N\ 9088 !>iaiscla<>; 3, October. A0. 1889. Ml Dommer bestest nit TWEE Bieden. Twee zegepralen. Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van tgpn- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 30 September. Feuilleton, MARIANNE, PRIJS DEZER COUR ART: Yoor L«id#n per t meenden.1.10. Frenco per poei1.40. Afzonderlek# Nommen.0.00. „De stad der scholen." Zoo noemde indertijd Dr. Hagen onze ge meente, in de bezielde toespraak, deor hem gehouden by de overdracht van de Prins- Hendrik-buste, in den gevel van de Kweek school voor Zeevaart. En waariyk, ons onderwys is onze glorie. Van de laagste tot de hoogste trap is het niet slechts goed vertegenwoordigd, doch in menig opzicht biedt het inrichtingen aan, die alom in den lande met eerbied genoemd en door vele duizenden, die er hun opleiding ontvingen, met dankbaarheid herdacht worden. In de lange keten, aanvangende met de Bewaarschool, waar het nog stamelende kind voor het eerst aan de leiding van hem vreemde opvoedsters wordt toevertrouwd, tot en met de Universiteit, welker kweekelingen tot het be- kleeden van de hoogste rangen in de weten- schappeiyke wereld worden voorbereid, ont breekt byna geen schakel; Leidees scholen vormen een geheel, dat door niets, wat elders in ons land wordt aangetroffen, in de schaduw wordt gesteld. Binnen de eigen grenzen en in den vreemde erkend te zien, wat op een of ander gebied, hetzy door de leiders van ons onderwys voor treffelijks is gedacht of gedaan, hetzy als de vruchten van hun arbeid aan het oordeel der wereld wordt voorgelegd, moet op alle inge zetenen onzer woonplaats een aangenamen indruk maken; en w(j twyfelen geenszins aan de algemeene instemming, als wy beweren dat de tijding, weinige dagen geleden door de dagbladen tot ons gekomen, in de geschie denis onzer gemeente als een feit van hooge beteekems vermeld zal worden. Immers, nadat we kort te voren vernomen hadden, dat in Zwedens hoofdstad warme hulde werd gebracht aan de groote verdiensten van een paar onzer meest geachte geleerden, wier werken toongevend zyn in de door hen beoefende wetenschap, mocht Leiden opnieuw frissche lauweren behalen, en wel in den wed strijd der volken, te Parys gehouden. De gouden modaille, op de wereldtentoon stelling toegekend aan de Normaalschool voor bewaarschool-onderwyzereseen, de veren, die de Practische Ambachtsschool mocht behalen, ze zyn de waardige erkenning van het talent en den yver, waarmede beide inrichtingen tot haar tegenwoordig staiidpunt PRIJS DER AD V JUKTEN TIEN: Yea 16 regel. 1.0K. Iedere regel meer 0.17V Grootere lettere dut plaatsruimte. Voor bet la- buiten de stad wordt 0.18 berekend. zyn opgevoerd; wy zyn er zeker van, dat al wie in Leiden de eer heeft, met oen deel van het werk der opvoeding door onderwys belast te zyn, zich van harte verheugt in dat groot succès. De welgemeend» geluk- wensch, di»n wy zoowel mej. Hardenberg en den heer Haanstra als den heer Van Achter berg aanbieden, vindt ongetwyfeld weerklank, in de eerste plaats by allen, die in deze ge meente onderwys geven. Niet minder geldt onze hulde den bestuurders der bekroonde inrichtingen, aan wier volharding het mede is toe te schryven, dat beide scholen zoo wèl gewapend in het strydperk konden treden. Voor hen, die met eenigo aandacht de ge schiedenis zoowel van de Normaalschool voor Onderwyzeressen als van de Ambachtsschool hebben gevolgd, zal bet wellicht een over bodige herinnering zyn, dat de