N°. 9109. IVEaandas: 28 October A0. 1889. feze (gourant wordt dagelijks, met uitzondering ran <gon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 26 October. Feuilleton. HET GEHEIM LEIDSCI DAGBLAD. FRUB DEZHE OOXTRAlfT: ▼•or Ldden pu S nuwmdea1.10. Franco por pool...1.40. A&onderltfke Nommert.0.06. PRIJS DBB JlDVERTENTTEN: ▼an 1—6 rogoLi 1.06. Ioder* regel meer/0.17^. Groot»re letter» n*»r plaatsruimte. Voor het in- oaeeeeren buiten de »t»d wordt 0.10 berekend. OiScieele Kennis^eYingea. De Bnrgomeeeter van Leidon brengt ter algemeens keunis dat op heden aan don ontvanger der Directe Belastingen alhie» ie ter hand gesteld een herzioninga- kohier van de personeel© bolastiDg, dienst 1889/90, executoir verklaard den 25sten October 11., en herinnert voorts de belanghebbenden aan hunne verplichting om den aanslag op den bg de wet bepaalden voet te voldoen. Leiden, De Burgemeester voornoemd, 26 October 1889. DE KANTER. Aan de stad onzer inwoning is weder een man ontvallen, die aan de wetenschap in het algemeen en aan de Leidsche univer siteit in het bijzonder onschatbare diensten heeft bewezen. De oud hoegleeraar dr. Carel Gabriêl Cobet, de eenmaal zoo uitstekende beoefenaar der Oude, bepaaldelijk der Grieksch» letterkunde, is niet meer. Hij werd geboren te Parijs den 28sten November 1813. Zijn vader bekloedde aldaar gedurende Nederlands inlijving in bet Keizer rijk eene betrekking, doch keerde na de be vrijding des Vaderlands naar 's Gravenhage terug, alwaar z(jn zoon, de nu overledene, van 1827 tot 1832 de Latjjnsche school be zocht, waarna h(j als student aan de Leidsche ■hoogeschool werd ingeschreven. Na het voleindigen zijner academische stu diën, verleende de faculteit der wijsbegeerte en letteren alhier hem eershalve den rang van doctor in de letteren, werd hy in de gelegen heid gesteld om op kosten van den Staat eene wetenschappelijke reis te ondernemen (van 1840 1846) en zag hij zich in het jaar daarna te Leiden als hoogleeraar geplaatst. H(j heeft door zijne critiache uitgaven van Grieksche schrijvers en deor zijne scherpzin nige beschouwingen over den Griekschen vers bouw een Europeescben roem verworven. Tot zijne belangrijkste geschriften behooren ,ProsopographiaXenophontea(1836)", „Ob- servationes criticae in Platonis comici reliquiae (1840)", - „Oratio de arte interpretandi gram- matices et critices fundamenta innixa primario philologi officio (1847)", „Variae loctiones, quibus continentur observationes criticae in scriptores Graecos (1854)", „Novae lectiones etc. (1858)", „Hyperides Oratio Funebris (1857)", „Philostratus de arte gymnastica (1S59)", - Xenophontis Anabasis et Hel- lenica (1859)", „Orationes Lysiae (1862)", „Miscellanea critica (1876)", „Observati ones criticae et palaeographicae ad Dionysii Halicarnassensis antiquitates romanas (1877)", en „Collectanea critica (1878)". van den Inspecteur van Politie. 27) Vervuld van deze gedachten, trad h(j het bureau van den Sandbankschen politie-com- missaris binnen, waar h(j dezen met zjjn inspecteur aantrof. Hjj vond den heer Grand in een wanho- pigen toestand. Hjj had zijne pet op de tafel geworpen en veegde zijn parelend voorhoofd met dan zakdoek droog. ,,'t Is een mooie boel!" riep hij uit, met een blik op den binnentredende. „Mijnheer Brusel, zeg dan toch, wat er gedaan moet worden! Ik weet geen raad meer; 't is ver draaid! 