moet zijn valsch te wezen, terwijl zij bovendien nog eenige dier chèques in hun bezit hadden. Dat de heeren dus nogal iets van plan waren, biykt hieruit ten duidelijkste. Van den dood gered. De „Gel- derlander" deelt als waar gebeurd het vol gende mede: Het volgende voorval uit het leven van een geneesheer kan aantoonen, hoe moeilijk het dikwpls is, om te bepalen of de dood is ingetreden, vooral by groote epidemieën, in hoofdzaak bij cholera. Tevens zal er uit blyken hoe moed en tegenwoordigheid van geest een mensch het leven redden. Het was Juli van het jaar IS toen Gro ningen geteisterd werd door eene verschrik kelijke cholera-epidemie. Groningen was toen nog eene vesting en had een sterk garnizoen. Weldra was het militair hospitaal opgevuld met ïyders, van wie de meesten stierven. Zoodra een soldaat gestorven was, werd het lyk naar eene groote, daartoe ingerichte zaal gebracht, in eene kist gelegd en met een laken overdekt, waar het dan bleef staan totdat er zekerheid bestond, dat van schyndood geen sprake meer kon zy'n. Des nachts werd in dit vertrek steeds gewaakt door een genees heer, die dan tevens den dienst waarnam in het hospitaal. De nacht was warm, maar in de zaal dor dooden werd het kunstmatig koud gehouden. In twee lange ryen stond een dertigtal kisten in het ruime vertrokde witte lakens maakten een huiveringwekkenden indruk. De droefgeestige stilte werd slechts gestoord door het knabbelen van muizen achter het houten van den Inspecteur van Politie. 62) Eenparig was het publiek van oordeel, dat do politie een ongehoorden, onvergeefiyken misslag had begaan. De heer Sint Alba was geheel onschuldig, en schandelijk behandeld. Ook de rechters schenen niet veel tyd noo- dig te hebben gehad om tot eene beslissing te komen. Zy kwamen na eene zeer korte afwezigheid terug en deden door hunne ver- schyning de gesprekken in de zaal onmiddel lijk verstommen. Terwijl zy hunne plaatsen weder innamen, was de stilte zelfs zóó groot, dat men eene speld had kunnen hooren vallen. De eenige persoon, die onder al deze span ning en nieuwsgierigheid dezelfde kalme, on verschillige houding had bewaard, was do beschuldigde zelf. Naar zyn gelaat te oor- deelen, zou men gemeend hebben, dat de zaak hem eerder vermaakte dan belang inboezemde. Ook zyne vrouw had hare houding geen oogen- blik veranderd, maar bleef even onbeweeglyk voor zich staren. De voorzitter nam het woord. ?Wy hebben bevonden," sprak hy, met eene beschot, en toch was er onder al die dooden een levende. By het raam aan eon klein tafeltje, opge stapeld met boeken, zat een jonge man. Hy werkte kalm en bedaard door, zonder er aan te denken, dat hy zich in een grooten graf kelder bevond. Hy waakte. Plotseling echter was 't alsof iemand zuchtte. De jonge man hief luisterend het hoofd omï hoog, maar hoorde nietshy moest zich ver gist hebben. Nauwelyks had by zyne gemakke'yke hou ding weder aangenomen, toen nogmaals, maar iets duidelyker dan te voren, een zucht werd geslaakt. De dokter sprong op en blies zoo snel mogelyk de kaars uit. Daarop ging hy op zyne teenen van de eene kist naar de andere. Neen, neen, allen waren wel degelyk dood. Zou hy zich dan toch vergist hebben? Maar toch 1 Daar hoorde hy een geluid alsof iemand rilde, hy legde zijne hand op het laken en de man er onder trachtte zich in zyne nauwe ligplaats te bewegen. Met eene kalme stem, alsof hy aan een ziekbed stond, vroeg de jonge man: „Wel, vriend, hoe gaat 't er nu mee?" ,,'t Is koud, ik bevries." „Ja, ventje, we hebben je in eene koude kamer gebracht, omdat je zoo'n hevige koorts hadt. Je moet nog vyf minuten stil blyven liggen, zonder je te bewegen. Beloof je my dat, 't is voor je bestwil." De soldaat beloofde het, en de geneesheer snelde weg in do duisternis, met moeite zyn weg vindende tusschen de kisten. Hij haalde met den grootsten spoed een paar zieken oppassers en ging met dezen terug naar het lijkenvertrek. De uit den dood herrezene werd opgenomen en naar eene der zalen gebracht, waar de dokter hem dadelyk opwekkende middelen toediende, terwyl hy hem warm deed toestoppen, zonder dat de man vermoedde van waar hy kwam. Wy bunnen verder kort zyn. De zieke, die tusschen dood en leven gezweefd had, herstelde