tegenwoordige bloei niet zonder groote krachtsinspanning werd verkregen, en ieder weet dat vooral de eerstgenoemde inrichting zich nog door een groot gevaar bedreigd ziet. Het is hier ook alweer de geldquaestie, die de toekomst beheerscht. Ware do zorg voor de opleiding van bewaarschoolhouderessen wat zy behoort te zyn, een voorwerp van do daadwerkeiyke belangstelling der Hooge Regeering, de voor uitzichten der Normaalschool zouden minder bewolkt zyn, en zonder beduchtheid konden bestuur en directie met vasten tred voortgaan op den met eere bewandelden weg. Waar evenwel bet Ryk gemeend heeft zich te moeten terugtrekken, wordt hulp van elders gewacht. Van eldersdat is te zeggen, liefst uit eigen kring. Qevoelen wy iets van de eer, onzo gemeente aangedaan door de erkenning van de voor- treffeiykheid eener in haar midden en door haar steun opgerichte instelling, dan moeten wy ook heenstappen over het geldeiyk bezwaar, aan de instandhouding dier school verbonden. De vraag kan hier niet uitsluitend gelden, of uit de gemeentekas ook iets meer wordt betaald dan precies gelijkstaat met de dien sten, die aan onze eigen bewaarscholen worden bewezen en met de stoffelyke voordeelen, die uit het bestaan der Normaalschool voor anderen dan de direct-belanghebbenden voortvloeien. Wy mogen er thans minder dan ooit aan denken, haar aan het gevaar van opheffing of inkrimping te zien blootgesteld; zy moet rustig haar schoone taak kunnen voortzetten zonder door materiSele zorgen gedrukt te zyn natuuriyk met inachtneming der onmisbare zuinigheid, waaraan haar bestuurders het zeker niet zullen laten ontbreken, doch ook zonder dat haar onthouden wordt wat voor het onderwys noodzakelyk is. Nevens de par ticuliere offervaardigheid, die zich, naar wy vertrouwen, niet onbetuigd zal laten, waar het zoo hooge belangen geldt, zal, hopen we, de Gemeenteraad by een niet te lang uit te stellen beslissing het aangehouden voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot ver hooging der subsidie, met een zóó groote meerderheid aannemen, dat daarin tevens een bewys van waardeering ligt. Kon er over dit voorstel een soort van plebisciet gehouden worden, het staat by ons vast dat het er met vlag en wimpel zou doorgaan, bywyze van ovatie, aan de inrichting gebracht. Gelyke belangstelling, het spreekt vanzelf, wenschen wy by voortduring de Ambachts school toeook haar bestaan hangt voor een groot deel af van de offers, die haar uit de openbare fondsen en nit de kas barer vrien den worden gebracht. Het getal dior laatstee is niet gering; en nu wy hebban gezien dat zy, uit den broeden kring harer zusteren, werd uitverkoren om den bezoekers der Pary- sche tentoonstelling een beeld te geven van den toestand van het ambachtsonderwys in Nederland, en zy die taak op zoo loffelyke wyze heeft vervuld, meenen we dat ook zy, gedragen door de sympathie van velen, den uitslag van haar verderen stryd om het be staan niet behoeft te duchten. Aan het eind van onze hulde aan de over winnaars gekomen, en van ons pleidooi ten behoeve der bekroonden, hebben we nog eer. verzoek, dat wellicht de bestuurders der beide scholen voor inwilliging vatbaar zullen vorklaren. Het is ditAls straks de Wereldtentoonstel ling zal gesloten zyn, en de voorwerpen, waarop de bekroningen zyn verleend, te dezer stede zyn teruggekeord, zouden wy dis verzamelingen gaarne het publiek ter bezichtiging gegeven wil len zien, hetzy te zamen in één