N°. 9117.
Woensdag November.
A*. 1889.
,§ezs fëourant wordi dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
HET GEHEIM
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
?oor Leiden per 8 maanden1-/0.
Franco per poet;7T.7.1.40.
Afzonderlijke Nommer«.0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1—6 regele 1.06. Ied«M regel meer ƒ0.171.
Grootere lettere near plaatamimte. Voor het in-
oaeeeeren buiten de etad wordt 0.10 berekend.
Gemengd Nieuws.
In ons vorig nommer deelden
we de uitspraak mede van het kantongerecht
to Leiden in zake den ambtenaar van het
Openbaar Ministerie, contra Nic. Van Rynswou,
timmerman te Zoeterwoude, en Chr. E. J.
Verhaaff, aannemer te Lelden, enz.
Met door den kantonrechter breedvoerig
gemotiveerde vonnis berustte op de volgende
overwegingen, welke belangrijk genoeg wor
den geacht zo hier in hun geheel te ver
melden
Overwegende, dat in het voorgelezen proces
verbaal door den gemeente-opzichter van
Zoeterwoude, "Wilh. Adr. Van Rijn, door Burg.
en "Weths. gemachtigd en beëedigd om toe
te zien op de inachtneming van de politie-
bepalingen omtrent het bouwen in die ge
meente, wordt verklaard dat hij den 16den
Augustus 11. in de Heerenstraat, te Zoeter
woude, de nieuw gebouwde woning van den
beklaagde heeft onderzocht en bevonden dat
de beerput was aangebracht in de straat
naast de woning en niet op het afgesloten
erf van de woning zelve, en dat het boven
gedeelte van het huis reeds was bewoond,
terwijl de beklaagde niet kon toonen het
schriftelijk bewijs bedoeld in art. 10 der ver
ordening op het bouwen
dat voorts is gelezen eene schriftelijke ver
klaring van den Burg. van Zoeterwoude op
den ambtseed, gedagteekend 24 October 11.,
dat door Burg. en Weth. dier gemeente aan
den beklaagde is bevolen den beerput by do
door hem gebouwde woning aan de Heeren
straat, te Zoeterwoude, te maken op het erf
dier woning;
dat de beklaagde heeft opgegeven dat hy
in het begin van dit jaar een huis heeft
laten bouwen in de Heerenstraat, te Zoeter
woude, en reeds in December van het vorige
jaar overeenkomstig de gemeente verordening
op het bouwen, van zjjn voornemen mede-
deeling had gedaan aan Burg. en Weths.dat
hij den 7den Maart 11. antwoord heeft ont
vangen en daarin o. a. werd bepaald dat da
beerput van hot huis niet mocht worden
gelogd in de straat naast het huis, maar op
het erf van het huis zelf, dat er den 2den
Maart echter reeds een begin was gemaakt
met het maken van een beerput in de straat
en hij dien put heeft laten afwerken gelijk
door den gemeente-opzichter don 6den Aug.
was bevondendat dio straat het eigendom
is van do eigenaars der huizen, welke er in
gebouwd zijn, en hij aan Burg. en Weths.
heeft gevraagd of de put er niet blijven kon,
maar een weigerend antwoord heeft ontvan
gen, en daarna ook een beerput heeft laten
maken op hot erf bi) het huis; dat het huis
eerst den 22sten Augustus 11. is bewoond
geworden
dat de genoemde gemeente opzichter nader
als getuige gehoord, heeft verklaard dat hy
den 6den Aug. 11. heeft gezien dat er meu
belen in het huis werden gebracht, waaruit
hij opmaakte dat het bewoond werd; dat de
straat naast het huis aan de eigenaars der
huizen behoort, dat er later een beerput op
het erf bfj het huis is gemaakt;
dat eindelijk door den beklaagde is over
gelegd een door de Burg. en Weths. van
Zoeterwoude geteekend besluit van Burg. en
Weths. dier gemeente, gedagteekend 7 Maart
1SS9 waarin naar aanleiding eener kennis
geving van den beklaagde van zijn voornemen
om een huis te bouwen in de Heerenstraat,
te Zoeterwoude, o. a. wordt bepaald dat de
beerput niet wordt gelogd in de nieuwe straat,
maar op het erf van het te bouwen huis;
overwegende dat door de bekentenis des
beklaagden, bevestigd door het voorgelezen
proces-verbaal en de kennisgeving van den
Burg. van Zoeterwoude op den ambtseed,
is bewezen dat den 16den Augustus 1889
aan eon den beklaagde toebehoorende in den
loop van dit jaar nieuwgebouwde woning te
Zoeterwoude, de daarbij behoorende beerput
niet was ingericht overeenkomstig do bevelen
van Burg. en Weths. dier gemeente, immers
niet was geplaatst op het erf van die woning.
