N°. 9084. Zaterdag ÉSepteiailber. A0. 1889. |i« Qourant wordt dagelijks, met uitzondering ran <§pn- en feestdagen, uitgegeven. Mt noouner beataat vit TWKB Bkitn. Leiden, 27 September. Feuilleton. DE KOEKOEKSKLOK. LEIDSCH DAGBLAD. FBI» DXZHB OGUBAHT: ▼m> Ula r*r muiita,I.IO. VnaM p«r a a tfaa a a a a e 1.40. Aftt&dtrtgk* Nomnan.s 04)4. PBUB DBS ADVEBTHNTTEN: Tu 1—8 nc«a 1.08. Itdtn r«f«l m«r/0.1Ti. Qtwari Uttm BUT pUktornlmte. Voor h«t in- l buHea d« >ted wordi 0.10 berekend. Aan da univeraitait alhier zyn de vol gende examens afgelegd: door de heeren R. B. Damsté en G. M. Van der Wal, beiden het eerste natuurkundig examenJ. Waller Zeper en W. J. H. Leuring, beiden het tweede natuurkundig examen; M. Both, het theoretisch geneeskundig examen. De heden door de „Vox" medegedeelde lijst van candidaat-leden van het Leldsch Studentencorps bevat 32 namen, nl. in de rechten 13, medicijnen 14, theologie 1, philo sophic 3 en letteren 1. Volgens genoemd blad valt over het aantal novitii nog moeilijk te oordeelen, al schijnt het nog niet bijster groot te zijn. Het blad zegt dat het voor onze universiteit te hopen is, dat de oorzaak daarvan in de aanstaande maskerade mag gezocht worden en dat geene andere omstandigheden afschrikkend hebben gewerkt. Ten behoeve van het Groenentheater is voor dit jaar het „Café Vondelhoven" aan den Stationsweg afgehuurd. Tegen heden had „Pro Patria" een groenen- concours in Katwyks duinen uitgeschreven, en tegen Maandag 7 October, des middags om één uur, wordt door „Njord" een groenen- race op het Galgewater voor „Rhynzigt" aangekondigd. De plechtige inauguratie (ontgroening) is op Donderdag 10 October bepaald. De lijsten tot deelneming aan den gekostu- meerden optocht in Juni 1890 voor de rollen te voet en te paard zyn door de regelings commissie ter teekening gelegd. Bp beschikking van den minister van binnenlandsche zaken van 26 dezer, ls aan den heer C. L. Rümke, met ingang van 1 October a. 8., op zijn verzoek, eervol ont slag verleend als assistent in het ziekenhuis aan de Rijks-universiteit alhier. Aan de chr. school op de Pieterskerk gracht alhier is als onderwijzer benoemd de hoer J. Van der Vegt, onderwijzer te Enu- matil. Op de Parjjsche tentoonstelling zjjn o. a. bekroondde Normaalschool voor bewaarschool- onderwijzeressen, te Leiden, met eene gouden medaille; de „Practische Ambachtsschool,"te Leiden, met eene zilveren medaille; do heer A. W. Sythoff, te Leiden, met eene zilve ren medaille en met eene eervolle vermel ding; de firma Stokhujjzen en Van Gulden, te Alfen aan den Rijn, met eene eervolle vermelding; de heeren Ottolander, Van Nes, Koster, Claessen en Rutten, benevens de „Nursery-Associatlon", allen te Boskoop, met eene bronzen medaille. In het verslag over 1888 van de Vereeni- ging „de Practische Ambachtsschool" lazen wij dat de commissie voor de Nederlandscbe afdeeling onderwijs op de wereldtentoonstel ling te Parijs, in het jaar 1889 te houden, heeft gemeend de Ambachtsschool te Leiden als voorbeeld voor het onderwijs in ambachten te mogen kiezen. Dat die commissie goed gezien heeft, blijkt nu uit bovenstaande mededeeling dat de Ambachtsschool bekroond ia met een diploma voor eene zilveren medaille. Wij kunnen niet anders dan de school