N°. 9095. "Vrijdag 11 October. A5. 1889. §m fëourant wordt dagelijks, met uitzondering van (§pn- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 10 October. F'euilleton. MARIANNE, LEIDSCH DAGBLAD. FEUS DEZER COURANT: foor Leiden per 8 maanden.1.10. Franco per post.1.48. Ateonderljjke Nommen0.08. PRUS DER ADYBRTENTLHIN: Tan 1—6 regels 1.06. Iedere regel meer/0.17J. Grootare letters naar plaats ruim te. Voor bet in* •Mseeren buiten de stad wordt 0.10 berekond. Er bestaat gelegenheid tot verzending der correspondentie naar Noord-Amerika, door middel van het stoomschip „Edam", van Am sterdam vertrekkende. Ten postkantore alhier moeten de brieven enz. uiterlijk Vrijdag-avond om 10 uren bezorgd zijn. Tevens bestaat er gelegenheid tot verzending der correspondentie naar den Kongo, door middel van het stoomschip „Afrikaan", van Rotterdam vertrekkende. Voor deze correspon dentie moeten de brieven enz. uiterlijk Zater dag-morgen om halftien aan het postkantoor alhier bezorgd zijn. De wijze van verzending behoort duidelijk op het adres vermeld te worden. Men meldt uit 's-Gravenhage, dd. 9 Oct. De voorstelling, door het regiment grenadiers en jagers hedenavond in den Koninklijken Schouwburg ten bate van de slachtoffers te Antwerpen gegeven, hield door den aard van het welgekozen programma, vooral aan het slot, de gedachte Holland België voortdurend levendig. Alle plaatsen waren bezet en op de eerste rangen waren het militair en civiel Huis des Konings, de hooge graden in het leger en de aristocratie der stad talrijk ver tegenwoordigd. De Belgische gezant bezette de loge recht tegenover het tooneel, met den kol. comman dant van het regiment grenadiers en jagers ter linkerzijde. De minister van oorlog met zijn adjudant, de ministers van justitie, marine en financiën woonden de voorstelling bij, zoomede de hoofd en verdere officieren der alhier garni zoen houdende wapens. Het tot opening van het programma ver toonde tableau, voorstellende de ramp te Ant werpen met een gezicht op de plaats van het onheil, stemde weemoedig onder de treur tonen van Chopins doodenmarsch, hoogst ge voelvol door de koninklijke kapel tot bege leiding van dit treffende tooneel ten gehoore gebracht. Het verdere gedeelte van den avond wisselde af mot concert en de onberispelijk uitgevoerde oefeningen van het onderofficierscorpseen hoofdmoment was het tableauop verkenning, naar Detaille, voorgesteld door heeren offi cieren. Het opgetogen publiek bewonderde als 't ware eene schilderij, zoo onbeweeglijk stil stond deze schoone militaire groep in eene door de oorlogsramp geteisterde dorpsstraat. Een apotheose tot- slot was zeer karakteris tiek door de voorstelling van het Nederland- sche en Belgische leger, broederlijk vereenigd. De uniformen van alle militaire corpsen hier te lande en bij onzen zuidelijken nabuur waren in de groepen vertegenwoordigd. Daar achter verrezen de borstbeelden van de konin gen en koninginnen der beide landen in een stralenkrans van blanke wapenen, te midden van de nationale kleuren. De muziek deed het „Wien Neerlandsch bloed" weerklinken; do zaal leverde een verrassenden aanblik, daar iedereen van zijne zitplaats was gerezen. Het aanheffen door de kapel van de „Braban- gonne" maakte grooten indruk. Deze geheele voorstelling drukte den stem pel op het gezegde, dat de liefdadigheid geene landsgrenzen kent. Men schrijft aan het „Vad.": „Op den 21 sten Oct. 1639 zeilde Tromp de reede van Duins op, terwijl De With het Engelsche eskader bewaakte, en