Overwegende, dat wegens dit feit de straf
is gevorderd krachtens art. 7 der verordening
op het bouwen, sloopen en herstellen van
bouwvallige huizen van den 9den April 18S9,
afgekondigd den 29sten April van dat jaar
en alzoo in werking getreden den 2den Mei
11. in welk artikel o. a. wordt bepaald dat
de beerputten in of bjj iedere gebouwd wor
dende woning en in of bij ioder tot woning
in to richten gebouw moet worden ingericht
overeenkomstig de bevelen van Burg. en Weths
dat echter niet is bewezen dat de woning
van den beklaagde den 16den Augustus 11.
was een gebouwd wordende woning of een
tot woning in te richten gebouw of wel dat
die woning is gebouwd of althans met hot
bouwen is begonnen na het in working treden
der genoemde verordening, maar dat uit het
door den beklaagde overgelegd besluit van
Burg. en Weths. van Zoeterwoude van 7 Maart
1889, overeenstemmende met de opgaven van
den beklaagde blijkt dat de kennisgeving van
het voornemen van den beklaagde om te
bouwen vóór den 7den Maart van dit jaar is
geschied, en de opgave van den beklaagde,
dat hy reeds den 2den Maart met het maken
van de beerput was begonnen, geenszins
onaannemelijk is;
Overwegende, dat in de Algomeene Politie
verordening voor de gemeente Zoeterwoude
van 25 Januari 1887, waarvan de vierde af-
deeling, getiteld „bouwen, sloopen en herstel
len van bouwvallige huizen" door de genoemde
verordening van 9 April 1S89 is vervangen
en alzoo heeft gegolden tot den 2den Mei 11.,
aan de Burg. en Weths. niet de bevoegdheid
is toegekend om bevelen te geven omtrent
de inrichting der beerputten en alzoo van een
overtreding van zoodanig bevel geen sprake
kan zijn;
Overwegende, dat alzoo het bewezen feit
niet strafbaar is;
Overwegende, dat uit de nadere verklaring
van den als getuige gehoorden gemeente
opzichter is gebleken dat door hem den 16den
Augustus 11. overigens niets anders is bevon
den dan dat er meubelen in het huis van
den bekl. werden gebracht en alzoo niet is
bewezen dat het huis toen reeds was bewoond,
zoodat de bekl. van dat feit moet worden
vrygesproken.
Gezien de Politie-verordening op het bouwen,
sloopen en herstellen van bouwvallige huizen
van de gemeente Zoeterwoude van 9 April
1889, de Algerneene Politie-verordening dier
gemeente van 25 Januari 1887, art. 174 der
gemeentewet, artt. 1 en 81 van het Wetb.
van Strafrecht artt. 216 en 253 Wetb. van
Strafvordering.
Hierop volgt het vonnis, geiyk dit bereids
door ons in het vorig nommer is opgenomen.
De oudo 1 u it j os, die Zaterdag
te 's-Hage onder de bekende omstandigheden
uit hunne woning aan het Hooge Zand
werden gezet, hebben nog vry'wat van zich
doen spreken en merkwaardig is hetgeen
men omtrent hen nog vernam.
Toen ze het huis verlieten de zwakke
vrouw den zak, die nauwelijks door een sterk
man kon gedragen worden, torsende met
de kracht der vertwijfeling, welke slechts
door de gehechtheid aan 't bijeengeschraapte
geld kon verklaard worden werden in de
woning nog gevonden gehoele pakken met
nieuwe onder- en bovenkleederen en in een
trekpot, onder vuil en schimmel, nog een
vrij belangrijke som gelds.