daarmede gelukwenschen en verheugen ons er in dat aan onze Ambachtsschool die eer te beurt valt. De heer Galjart, te Leiden, is beroepen tot pred. by de Vrije Gerof. gemeente te Amersfoort. Door den Raad der gemeente Alke made is met meerderheid van stemmen tot hoofd der openbare school te Oude Wetering benoemd de heer J. F. De Ren, thans hoofd der school te Nederhemert. De heer Westerwoudt, voorzitter van den raad van administratie der Hollandsche IJzeren-Spoorwegmaatschappy, is benoemd tot officier van het Legioen van Eer. De bisschop te Haarlem heeft benoemd tot deken van 's-Gravenhage en pastoor der St.-Jacobusparoehie aldaar den heer J. Th. A. Heyligers, deken en pastoor te Beverwyk. Door de alhier zitting houdende com missie voor het literarisch-mathematisch exa men zyn heden van de zes candidaten toe gelaten de heeren H. W. B. Bakhuys, van Utrecht; A. Van der Minne, van Heenvliet; H. F. Tillema, van Echten, on T. N. Clooster- huis, van GroDingen. Twee candidaten wer den afgewezen. Het heeft Z. M. behaagd te bevorderen tot ridder-grootkruis in de orde van den Nederlandschen Leeuw, C. M. E. G. graaf Van Bylandt, buitengewoon gezant en ge volmachtigd minister by het Britsche Hof. Het stoomschip „Noord Brabant" vertrok 26 Sept. van Batavia naar Rotterdam; de „Noord-Holland", van Batavia naar Rotterdam arrivfeerde 26 Sept. te Marseille; de „Prins Frederik", van Amsterdam naar Batavia, vertrok 26 Sept. van Genua; de „Soerabaia", van Rotterdam naar Batavia, vertrok 26J3ept. van Suez. Z. M. heeft S. E. IJpey benoemd tot burgemeester der gemeente Kethel en Spaland. Met ingang van 15 October 1889, aan jhr. mr. W. Th. C. Van Doorn, op zyn verzoek, eervol ontslag verleend als burgemeester van Naaldwyk en van de Lier. Pensioen verleend aanJ. H. Folkerts, luit.- kol., prov.-adjudant in Zeeland, ƒ1800; H. J. G. Furstner, idem in Zuid-Holland, 1737; D. H. P. Van Bothnia Andreas, kol. plaats.- commandant te Amsterdam, 2200. Benoemdby den generalen staf, tot kolonel, dsn luit.-kol. A. Kool, van dien staf; by den prov. staf, tot luit.-kol., den majoor G. F. Zurich, prov.-adj. in Noord-Hollandtot majoor, prov.-adj. onderscheidenlyk'in Zeeland en Zuid- Holland, de kapiteins D. J. H. Van Aken, van het lste reg. inf., en G. Clockener Brous- son, van het reg. grenadiers en jagers; by den plaats, staf, tot kol., den luit-kol., met titulairen rang van kolonel, E. F. C. A. Hen- ckens, plaats.-comm. te 's-Gravenhage; tot luit.-kol., plaats.-comm. te Utrecht, den majoor H. H. F. Salomon, van het 5de reg. inf. Met ingang van 1 Octeber a. s. in zyn rang overgeplaatst by den generalen staf, den kapi tein J. A. Roeloffs, van het 5de reg. inf. In rang en betrekking verplaatst naar Am sterdam, den luit.-kol. A. J. F. Rochell, plaats.- comm. te Utrecht. Met ingang van 1 October a. s. belast met de fnnctién van chef van den staf by de lste divisie inf., den kapitein A. J. Prins, van het 4de reg. inf., die by kon. basluit van 23 April jl. No. 46 is overgeplaatst by den generalen staf. Vergadering ran Bouwkunst. De 160ste vergadering der afdeehng Leiden en omstreken van de Maatschappy tot bevor dering der Bouwkunst werd gisteravond in het Nutsgebouw alhier, door den voorzitter, den heer W. Kok, geopend met een