't Is de ellendigste zaak, die ik oeit gehad heb!" „Kom! kom!" begon de detective op opge- ruimden toon. „We moeten den moed zoo gauw niet laten zakken, 't Is uwe schuld niet. Wjj moeten ons best doen. En we z(jn him- met ons beiden om u te helpen, com missaris! Is 't niet waar, inspecteur?" De inspecteur gaf geen antwoordhjj blikte somber en ontmoedigd voor zich. De uitslag van zjjn onderzoek op den vori- Zjjne boeiende colleges waren steeds zeer druk bezocht. Niet alleen door zijne ambtgenoo- tfn en studenten werd hem hooge aohting toe gedragen om zjjne uitgebreide kennis, maar ook door ieder, die hem kende of met hem in aanraking kwam, wegens de innemend heid, gopaard met grooten eenvoud, van z(n karakter. Toen hjj in 1884 den 70 jarigen leeftijd bereikt had, ontving hjj, ingevolge den door de wet gestelden termijn, een eervol emiritaat en verliet hjj de universiteit, welke h(j tot zulk een sieraad had verstrekt. Thans is hjj ook van ons heengegaan. Niet tegenstaande zijne gezondheid in de laatste jaren te wenschen overliet, was het verscheiden van den eens zoo helderdenkenden man ge lukkig zacht en kalm. Zijne nagedachtenis zal bjj oneindig velen ln eere bljjven. De gemeenteraad van Leiderdorp hield gisteravond eene vergadering, waarin werd besloten lo. de Algemeene Politieverordening aan te vullen met eene bepaling, waarbij ook het herbouwen van verzamelplaatsen van brand bare landbouwproducten in bebouwde ge meentekommen afhankelijk wordt gesteld van eene vergunning, door B. en Ws. te verleenen 2o. eene verordening vast te stellen over eenkomstig art. 2 der Drankwet, waarbij de gedeelten om Leiden, aan de singels en in nieuwe straten gelegen, worden aangewezen als de punten waar geene nieuwe vergunningen voor den verkoop van sterken drank mogen gegeven worden; 8o. met enkele wijziging en aanvulling goed te keuren het stratenplan, door de hoeren Van der Tas en Verhaar ingezonden, voor den bouw van 84 woningen tusschen de Lusthof- en Prinsenlaan. Er zullen 82 woningen mogen verrijzen en op 2 punten zal nog gelegenheid tot passage moeten gegeven worden; 4o. het Provinciaal subsidie van f 6000 voor den aanleg van een deel straatweg, dat was verleend onder voorwaarde dat de ge heels weg, voor zoover deze is verhoefslaagd, in het vervolg door de gemeente zal onder houden worden, niet te aanvaarden; 5o. aan de Rotterdamsche Tramwegmaat schappij voor een jaar eene garantie te geven van f 200 voor den omnibusdienst van Leider dorp naar het station te Leiden. Tevens werd tot onderwijzeres in de hand werken in het Singelgebouw benoemd mej. L. Tillema, te Leidenterwijl tot leden der gen dag had hem in een toestand van onbe schrijflijke verwarring gebracht. Sedert hi) het Marine-hotel had verlaten, was de zaak hem geen oogenblik uit de gedachten geweest. Er waren oogenblikken, waarin h(j alles meende te doorzien en te begrijpen, maar het volgend oogenblik voerde hem weder in de grootste twijfeling, in het diepste duister terug. Hi) vertrouwde zijne eigen gevolgtrekking niet meer en bleef even hopeloos als zjjn chef vóór zich staren. „Zeg eens, jongens," hernam de detective, met zjjne eigenaardige, vrjje manier van spreken, „we zijn hier niet op eene begrafenis. Ik geloof, als je mjj vraagt, dat we wat anders te doen hebben dan klaagliederen aan te heffen of langs onzen neus te kijken, alsof we ons laatste oortje versnoept hadden I Ik zal be ginnen met je te vertellen, wat ik gedaan heb. Ik heb twee man medegebracht flinke speurhonden allebei, dat verzeker ik jel en die heb ik uitgezonden. Ze moeten uit- visschen wat ze maar kunnen. En wat nu die vermoorde Fransche