lokaal, hetzy elk afzonderlyk. Ongetwyfeld zou dit de algemeene belangstelling verhoogen, en voor wie 't nog niet weten mocht een bewys zyn, dat de subsidies, aan elk dezer scholen verleend, op uitstekende wyze aan haar doel beantwoorden. Mochten de onkosten, die de vervalling van dien wenseh zal vereischen, een beletsel zyn, welnu, ieder zal gaarne, in den vorm van een entrée, zyn bydrage tot de dekking daar van willen leveren. Wy besluiten met onze hartelykste wen schen voor den bloei der beide inrichtingen wy hopen dat zü by toeneming mogen biy ven wat zy thans reeds getoond hebben te zyn schoone parel3 aan de kroon van Leidens Stedemaagd. Heden is aan de universiteit alhier de heer W. Bezemer, gob. te 's-Hertogenbosch, be vorderd tot doctor in de rechtswetenschap, met academisch proefschrift, get: „Bydrage tot de kennis van het „Oude Cyns-grondren- terecht." Aan dezelfde universiteit is het candidaats- examen in de rechten afgelegd door den heer L. H. M. Van Kruyne. De van het 7de by het 4de reg. inf. overgeplaatste 1ste luit. J. C. Koopman is ingedeeld by de bat., in garnizoen te Leiden. Graaf Van Bylandt heeft by het Zaterdag vermelde ongeluk eene lichte kneuzing aan het hoofd bekomen. Zyne echtgenoote bleef ongedeerd. Ook de Parysche „Figaro", tot wier mede werkers Damas behoorde, wydt een woord van waardeering aan den overleden hoofd redacteur van het „Haagsche Dagblad", dien het blad den leider der royalistische party in Nederland noemt. Z. M. heeft, met ingar.g van 1 October a. s., benoemd tot lid van het college van curatoren der Ryks-Universiteita. te Leiden, mr. O. W. Star Numan; b. te Utrecht, mr. H. Royaards van Scherpenzeelc. te Gronin gen, mr. J. H. Geertsema Czn. Aan Edmund Huber, geboren te Wallen- stadt (Zwitserland), vergunning verleend de geneeskunst uit te oefenen op Nederlandsche zeeschepen, met uitzondering van oorlogs vaartuigen, onder voorwaarde dat hy dewet- telyke bepalingen omtrent de uitoefening der geneeskunst in Nederland stiptelyk nakome. Met ingang van 1 October a. s., bevorderd tot kapt. ter zee, den kapt.-luit. ter zee F. J. Stokhuyzen; tot kapt.-luit. ter zee, den luit. ter zee lste kl. A. F. J. Frackers en tot luit. ter zee lste kl., den lult. ter zee 2de kl. J. M. P. Kluit. Dr. L. W. G. De Roo, laatstoiyk directeur van financién in Nederlandsch-IndiS, thans met verlof hier te lande, op zyn verzoek, met 1 Oct. a. s., eervol uit 's lands dienst ontslagen. Aan Zr. Me. adjudaut-generaal jhr. G. M. Verspyck, gepensionneerd luit.-generaal titu lair van het leger in Nederlandsch-Indië, ver gunning verleend tot het aannemen van de onderscheidingsteekenen van ridder eerste klasse dor orde van den Leeuw en do Zon, hem door Zyne Majesteit den Schach van Perzië geschonken. de dochter van den strooper. 2) - „Hoe komt gy toch tot die vraag? Hebt pi) soms plannen?" Wederom knikte Andreas slechts met het hoofd. „En mag men weten met wie?" vroeg de molenaar verder. „Het is een zeer flink en aardig meisje," antwoordde Andreas, maar hij ontweek den blik van den molenaar. „Zoo eene flinke vrouw nu, dat doet my om uwentwille genoegen, Andreas! Maar wie is het dan Haren naam mag men toch, hoop ik, ook weten?" Nu waagde Andreas het eindelyk zyn buur man aan te zien en zyn gelaat werd plotseling vuurrood, toen hy verlegen zeide: „Uwe doch ter Marianne is het." De molenaar was niet weinig verrast door deze mededeeling. Hy schoof zyne pelsmuts recht en krabde