vry spoedig en verliet het hospitaal. Algemeen werd het gedrag van den ge neesheer by deze gelegenheid geroemd. Indien hy de tegenwoordigheid van geest niet gehad had, om het licht uit te blazen, zou de man, als hy het laken van zich had afgeworpen, waarschynlyk van schrik gestorven zyn, zoo dra hy bemerkt had, dat hy in een grooten grafkelder lag, te midden van lyken. De schyndoode, die nog leeft en een wel gesteld landbouwer in Overysel geworden is, spreekt nog steeds met dankbaarheid over beleefde buiging tot den beschuldigde, die inmiddels was opgestaan, „dat de ernstige beschuldiging, welke tegen u is ingebracht, door wettige noch overtuigende bewyzen is ge staafd geworden. Wy voelen ons derhalve ver plicht, onze levendige spyt te betuigen over den schromelyken misslag, die ten uwen opzichte, ten gevolge eener betreurenswaardige overyling van de zyde der politie, is begaan. Wy zyn ver heugd hier openlyk de verklaringte kunnen af leggen, dat uw persoon van allen smet en blaam door ons gerechtshof volledig gezuiverd is!" Een daverende storm van toejuichingen brak op het vernemen dezer woorden in de zaal los. De heer Sint-Alba maakte eene dank bare buiging. „Ik heb nog vergeten er by te voegen," vervolgde de voorzitter, toen de storm een weinig bedaard was, „dat het ons zeer leed heeft gedaan u vier-en-twintig uur langer aan de onaangenaamheden van het arrest te hebben moeten blootstellen, hetgeen natuur- ïyk alleen aan het tusschenvallen van den Zondag te wyten is geweest, en dus geheel buiten onze schuld werd veroorzaakt." De zitting was afgeloopen. Met nedergebogen hoofd en sombere ge laatstrekken zagen de commissaris Grand, Tom Brusel en Robert Power den zegepra den man, die hem door zyne groote tegen woordigheid van geest het leven redde. Een schaapherder in de omstre- ken van Londen liet eens op de volgende manier het vernuft van zyn hond blijken: De hond lag rustig voor het vuur te slapen, terwyl zyn meester met eenige vrienden om de tafel zat te praten; midden in het ge sprek zeide de herder opeens, zonder zyne stem te verheffen„Mynheer, ik geloof dat de koe in het aardappelveld loopt." De hond sprong onmiddeliyk op en ging zich dadelyk hiervan overtuigen. Niets in het aardappelveld ziende, ging hy naar don koestal en na zich over tuigd te hebben dat alles in orde was, kwam hy weer rustig voor het vuur liggen. Een half uurtje later herhaalde de herder deze proef met hetzelfde gevolg, doch toen hy dit voor een derdon keer deed, stond de hond al kwispelstaartend op, en keek zyn meester met zulk een komieken, vragenden blik aan, dat ieder het uitsproestte van het lachen; daarna logde hy zich neer, met een beleedigenden blik, alsof hy zeggen wildeik laat mij geen drie keer voor den gek houden. Onbarmhartig. In een gehucht tusschen Martigues en Chateauneuf, by Mar seille, kreeg dezer dagen een landbouwer de pokken. Zyne zuster, die by hem inwoonde, verliet hem, uit vrees voor de besmetting. De kinderen van den ouden man, die in een naburig dorp woonden, werden gewaarschuwd. Middelerwyl sprong de zieke in ylende koorts het bed uit en liep don weg op tot hy uit geput nederstortte. Zyne zonen durfden hem niet aanraken en wierpen een stroozak over hem en zoo bleef do ongelukkige 36 uren liggen in koude en regen en zon, overdekt met vliegen. Eindelijk werd hy door een ge neesheer en een inwoner van het gehucht opgenomen en in zijn huis godragen, terwyl ettelijke anderen van verre toezagen. Den volgenden dag is de deerniswaardige overleden. INGEZONDEN. MAM, met zijn viertjes, in de lioordstad. De heer C. E. Van Kesteren heeft als nieuw benoemd directeur van het Paleis voor Volksvlyt, een lumineus idee gehad, om 4 militaire muziekcorpsen te voreenigen tot het geven van een concert. Vier corpsen tegelyk in strijd, 't is geene kleinigheid; maar 't was de fine fleur! Men (die eeuwige men 1) meende, dat 160 man blazers al te veel lawaai in het Paleis lenden uittocht van den heer Sint-Alba aan, terwijl deze zich, gevolgd door zyn advocaat, mr. Ford, een weg baande door een kring van vrienden, die hem om stryd gelukwensch- ten en de hand trachtten te drukken, en eene opgewonden, schreeuwende menigte, die de zaal niet wilde ruimen