N°. 9105.
Woensdag 23 October.
A*. 1889.
§eze £ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van fori- en feestdagen, uitgegeven.
^euilletors.»
HET GEHEIM
1IDSCH
DAÖBLAD.
PRIJS DEZER COURAJNT:
?oor Leidon per 8 nuaadeal./tJ.
Franco per poet1.40.
Afzonderlijke Nomtten.0.05.
PEUS DUB ADTBRTBMTÖCf!
Tu 1—8 regels 1.06. Iefere regel BMt/0.17fc
Grootere latten naar pbuteniltete. Voor hal ln-
oaiaeeren buiten la dad wordt 0.10 barahaiA
Sc Ocincentebegrootlng voor 1890.
Wat de uitgaven betreft, is het volgende
aan het Algemeen Verslag ontleend:
Volgn. 62. Jaarwedden van de bouwkun
digen en van de opzichters der gebouwen, der
wegen en dergelijken. Wat betreft de jaar
wedde van den hoofdopzichter der gemeente
werken werd het denkbeeld in overweging
gegeven de uitgetrokken jaarwedde ad 1380
te verboogen tot het by raadsbesluit van 4
October 1883 bepaalde maximum van 1500.
Tevens werd in twee sectiön de aandacht
gevestigd op de bezoldigingen van de overige
drie opzichters der gemeentewerken. Dezen
toch moeten al hunnen tijd wijden aan den
dienst der gemeente, zonder in staat te zijn
hunne inkomsten door particulier werk te
verbeteren.
Antw. van B. en Ws.De tegenwoordige
hoofdopzichter is benoemd by raadsbesluit van
15 Maart 188S op eene jaarwedde van 1200,
telken jare met 100 te verhoogen totdat
het maximum van 1500 's jaars zal zyn
bereikt. Er bestaat geene aanleiding om van
dit raadsbesluit af te wijken en thans de
jaarwedde op het maximum te brengen, even
min als voor eene verhooging van de jaar
wedden der opzichters.
Hunne namen zy'n de volgendeP. G. Laneel,
hoofdopzichter 1200, wordt in Maart 1890
ƒ1400; M. Spijker, opzichter, ƒ1100; J. N.
Van der Mark, idem, 900J. Iding, idem,
800J. De Calavon, bewaarder van de Stads-
timmerwerf, 550.
Volgn. 63. Jaarwedden van de ambtenaren
en bedienden der Gemeente-Secretarie. Alge
meen was men van oordeel dat de jaar
wedden van sommige ambtenaren te laag
waren in verband met den aard en den om
vang hunner werkzaamheden. Ten vorigen
jare was er sprake van geweest dat de oudste
ambtenaar, die meer dan 60 jaren in dienst
der gemeente is, zoude worden gepension-
neerd en het daardoor vry te vallen bedrag
ten goede zoude komen aan de andere ambte
naren. Nu evenwel is gebleken dat die ambte
naar nog niet het voornemen heeft zyn ont
slag aan te vragen, achtte men het onbiliyk
de andere ambtenaren daardoor verstoken te
houden van eene billyke verhooging hunner
jaarwedden. Men zou dus gaarne instemmen
met eene verhooging van den betrekkelyken
post, mits in geen geval die oudste ambte
naar in de verhooging zoude deelen.
Antw. van B. en Ws.Tot dusverre is men
in den regel eerst dan tot verhooging van
jaarwedden overgegaan, wanneer ten gevolge
van vacaturen daarvoor gelden op dezen post
besohikbaar waren. Hoezeer wy ten volle
instemmen met de opmerking dat onder
scheidene ambtenaren voor eene verhooging
in aanmerking komen, hebben wy echter ge
meend thans niet van bovengenoemden regel
te moeten afwyken. Mocht uwe vergadering
echter gelden beschikbaar willen stellen om
enkele jaarwedden te kunnen verhoogen, dan
xullen wy ons daartegen in geenen deele
verzetten.
De namen der ambtenaren zyn de volgende
A. Montagne Iz. 2000, P. De Haas 2000,
P. W. Eyndhoven 1400, E. Bouma Nieuwen-1
huis 900, G. H. lokxhoorn 1400, J. A.