zich achter de ooren. „Ik meende dat Marianne een beteren smaak had," dacht hy by zichzelvenluid voegde hy er aan toe: „Hoe ver is do zaak roeds tusschen tl en myne dochter gekomen?" „O, dat heeft geen haast," zeide Andreas. „Met Marianne heb ik er in het geheel nog niet over gesprokenik wilde eerst maar zeker zyn, dat gy er niet tegen zythet verdere komt vanzelf." „Zoo? Zyt gy daar zoo zeker van? Gy moet bedenken dat gy niet direct meer tot de jongsten behoort en bovendien weduw naar zyt." „Weduwnaar wel, maar zonder kinderen; echter na u de ryksto in het geheele dorp. Ik zou meenen dat- dat toch ook nog al ge wicht in de schaal legt." De duivelsmolenaar werd nadenkend. Dat was waar: na hem was Andreas de rykste boer uit het dorp; bovendien lagen hunne bezittingen vlak naast elkaar die zouden dus eenmaal in ééne hand komen, als Mari anne Andreas' vrouw werd, en dan maakte deze ééne bezitting byna de helft uit van het geheele dorp. „Nu, duivelsmolenaar, wilt gy my uwe dochter geven?" hernam Andreas, den gedacb- tengang van zyn buurman storende. „Ik heb er niets tegen, dat gy om haar vryt. Yraag het haar zelf, of zy u mag lyden zy behoeft het niet om het geld te doen, en ik zal haar nooit dwingen een man te nemen, dien zy niet wil hebben." „Maar ik heb er nu eens myn zin op gezet, dat Marianne en geene andere myne vrouw zou worden," antwoordde Andreas uit dagend. De duivelsmolenaar keek hem verbaasd aan. „Gy hebt er uw zin op gezet?" vroeg hy op gerekten toon. „Als ik het nu echter niet wil hebben?" voegde by er met nadruk aan toe. „O, gy telt niet mee gy zult uwe toe stemming wel geven. Zorg er echter ook voor, dat uwe dochter zondor lang te talmen myn aan zoek aanneemt. Zy is nu eenmaal het mooiste meisje van het dorp, en juist daarom moet zy myne vrouw worden." Den duivelsmolenaar zwollen de aderen in zyn voorhoofd op by deze woorden. „Wat zegt gy? Moet Marianne uwe vrouw worden?Nog niemand heeft het gewaagd zóó tot den duivels molenaar te spreken! En ik zeg u. „Halt!" riep Andreas, den ander in de rede vallende. „Zeg niets, wat u later zou kunnen berouwenGy zult uwe toestemming geven dat zweer ik u. Want hot staat vast dat het niemand aangenaam zal zyn nog op zyn ouden dag in de gevangenis te moeten." „Wat bazelt gy daar van gevangenis?" vroeg de molenaar op verachtelyken toon. Maar zoo'n geheel zuiver geweten scheen hy toch niet te hebben, want verlegen ont week hy de loerende blikken van Andreas, en al het bloed was plotseling uit zyn gelaat verdwenen. „Nu, ik meen alleen maar," antwoordde Andreas, terwyl hy zich te goed deed aan den heimelyken angst van den duivelsmolenaar, „ik meen maar, als ik den jachtopzieners den goeden raad geef eens onderzoek te doen naar den leverancier van wild, van wien de poelier in de stad het wild opkoopt. „Mensch! Andreas! Geen woord meer!" riep de duivelsmolenaar, opspringende en naar alle kanten angstig rondkykende, of er nie mand in de buurt was, die de woorden kon gehoord hebben. „Nu?" vroeg Andreas, terwyl hy oen triom- fantelyken blik op den met knikkende knieën voor hem staanden duivelsmolenaar wierp. „Hoe weet gy dat?" stamelde deze. „Hoe dat doet er weinig toe, maar dat ik het weet, daarop komt het hier aan. En tot uwe geruststelling wil ik u er wel by ver tellen, dat niemand dan ik uw geheim kent en dat ook niemand het vernemen zal als gy my uwe Marianne tot vrouw geeft." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 15