vóór zy van hare deel- nemig met dit slachtoffer der ongehoorde willekeur de luidruchtigste blyken had gegeven. De nederlaag was groot en toch wachtte nog zwaarder slag. Een bode van het telegraafkantoor baande zich een weg door de opeengepakte menschen- massa en reikte den heer Grand een tele gram over. XVII. De commissaris verbrak het omslag, wierp een blik op den inhoud en riep op don toon der grootste wanhoop uit: „De Hemel zy ons genadig! Dat ontbrak er nog maar aanLees dat eens 1" Met het voorgevoel van eene nieuwe ramp, bogen Brusel en Power zich gelyktydig over het papier. Hunne blikken drukten niet wei nig verbazing en teleurstelling uit. Het telegram luidde als volgt: „Dieppe (Frankryk) Hedenmorgen Fransche vrouw gearresteerd, met stoomboot van En- zouden maken. Het tegendeel is gisteravond gebleken, omdat Joh. M. Coenen, de gryze, maar in zyn vak nog steeds jonge en wak kere luitenant-kapelmeester der Amsterdam- sche schuttery, in zyne qualiteit van Paleis- orkestdirecteur gelast had om de goluidvoort- brenging te wyzigon naar gelang van de kolossale harmonie in een besloten lokaal. De uitvoering was natuurlyk een wedstryd; de hoofdstad leverde zyn bekend schuttery- (Paleis-)orkest en dit van het 7de; het 4de regiment en het Haarlemsche Schuttery- muziekcorps, onder de leiding van den ver- dienstelyken heer Kriens, werkten ook mede. Er werden 4 nummers gezamenlyk uitgevoerd. Het effect hiervan was kolossaal. Stemming liet niets te wenschen over; er was eene zeldzame eenheid in het orkest, ofschoon er maar ééne repetitie gehouden was, en iedere solo kwam goed tot zyn recht. Weber's Obéron-ouverture onder anderen was een puikje van genietbaarheid. De vele passages van de zware koperen instrumenten klonken statig, de voordracht van het lichtere koper en de houten instru menten was even onberispelyk en deed soms vergeten dat men geen Symphonic-orkest voor had; al de moeilykheden van het toonwerk werden glansryk overwonnen. Een woord van hulde komt toe aan de kapelmeesters der vier corpsen. Er werd bewezen, wat eene degelyke leiding vermag. Ieder corps had een nummer afzonderiyk voor te dragen. Het Paleis-orkest is bekend. Swaagmans 7de en de Haarlemmers onder Kriens deden respectief ook veel schoons hooren. Maar de viertjes hebben van de 3 genoodigde corpsen den eerepalm behaald. De heer Mann heeft zich in de Fantaisie „Der fliegende Hollander" als bekwaam arran geur en degelyk dirigent doen kennen. Hot is vooral eene zeer dankbare compositie voor de solisten, waarvan allen zich lofwaardig van hunne taak kweten. De groote verdienste van 's heeren Mann's orkest zit hoofdzakelyk in den beschaafden klank, dien hot te hooren geeft. Het geluid is zoo mollig, ieder toontje zoo fijn, de piano passages zyn zoo week, de forto's niet hin- derlyk-schetterend, de crescendo's zoo gelei- delyk, en de leiding is zoo meesterlyk in één woord 't was schoon Dat is Bildung. Kom spoedig eens weer, heer Mann, met je viertjes, naar Amstel en IJ 1 Amsterdam, 10 November '89. D. geland komende. Geeft naam opCharlotte Duvivier, gouvernante in dienst van den heer John Hunter. Zwart sjaaltje vol bloedvlekken onder in een harer koffers gevonden. Heeft Sandbank Zaterdag-avond verlaten vermoed dus zy gezochte vrouw is van Rob Roy-Villa moord. Is op myn verzoek ter beschikking hier gesteld. Zend onmiddeliyk bevel inhech tenisneming en laat inspecteur komen om haar over te nemen en naar Engeland te brengen. Springwel, detective." Het nieuws van de uitspraak der rechtbank in de zaak van Sint-Alba had zich, zooals men denken kan, spoedig genoeg door het gansche land verspreid. De couranten beleef den goede dagen. Het plotseling arresteeren van een man uit de groote wereld, gevolgd door zyne volkomen vrijspraak, was eene te opmerkelijke zaak om niet de algemeene aandacht tot zich te trekken. Gelyk vanzelf spreekt, was het publiek eenstemmig in zy'ne veroordeeling van de wyze, waarop de justitie, met name die van Sandbank, in deze gehan deld had en word het slachtoffer eener dus danige ongehoorde willekeur door een ieder beklaagd en om zyne mannelyke, fiere houding gedurende het geding bewondord. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 5