vernielde in weinige uren de laatste groote zeemacht, die Spanje bijeen had gebracht. Ternauwernood toch ontsnapte de Spaansche admiraal d'Oquendo met een twaalftal schepen en na dien slag is het Spanje nooit gelukt zich weder tot eene groote zeemogendheid te verheffen." [Geschiedenis van Nederland, leesboek voor de volksschool door C. H. M. Vierhout, 9de dr.] Mag de 250ste jaardag van dezen slag, welke als den sluitsteen van het door de vaderen opgetrokken bouwwerk onzer onafhankelijk heid beschouwd kan worden, zonder een woord van herinnering en waardeering voorbijgaan? Door de afdeelingen van de Tweede Kamer zijn benoemd tot rapporteurs over de alge- meene beschouwingen, zoomede hoofdstukken I, II en VIIa der Staatsbegroot'ing do heeren De Savornin Lobman, graaf Schimmelpenninck, I'abius, Van der Feltz en Haffmans; over hoofdstuk III de heeren Brantsen van de Zijp, E. Cremers, Michiels van Verduynen, Lieftinck en De Ram; over hoofdstuk IV de heeren Hartogh, Bevers, Walter, Verniers Van der Loeff en Lucasse. Aan de besturen van gemeenten, waar eene rustende schutterij bestaat, zijn opgaven daaromtrent gevraagd. Zeven-en-negentig ru brieken moeten worden ingevuld. Volkstelling. Gebouwen te Woerden. De minister van binnenlandsche zaken heeft het verslag beantwoord over de supple- toire begrooting voor zijn departement (dienst 1889) welke de twee bovengenoemde onder werpen omvat. Ten aanzien van het eerste spreekt de minister tegen dat de nieuwe methode, b(j de eerstvolgende tienjaarljjksche volkstelling te volgen, noodeloos duur en omslachtig zou zijn. Voor het bewerken der uitkomsten is toch de nu voorgestelde methode eenvoudi ger en veel zekerder. Boven het dusgenaamde „pointeeringssysteem", dat algemeeno afkeu ring heeft gevonden, verdient de bewerking met individueele kaarten de voorkeur, omdat deze vlugger kan geschieden en meer waar borgen voor nauwkeurigheid geeft. Wegens het groote belang van het bezit van nauw keurige uitkomsten eener goed ingerichte volkstelling, kan de minister de qualificatie van „noodeloos duur" niet onderschrijven. Eene betrouwbare statistiek van het aantal al of niet schoolgaande kinderen is beter dan bjj eene volkstelling te verkrijgen door toe passing van art. 80 der schoolwet of dooi de opgaven van hoofden der scholen. Aan eene goede definitie (classificatie) der ver schillende beroepen zal de grootst mogelijke zorg worden besteed. Afzonderlijke beroeps- kaarten worden niet gevraagd en daar er voor mannen en voor vrouwen kaarten van verschillende kleur worden gebezigd, vervalt de vraag naar het geslacht. Ten aanzien van het tweede onderwerp (Raadhuis te Woerden) verdedigt de minister de instandhouding ten gevolge van aankoop door het Rijk (dat eerst sedert 24 Juli jl. bet gebouw ter beschikking kreeg) van een voor de kennis van onze bouwkunst bijzonder merkwaardig monument, dat geacht mag worden een der meest volledige typen te zijn van de Raadhuizen in onze kleine steden en dat zoozeer getuigenis aflegt van don smaak en den kunstzin onzer voorouders. Daar het huis, thans bestemd voor post- en telegraaf dienst, tot eene Roomsche kerk wordt inge richt, wordt het gebouw, waarin thans het kantongerecht wordt gevonden, voor dien dienst bestemd, omdat het Raadhuis, bij min der verbouwingskosten, meer geschikt is voor kantongerecht. De nieuwe inrichting voor het post- en telegraafkantoor zal niet meer dan 2000 kosten, die voor het kantongerecht niet meer dan ƒ12,000. Wegens gemis aan ruimte