Dat alles bleek afkomstig van giften en
gaven van weldadige lieden, die den oudjes
eene vaste bedeeling gaven, men zegt zelfs
van f 5 per week, en weinig vermoedden
dat alles werd opgespaard en de menschen
loefden, gelijk ze zelf verklaarden, „van één
gulden in de week" (1).
Of deze lieden zich zullen verbeteren en
bet met zooveel ontbering gewonnen kapi
taal althans voor 't vervolg ten eigen bate
aanwenden? Het schijnt zoo; althans
heden kon men ze, goed in de kleeren, het
vrouwtje netjes gekapt, het half idiote ventje
in een warmen chambre-cloack, in de vroeger
door hen bewoonde buurt zien rondgaan,
om, onder geleide van een politiedienaar, by
verschillende winkeliers en by den huisheer,
de schulden te betalen, die ze, onder den
schym van armoede, hadden gemaakt.
De bemoeiingen van de politie schijnen
hier 't goed effect te hebben gehad, dat de
oude lieden thans behooriyk geherbergd zyn.
Te Kater veer is eene werksta
king uitgebroken. Do vele sleepbooten, welke
van verschillende maatschappyen aldaar ge-
stationneerd zijn, om de geladen schepen op
waarts te slepen, weigeren sedert 1 November
voor het oude tarief te slepen. Het beheer
eischt 30 pet. hooger sleeploon, wegens de
hoogere steenkolenpryzen. Reeds zyn door
scheepsbevrachters pogingen aangewend, om
van elders sleepbooten te laten komen, ten
einde aan dezen toestand een einde te maken.
Het juiste aantal werksters,
die by de instorting der tapytfabriek te Glas
gow het leven verloren, bedraagt 29. Het
onderzoek naar de oorzaken heeft nog niet
veel meor opgeleverd dan dat het waarschyn-
lyk aan de windkracht te wyten scheen. Men
wil dat ook de regeering een openbaar onder
zoek zal gelasten.
Volgens den bouwmeester, Leiper, waren do
grondslagen volkomen in orde en was de storm
alleon oorzaak, dat het huis viel.
Groot is de deelneming in den omtrek.
Inzamelingen ten bate der achtergebleven be
trekkingen werden gehouden; de koningin
zond een telegram van deelneming. Een
groote menigte is dagelyks op de plaats der
ramp aanwezig.
Mevrouw Marie RozeisteLon-
den, toen zy van een concert terugkeerde,
een ongeluk overkomen. Zy wilde uit haar
rytuig stappen, toon het paard plotseling op
hol ging en de kunstenares tegen een steen
geworpen werd. Ze werd in bewustoloozen
toestand in huis gedragen, waar bleek, dat z(j
ernstig gekwetst was en eenigen tyd rust zal
moeten nemen.
van den Inspecteuï- van Politie.
42)
„Ik durf u Edel Achtbaren echter nu
reeds verzekeren," ging hy voort, zich tot
de rochtors wendende, „dat zy, wanneer zy
my gehoord hebben, de overtuiging zullen
erlangen, dat deze aanklacht de laagste eu
brutaalste misvatting eener plattelands-politie
mag worden genoemd, waaraan ooit oen fat-
soenlyk man werd blootgesteld! Myn cliënt,"
vervolgde hy met eene bulderende stem en
de levendigste gebaren (ik verwerp ten «enen
male de benaming van beschuldigde) „heeft
reeds een ganschen dag en twee nachten door
gebracht in eene gemoene cel, een hok voor
dieven en moordenaars; is het niet monster
achtig, er aan te denken, zoo iemand eene
minuut langer aan dergelijke beleediging bloot
te stellen?'
De president van de rechtbank maakte eene
beweging, als wilde hy den spreker in de
rede vallen. Mr. Ford bespeurde het en haastte
zich zyne welsprekendheid een weinig in te
toornen. - Ik vraag alleen, eindigde hy, plot
seling in den gewonen, kalmen toon vallende,
dat u Edel Achtbaren eerst de bowyzen hoo-
ren, die er voor de beschuldiging worden in
gebracht ik geloof dat er voor dien tjjd geen
sprake kan zyn van eene verdaging. Dat is
alles wat ik vraag.