M. Ryk (heeft als tydeiyk Leeraar aan de
Kweekschool verlof met inhouding van trak
tement) 500, A. J. J. Sinclair de Roche-
mont 300, H. W. J. Van Driesten 1300,
W. De Rooy 800, F. G. Rosier 600.
Volgn. 68. Jaarwedde van den archivaris.
In twee seotién werd in overweging gegeven
een nader te bepalen jaarwedde toe te kennen
aan den persoon, die werkzaam is by den
gemeente-archivaris, waardoor eene betrekking
zoude ontstaan, die zeer in het belang van
het publiek, dat het archief bezoekt om naspo
ringen te doen, zoude werken door by afwe
zigheid van den archivaris de behulpzame
hand te bieden.
Antw. van B. en Ws.Eene vaste aanstelling
van een beambte voor het Oud-Archief achten
wy minder wenscheiyk, terwyl thans vol
doende in de behoefte kan worden voorzien.
Volgn. 70. Reis- en verblijfkosten. In eene
sectie werd de aandacht gevestigd op het be
drag van 250, dat daarvoor werd uitgetrok
ken. Werden de reis- en verblyfkosten, aan
den gemeente architect te vergoeden, wegens
het bezoeken van gemeenten in verband met
de plannen voor eene nieuw te bouwen Ge
hoorzaal daaruit betaald, dan achtte men de
som te laag. Raadzamer oordeelde men den
post nu hooger uit te trekken dan later tot
eene verhooging te moeten besluiten.
Antw. van B. en Ws.De bedoelde reizen
van den gemeente-architect zullen vermoede-
ïyk weinig drukken op de begrooting van
1890, daar het wenscheiyk is dat zy in hoofd
zaak plaats hebben véór met de uitwerking
en détailleering der plannen wordt begonnen,
derhalve nog in 1889. By de uitvoering zullen
dan misschien nog enkele kleinere reizen voor
bestudeering van eenig onderdeel overblyven.
Inmiddels kan de post voor 1890 met 100
worden verminderd.
Volgn. 75. Gevraagd werd of er geen mid
del zoude kunnen worden gevonden om eene
betere ventilatie in de Raadzaal te verkrygen.
Met aandrang wenschte men daarop de aan
dacht van het Dagelyksch Bestuur te vestigen.
Antw. van B. en Ws.De ventilatie der
Raadzaal heeft reeds een onderwerp van
ernstige overweging uitgemaakt. De groote
moeilykheid is, deze zóó aan te brengen, dat
de decoratie der zaal geene schade ïydt.
Volgn. 79. Kosten van de bevolkings-rcgisters.
Het is volgens B. en Ws. in alle opzichten
wenschelijk de vernieuwing van de bevolkings
registers te doen plaats hebben dadelyk na de
volkstelling en niet in het daarop volgende
jaar, zooals in 1881 is geschied. Alstoen heb
ben de kosten bedragen ongeveer 2000; thans
zullen de werkzaamheden kunnen worden ver
eenvoudigd in verband met de gewyzigde
inrichting der gebuurten en wordt een bedrag
van ƒ1500 voldoende geacht. Eene verhooging
van het artikel met ƒ1500 wordt mitsdien
voorgesteld.
Volgn. 87. Bezoldiging van den gemeente-
veearts. Eenparig werd aangedrongen op ver
scherpt toezicht op de wekelykeche veemarkt,
inzonderheid op den aanvoer van schapen met
het oog op het thans heerschende rotkreupel
onder de schapen. Wil men den uitvoer van
schapen naar het buitenland, voornameiyk
Engeland, niet bemoeilyken, dan dient er ten
strengste tegen gewaakt te worden dat geene
aan rotkreupel lydende schapen op onze markt
worden verhandeld.
Antw. van B. en Ws.Het toezicht op het
ter veemarkt aangevoerd vee behoeft, onzes
inziens, niet te worden verscherpt. Intusschen
is het wenscheiyk eene afzonderlyke plaats
aan te wyzen, voor het hoezeer niet aan eene
besmettelyke ziekte lydend, toch in een zieke-
ïyken toestand verkeerend ree, terwyi het
eerstbedoeld vee krachtens de Wet wordt in
beslag genomen ea van de markt wordt ver-
wyderd.