kan niet één en hetzelfde gebouw tot beide doeleinden worden bestemd. Aangezien de geheele herstelling en ver bouwing bij eene aanbesteding kan geschieden, wordt het volle bedrag ad 12,000 aange vraagd en in dien zin de suppletoire begrooting gewijzigd. Alvorens het voorstel tot restauratie ge daan werd, is gebleken dat het gebouw aan do nieuwe bestemming kan voldoen. Gemengd Nieuws, In Den Haag is men het niet eens over de vraag, of, nu de spuiing van het vervuilde grachtwater op de Noordzee weder is begonnen, de zee voor het Scheveningsche strand inderdaad ergerlijke teekenen van ver vuiling te zien geeft. Terwijl de een die ver schijnselen met allorlei onsmakelijke bijzon derheden beschrijft, verklaart de ander niet3 te hebben gezien dan wat altijd aan het zeestrand is te aanschouwenwat manden, wier en krabben. Het „Vad." geeft den raad, dat men eerst acht maanden flink spuie en dan oordeele. Het „Zondagsbl. v. Rotterdam" en het „Utr. Dagbl." vestigen er de aandacht op, dat nabjj Rotterdam, op den linker Maas oever, op grondgebied van de gemeente Char- lois, zich eene bewaarplaats van dynamiet bevindt, toebehoorende aan de firma Riet schoten en Houwens te Rotterdam. Deze firma verwierf in 1873 van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland de vergunning om aan ge noemden oever zulk eene bewaarplaats te vestigen voor ten hoogste 500 KG. dynamiet, en maakte van die vergunning gebruik, om deze bergplaats neer te zetten nabij Let Ka- tendrechtsche veer, tegenover het westelijk deel van Rotterdam. De ambtenaar, met het toezicht belast (een officier) oordeelde, dat het dynamiet daar gevaar kon opleveren en eischte, dat de bergplaats verplaatst zou wor den. Hot duurde lang vóór daaraan gevolg werd gegeven, maar ten slotte werd de be waarplaats afgebroken en het dynamiet over gebracht naar een der forten dicht b(j Utrecht, van waar het echter later weder naar den linker Maasoever werd gevoerd, maar nu op eene andere plaats. Het terrein, waar thans de firma Riet schoten en Houwens haren voorraad dyna miet geborgen hoeft, is gelegen op ongeveer 1000 meter afstands van de petroleum-inrich- tingen onder Charlois. Ten gevolge van de ramp te Antwerpen, maken thans velen zich ongerust over de gevaarlijke ligging der bewaarplaats. Overdreven is de bezorgdheid zeker niet. Bij nieuwen aanvoer van dynamiet geschiedde tot hiertoe de lossing vlak nabij de petroleum- bewaarplaatsendat is nu althans veranderd; er is eene meer verwijderde losplaats aange wezen. Daarmede is echter het gevaar niet weggenomen, hetwelk de bergplaats zelve oplevert. B(j eene ontploffing Antwerpen heoft het bewezen zouden de petroleum- de dochter- van den strooper. 15) Hij bracht hare hand aan zjjne lippen; daarna gleed hij, zich aan de kracht der beide sterke mannen toevertrouwende, langzaam naar beneden. Ademloos wachtte Marianne op een teeken van haren geliefde. Het wrren bange oogen- blikken. Eindelijk hoorde zjj hem „haltroe pen: hij had de plaats, waar de ongelukkige lag, bereikt. De molenaar bevond zich nog in dezelfde positie, zooals Martin hem verlaten had. Wel is waar had hij het bewustzijn verloren, maar zijne rochelende ademhaling verried dat hg nog leefde. Do houtvester sloeg eerst het meege brachte stuk touw eenige malen om het lichaam van den bewustelooze, daarna maakte hjj de banden los, waarmede gene aan den boom vastgebonden was, wierp zjjne jas over den arm en greep het vrjje uiteinde van het touw, waarmede de molenaar omhooggetrokken