De voorzitter had de rechters onderwyl met
een stilzwygenden blik ondervraagd.
„Ik geloof, commissaris!" sprak hy daarop
tot den heer Grand, „dat hot béter is de zaak
te behandolen, zooala de heer Ford voorstelt.
"Wij zullen beginnen met bet getuigenverhoor."
De eerste getuige, de inspecteur Power,
trad voor en legde den eed af.
Op verzoek van zjjn chef, den heer Grand,
verhaalde hy de toedracht der zaak van het
begin af aan. Er lag eene wolk van bezorgd
heid over zyn flink gelaat verspreid; maar
zyn moed was onverzwakt. Hy had de over
tuiging, dat hy de waarheid sprak, en deze
overtuiging schonk hem kracht. Zyn fatsoen-
lyk voorkomen, innemend gelaat en de be
schaafde toon, waarop hy sprak, namen de
rechlers van het eerste oogenbhk af voorden
jeugdigen politie beambte in.
Hy begon met te verhalen, hoe by op don
morgen van den 25sten October in de Rob-
Roy-Villa was gekomen en wat hy daar ge
vonden had. Toen hy met zyne heldere stem,
die door de geheele zaal gehoord kon worden,
over het vinden van het afgescheurde ge
deelte van den brief sprak en de rechters
mededeelde, hoe hy het zonderlinge handschrift
onmiddeliyk herkend en den schry ver van den
brief den volgenden dag te Sandbank ont
moet had, liep eer. gemurmel van schrik en
verbazing onder de toehoorders.
Sint-Alba alleen glimlachte spottend.
Over zyn vroegeren omgang met don be
schuldigde sprak Power slechts vluchtig. Hy
verhaalde alleen, dat zy, hoewel juist niet
vriendschappelyk, toch op goeden voet met elk
ander hadden omgegaan, en dat er zelfs eenige
brieven tusschen hen beiden waren gewisseld
die evenwel, helaas! vernietigd waren ge
worden. Daarentegen bleef hy lang stilstaan
by de overwegingen, welke or hem toe had
den geleid om aan te nemen, dat de moord
niet door eene vrouw, maar door een man
moest zyn gepleegd. Toen ook de heer Grand
dit punt nader wenschte toe te lichten, werd
hy door den verdediger in de rede gevallen,
die tot den rechter beleefd het verzoek richtte
den commissaris te gelasten, zich bij de fei
ten te bepalen en alle beschouwingen over
mogelykhedan met rust te laten, waarmede
de rechtbank hoegenaamd niets te maken bad.
Power was trouwens aan het eind van
zyne verklaring gekomen en wendde zich
thans tot den advocaat, die hem in het be
lang der verdediging eenigo vragen wenschte
te stellen.
De heer Ford gordde zich tot den stryd
aan, waarnaar by blykbaar reeds verlangend
had uitgezien, en begon op dien eigenaardigen,
wantrouwenden en achtèrdochtigen toon, wel
ke by dergelyke zoogenaamde kruisverhooren
onder de EDgelsche advocaten niet zeldzaam
is, en er op berekend schynt de getuigen
schrik aan te jagen en van de wys te helpen.
Niet zelden is bet voorgekomen, by een eenigs-
zins lang voortgezet verhoor, dat het een
advocaat gelukte zyn slachtoffer juist het
tegenovergestelde te doen zeggen van hetgeen
deze werkeiyk verklaren wilde.
Power had zulke kunstgrepen te dikwyls
bygewoond, om zeer op zyne hoede te zjjn.
Het zou echter spoedig lilyken, dat z(jn tegen
stander koorden op zyn boog had, waarop
zelfs hy niet had gerekend.
„Gy zyt inspecteur van politie, niet waar?"
luidde de eerste vraag.
Power keek naar zyne uniform, welke
eene dergelyke vraag vrywel overbodig maak
te; dit begin behoorde nu eenmaal by de
manier.
(Wordt vervolgd.)