Overigens zoude aan het bezwaar wat den
uitvoerhandel op Engeland betreft alleen kun
nen tegemoet gekomen worden door een ver
scherpt toezicht van Rykswege op de plaatsen
van inlading.
Na vaststelling van dit Verslag is by kon.
besluit van 9 October 1889 (Staatsbl. No. 128)
het kwaadaardig klauwzeer (zoogenaamd rot
kreupel) der schapen onder de besmettelyke
ziekten opgenomen.
Volgn. 88. Onderhoud van straten en pleinen.
In eene sectie werd het denkbeeld ter sprake
gebracht om, evenals zulks in eenige andere
gemeenten geschiedt, eene contributie te hef
fen voor het gebruik van aanplakbordenmen
achtte het wellicht goed om daarvoor een
ontvangstpost op de begrooting te brengen.
Antw. van B. en Ws.Ook ons zoude het
wenscheiyk voorkomen dat het aanplakken
op de openbare straat door de gemeente ge-
echiede tegen betaling door belanghebbenden.
By den tegenwoordigen toestand wordt soms
door den stads-aanplakker en dien der parti
culieren (weeshuis) over elkanders biljetten
geplakt. Daarenboven wordt door laatstge
noemde herhaaldeiyk op urinoirs, bruggen,
poortdeuren en andere stads-eigendommen
geplakt, zeer ten nadeele van het verfwerk
en ook van het nette uiteriyk dier werken.
Maatregelen om hierin verbetering te brengen
worden in overweging genomen.
Volgn. 90. Onderhoud van wandelplaatsen
en plantsoenen. Algemeen werd eene klacht
geuit over het gebrekkig toezicht van den
hoofdtuinman van het plantsoen. Op sommige
plaatsen toch werd dat plantsoen ontsierd
door eene ophooping van vuil enz., terwyi het
gras niet op behoorlyken tyd werd gemaaid,
dat dus niet in het belang van den duus
van het gras en het behoud van de perken
is. Ook achtte men meer toezicht dringend
noodig op het plantsoen langs den Zylsingel,
dat voor korten tyd was aangelegd enthans
reeds in verwaarloosden toestand verkeert.
Eenparig drong men aan op het nemen van
maatregelen tot het uitoefenen van beter toe
zicht op het onderhoud van het plantsoen.
Antwoord van B. en Ws.Op den tuin
man van het plantsoen wordt een zoo streng
mogeiyk toezicht geoefend, voor zoover dit
gaat zonder dat een bepaald opzichter uit
sluitend voor de beplantingen als in vele
andere (ook kleinere gemeenten) bestaat. De
tuinlieden moeten, uit den aard hunner werk
zaamheden, eene zekere vryheid genieten;
eene bepaalde taak, als andere werklieden,
kan men hun niet gevendit maakt de con
trole zeer moeilyk, vooral by een zoo uitge
strekt plantsoen.
Dat echter op dien tuinman voldoende wordt
toegezieD, kan b. v. daaruit blyken, dat hy
nog kort geleden gedurende eene week werd
geschorst wegens verzuim.
De klachten over te lang gras zyn niet
ongegrond, doch dit is niet aan den tuinman
te wyten, maar aan het systeem van gras
verpachting. Juist om hierin te voorzien, is
geld voor een vasten grasmaaier op de be
grooting uitgetrokken.
De plantsoentjes aan Zylsingel, Morsch-
van den Inspecteur van Politie.
17)
Deze lieden waren zeer goed - uit
stekend zelfs voor de gewone overtredin
gen, voor het waken tegen openbare dronken
schap, het oppakken van rustverstoorders,
die van de Zondagswet niets wilden afweten,
en dergelijken meer; maar hier betrof het
eene ernstiger zaak, en al zeer spoedig na
het voorloopig onderzoek, ontving Scotland-
Yard (het hoofdbureau der politie te Londen)
een omstandig verslag van het voorgevallene,
mot verzoek een der handigste en ervarenste
detectives met uitgebreide volmacht naar
Sandbank te willen stijren.