dame betreft, daar heb ik ook al werk van gemaakt. Ik heb een vriend in Parijs bij het vak, natuur lijk! en dien heb ik geschreven. Dat is een kerel, die vindt alles uit, al vroeg je hem waar de zuster van des duivels groot commissie van toezicht op het onderwijs in de handwerken werden gekozen mevr. A. M. L. D. Van Assendelft De Coningh De Koever, mej. C. E. Speet en mej. A. D. J. Parmentier. Door den Raad der gemeente Zoeter- woude zjjn de twee volgende artikelen, ter voorkoming van ongelukken op het ijs, vast gesteld Art. 'löa: Het is verboden zich te voet of op schaatsen te begeven of te bevinden op eene ijsbaan, welke vanwege de politie als gevaarlijk is gekenmerkt. Overtreding wordt gestraft met eene boete van ten hoogste f 10. Art. 75b: Het is verboden in publieke wateren de ijsbanen, welke met toestemming van den burgémeo3ter voor berijders op schaat sen geschikt zjjn gemaakt, Btnk te hakken of te slaan anders dan tot het maken van brandbijten, uit kracht van art. 49 der Ver ordening op de Brandweer. Overtreding wordt gestraft met eene boete van hoogstens f 10. Omtrent den dezer dagen te 's-Graven- hage overleden heer F. C. Zillesen deelt men aan de „N. R. C." nog mede: Hy trad in 1823 als adelborst 2de klasse in Zr. Ms. zeedienst en werd 1 Juli 1825 en 1 April 1831 achtereenvolgens bevorderd tot adelborst der 1ste klasse en luitenant ter zee 2de klasse, in welken laatsten rang hy met een eervol ontslag den dienst ver liet, om zich daarna aan de particuliere industrie te wyden. Zillesen deed dit met zóó gunstigen uitslag, dat hy een koninkiyk eereblyk voor zyne verdiensten mocht ver werven. Inzonderheid toch wegens zyn aan deel in de bevordering van den bloei dor NederlandSche Rynspoorweg-maatschappy werd hy benoemd tot ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw. Eene reeks van jaren was hy directeur dier Maatschappy, en nam hy deel in het bestuur van tal van instellingen van algemeen belang. Eenvoudig van karakter, liet de heer Zil lesen zich nooit op den voorspoed in zyne maatschappelyke loopbaan voorstaan. Hy bleef met zyn oude wapen, de marine, voort leven, en had de wanden zyner vertrekken versierd met maritieme afbeeldingen en por tretten van Noderlandsche zeehelden. Het was hem steeds een waar genot en eene eer, te bogen op zyne veeljarige vriendschaps banden met den onvergetelijken YanSpeyck, die voor hem een trouwe krijgskameraad was geweest. Naast Van Speyck had ook Zillesen tydens moeder gebleven is. Waarachtig1st maar ep: binnen een paar dagen zal ik je alles van die Madeleine Faure kunnen ver tellen. Daar ginds in Frankryk doen ze die dinge» handig. Dat is zeker!" „Ten minste," viel Robert Power in, uit zyne diepe gedachten ontwakende, „ten minste als het haar ware naam is!" Maar wie staat er voor ons in, dat zy geen valsche naam heeft genomen? Het ééne komt my' net zoo waar- schynlyk voor als het andere. „Zeer waar, myn vriend, zeer waar!" ant woordde Brusel, min of meer spottend. „Maar ziedaar juist, wat wjj moeten uitvinden. En daar zullen we op zyn tyd ook wel van hooren. Maar nu van dat andere exemplaar van het zwakkere geslacht?.Die teedere schoone, die zulke gezellige avondbezoeken brengt? wat weet ge daarvan?" Power haalde zyne schouders op. „Daar weet ge juist zooveel van als ik sprak hy somber. „Het is toch een onbegrypelyk ding!" be gon de commissaris weder, Brusel aanky kende met dezeifde hulpelooze uitdrukking op zyn gezicht. „Ik heb u al verteld wat myn inspecteur onderzocht heeft: ze is aan geen van de beide stations gezien, uit geen van de omliggende dorpen is een spoor van bericht de Belgische onlusten op de Schelde eene kanonneerboot gecommandeerd (No. 6), had hy deelgenomen aan do roemryke krygsver- richtingen op die rivier en was hy oogge tuige geweest van het in de lucht springen van de kanonneerboot No. 2 van Van Speyck. Einde 1832 met zyn commandant, den kapitein ter zee J. C. Keopman, de beman ningen der kanonneerbooten, de zeeofficieren W. J. Allewaert, J. Schrödor, G. H. Meesman, W. F. Baars, P. Bruining, J. F. Von Rümer, N. W. W. P. H. R. P. Van Ouwenaller, J. C. Pieterse, jhr. N. W. Van Rappard, jhr. C. F. Gevers, M. P. Molière en E. Van de Velde, de adelborsten A. Hoek, A. M. Geep, Tollius Benet, P. W. Van Druten, W. A. De Gelder, L. J. Fudes en de schryvers en victualie- meestere C. Kohier en J. E. Kempe, als krygsgevangene naar Aive in Frankryk weg gevoerd, keerde Zillesen 16 Juni 1833 te Vlissingen met zyne wapenbroeders terug, aan boord van het Fransche oorlogsfregat „Flora," capitaine de fregatte Quesnel), dat hen van Duinkerken had overgebracht. Van de hier genoemde officieren was Zil lesen de laatst overgeblevene, na het over- ïyden eenige maanden geleden van den ge- pensionneerden schout-by nacht titulair W. A. De Gelder. Evenals deze, werd ook Zillesen, te geiyk met eenige andere officieren, onder officieren en mindere schepelingen, tydens hunne krygsgevangenschap, benoemd tot rid der der Militaire Willemsorde, terwyi hun later het metalen kruis en de medaille van de oitadel van Antwerpen werden toegekend. Eenige reliquieèn van Van Speyck, na diens heldendood in zyn bezit gekomen, en eenige aan hem gerichte brieven van dien zeoheld, werden eenige jaren geleden door den heer Zillesen ten geschenke gegeven aan het Koninkiyk Instituut der Marine te Willems oord, waar zy bewaard worden in eene glazen kast in de receptiezaal. Aan de Utrechtsche universiteit zyn in het geheel 127 nieuwe studenten aangekomen, verdeeld als volgt over de verschillende facul teiten rechtswetenschap 37, geneeskunde 30, godgeleerdheid 26, wis- en natuurkunde 28, van wie voor de pharmacie 20, letterkunde 6. - Van Amsterdam moet den 23sten Nov. a. s. per stoomschip „Burgemeester Don Tex" naar Batavia vertrekken een detachement suppletietroepen, sterk 3 onderofficieren en 35 korporaals en manschappen, onder bevel van den kapitein der infanterie W. C. Meule- man, en den medegeleider den 2den luit. der artillerie G. M. Scherer. omtrent haar ontvangenhet is best moge- lyk, dat hy geiyk heeft en dat ze nog hier ia Sandbank is." „Jawel, dat beeft u my verteld, commis saris," hervatte de detective ernstig, „maar neem me niet kwaiyk, ik wou dat liever van den inspecteur zelf hooren." En weder dacht hy aan hetgeen hy gedu rende de zitting op Power's gezicht had meenen te lezen. „Komaan!" zei hy plotseling meteendoor- dringenden blik op Power; „als je wat weet, inspecteur, laat ons dan niet in het donker. Dat is niet eerlyk. Vooruit er mee, kerel!" Power keerde zich om en keek den detec tive trotsch in het gelaat. „De inspecteur," antwoordde hy uit de hoogte, „heeft niets meer met de zaak te maken. Gy zyt van Londen gezonden om ze in handen te nemenga uw gang. Iemand van uwe kunde en ervaring is ze zeker goed toevertrouwd!" Deze lof scheen volstrekt niet in Brusel's smaak te vallen. Integendeel, zyn gelaat nam eene half verschrikte, half verlegen uit drukking aan. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 9