moest worden. „Trekt omhoog I" commandeerde hij daarna, en terstond daarop zweefde hij weder in de lucht. Na eenige minuten stond hy reeds weder naast de anderen aan den rand var. den afgrond. „Goed aanpakken en langzaam optrekken!" commandeerde hij weder, terwjjl hij aan de knechts het vrije uiteinde van het tweede stuk touw gaf. Hy deed nu zelf ook mee en het duurde niet lang of de duivelsmolenaar was ook opgetrokken. Marianne knielde naast hem neder on liet het licht van hare lantaarn op zjjn gelaat vallen. „Arme vader!" fluisterde zij en streek hem h6t verwarde haar uit de oogen. Daarna stond zij op, stak Martin hare beide handen toe en stamelde„dank, duizendmaal dank 1" Martin trok haar aan zijne borst, kuste haar op den mond en fluisterde haar in het oor: „het is immers'onze vader, dien ik gered heb!" Het overbrengen van den molenaar kon slechts langzaam plaats hebben, doch eindelijk was de molen bereikt. Terwjjl een der knechts den wagen inspande en daarna zoo snel mogelijk naar het naastbij gelegen stadje reed om een dokter op te halen, legden Marianne en Martin den duivelsmolenaar te bed, hetgeen natuurlijk zeer voorzichtig moest gebeuren, daar de arme man bij de minste beweging nog steunde van de pijn. Beiden bleven bjj zjjn bed zitten, terwjjl zij hem van tijd tot tjjd het hoofd en de linkerzijde met koude compressen afkoelden. Eindelijk een lange tjjd was verloopen keerde het bewust z(jn terug. De brandende pijn in de zijde, waarover hjj reeds vroeger geklaagd had, was nog toegenomen, en Martin en Marianne kon den niets doen om dio pijn te verzachten. De staande klok in de kamer had juist het mid dernachtsuur aangekondigd, toen de wagen het erf weder opreed en den dokter meebracht. „Gij kunt van geluk spreken, duivelsmole naar," zeide de arts, toen hjj den patiënt onderzocht had. „Afgaande op dat, wat de knecht mjj vertelde, was ik bevreesd dat het erger zou zjjn. Gy kunt op zjjn hoogst binnen eene week weder beginnen te loopen." „Maar mijne ribben?" vroeg de molenaar op angstigen toon. „Die zijn allemaal nog heel. Gjj hebt alleen een paar duchtige, uitwendige kneuzingen be komen." De dokter bleef dien nacht op de hoeve om den volgenden morgen den toestand van den gekwetste nog eens te kunnen onderzoeken. Marianne legde zich op zjjn aanraden ter ruste, terwijl Martin tot den volgenden morgen bij het bed van den molenaar waakte. Het was ongeveer vier uren in den morgen, toen deze laatste plotseling uit zjjn onrustigen slaap ontwaakte. Hjj beproefde tevergeefs zich op zjjne legerstede op te richten en wendde eindelijk het hoofd naar het venster, waar Martin in een leuningstoel zat. „Martin!" riep hij met zachte stem. Deze stond op en trad bjj het bed. „Kan ik u iets geven, duivelsmolenaar?" vroeg hjj op medelijdenden toon. „Ja uwe handl" antwoordde de molenaar met eene opwelling van humor. Daarop voegde hij er op ernstigen toon by: „Zet u hier naast het bed neder: ik heb iets met u te bespreken." Martin voldeed aan het verzoek en ging op een stoel naast het bed zitten. „Kunt gy mij vergeven, Martin?" vroeg de molenaar. „Laat toch die oude dingen rusten!" zeide Martin. Doch het geweten liet den duivelsmolenaar niet met rust. „Neen, neen, nu moet ik het u zeggen," hernam hij. „Gjj hebt het aan mjj verdiend, dat ik voor u biecht. Weet gjj, wat ik was, toen ik uw aanzoek afwees? Een gek, een dwaas, dat ik in u niet terstond den rechten man voor mijne dochter zag." (Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 5