Het is onnoodig te zeggen, dat de moord
van Sandbank in de plaats zelve eene onge
hoorde, zenuwachtige opschudding teweeg
bracht. Sandbank, de geliefde badplaats, het
veel bezochte uitspanningsoord der Londensche
groote wereld I
Nergens in den omtrek vond men prettiger
gezelschap, heerlyker strand, frisscher wind
en meer afwisseling van vermakelykheden.
Zeker behoorde de plaats dan ook gedurende
het seizoen tot de drukst bezochte.
Toen de moord in de Rob-Roy-Villa bekend
werd, zag Sandbank er echter betrekkelyk
doodsch en verlaten uit. Het seizoen was
met den 15den October gesloten, en de groote
drom der vreemdelingen was van de badplaats
verdwenen. In de hotels waren alleeh de meer
blyvende gasten achtergebleven, die gewoon
waren later te komen, en ook op hen had
het verschrikkelyke treurspel niet weinig in
druk gemaakt.
De inspecteur Power had de zaak intus
schen met den meesten yver ter hand ge
nomen. De commissaris zelf met de zaak
verlegen en toch wenschende op de Londensche
detectives een goeden indruk te maken
had hem volle vryheid van handelen gegeven.
Hy ontsloeg hem van den gewonen dienst
en stelde zyne eenige hoop om met het voor
loopig onderzoek althans een draaglyk figuur
te maken, geheel op hem.
Power legde zich met hart en ziel op zyne
taak toe. Er waren twee feiten, welke hy
vóór alle andere moest zien op te helderen.
Vooreerst: wie was de zoo wreedaardig
vermoorde jonge vrouw?
Ten tweede: waar was de geheimzinnige
bezoekster gebleven?
De laatste vraag kwam hem het gewich
tigste voor, en het was aan deze zaak, dat
hy het eerst zyne krachten besteedde. De
vrouw, die de vermoorde op dien bewusten
avond bezocht had, kon niet, als in de Ara
bische Nachtvertellingen, op een tooverpaard
door de lucht zfin aangekomen. Zy had van
de gewone menschelyke hulpmiddelen, hetzy
de stoomboot, den spoorweg of een rytuig
moeten gebruik maken, en in dat geval was
zy derhalve ook door anderen gezien.
„Wie kan my nu het best daaromtrent
inlichtingen geven?" dacht Power by zich-
zelven. De agent, die op wacht heeft gestaan
vannacht? Misschien IMet hem moet ik
in elk geval beginnen.
Die agent was spoedig gevonden. Het was
een stevig gebouwde, vlerkante kerel, een
van de soort, die hun dienst met do stipt
heid en regelmaat van eene machine waar
nemen, maar die inderdaad ook niet veel meer
dan machines zyn; een man, uitstekend te
gebruiken, waar het op krachtsontwikkeling
aankwam, de eerste om tusschen een troep
gevaarlyke vechtersbazen in te stormen of
lastige dronkaards te arresteeren, nooit mor
rende tegen den zwaarsten dienst en altyd
trouw op zyn post als een wachthond, maar,
helaas, ook niet veel meer dan dat.
Power had van deze reusachtige verzame
ling menschelyke spieren en beenderen dan
ook maar eene zeer geringe verwachting;
maar hy mocht de gelegenheid niet ver
zuimen.
„Je hebt je oogen vannacht goed openge
houden, hoop ik?" begon hy, na een paar
inleidende vragen. „Welnu, vertel me dan
eens wat je gezien hebt."
„Gezien?" herhaalde de reus. „Ja, dat weet
ik zoo niet, mynheer! Ik heb niets anders
gezien dan andere nachten.
Dit begin was zeker niet veelbelovend,
maar Power gaf den moed niet zoo gauw
verloren.
„Waar heb je op post gestaan," ging hy
voort, „tusschen zeven uren en halftwaalf?"
„Wel, mynheer, ik had pas om 10 uren
dienst, en toen ben ik direct naar myn post
gegaan op den Hamiltonschen weg."
„Heel goedl Om 10 uren was hetnogtyds
genoeg. Waar stond je op den weg? Dicht
by de Rob-Roy-villa
„Niet ver er vandaan tenminste, mynheer 1
Ik kon het huis zien."
(Wordt vervolgd.)