welkomst groet aan de opgekomen leden. Het was hem bovendien aangenaam deze vergadering te openen, de eerste ip dit seizoen, en hy hoopte dat door onderlinge samenwerking de reeks vergaderingen vruchten zou mogen afwerpen, dat zij mocht strekken tot bevordering der Bouwkunst. Een luid applaus volgde op deze woorden. Den heer C. Filippo werd daarna door den voorzitter geluk gewenscht met zyn lidmaat schap der afdeeling; do voorzitter sprak de hoop uit dat hy de vergaderingen getrouw zal by'wonen en een steun zyn voor de afdee ling. Wederom applaus. De heer G. Van Driel, secretaris, las daarop de notulen der vorige vergadering, welke, uitgebreid als ze waren, zonder op- of aan merking werden goedgekeurd en den voor zitter een woord van dank ontlokten. De ver gadering gaf van hare instemming biyk door een nieuw applaus. Naar aanleiding dier notulen merkte de heer Adr. Verhoog op, dat er nog teekeningen van de Oosterkerk in zjjn bezit waren. Aan gezien by meende gehoord te hebben dat in het stedelyk archief die teekeningen ontbra ken en hy ze in zyn verder leven niet van noode zal hebben, wilde hy ze gaarne daar voor afstaan. De heer D. E. C. Knuttel zeide dat die tee keningen wèl aanwezig waren, maar en de voorzitter verklaarde dit ook dat de archivaris toch gaarne de teekeningen des heeren Yerhoog zou ontvangen. Deze kon ze dan öf rechtstreeks aan den heer Ch. M. Dozy, óf aan de afdeeling ter stand stellen, welke ze dan op hare beurt, namens den heerVerhoog, aan den stads-archivaris zou doen toekomen. De heer Verhoog zou daaromtrent later be slissen. Vervolgens bracht de secretaris verslag uit van het uitstapje der afdeelingsleden op Don derdag 18 Juli naar Alkmaar, waar de heer G. Looman, onze vroegere stadgenoot, zich de erkentelykbeid der heeren verwierf. Waag gebouw, Raadhuis, Gemeente museum werden o. a. bezocht, evenals de omstreken. Ook werden nog eenige inkoopen gedaan, welke later voorwerpen tot genoegen werden. Uit het goedgestelde rapport bleek dat de heeren gezellig waren uitgeweest en het speet den voorzitter opnieuw dat hy toen verhinderd was van de party te wezen. Applaus volgde ook op deze notulen. Daarna was aan de orde het verslag van den afgevaardigde naar de Mei-vergade- ring te Amsterdam, den heer D. E. C. Knuttel, die deze taak eene eenigszins onaangename noemde, daar het „Bouwkundig Weekblad" en andere couranten den volke reeds eenigen tyd geleden verkondigden wat er was ge schied. De heer Knuttel zou dus kort zyn. Hem werd dank gebracht door den voorzitter, die hem tevens in deze vergadering geluk- wenschte met zyne benoeming tot lid van het hoofdbestuur, welke de afdeelingsleden zeker met ingenomenheid hadden vernomen, en daarby nog een wensch uitsprak. Op myne reis naar Rotterbrunn, in Opper- Stiermarken, geraakte ik op toevallige wyze in kennis met een anderen reiziger, die een open oog bezat voor alles wat natuurschoon wasgezamenlyk volgden wy den weg, welke zich langs de helling van den hoogen Trauen heenkronkelt. Hoe hooger wy stegen, hoe spraakzamer myn reisgenoot werd; hy had voor zyne kunststudiën Zwitserland bezocht, doch toen hy de schoonheid der Stiermark- sehe bergstreken zag, vergat hy by na de toovorachtige panorama's van dat aan prach tige natuurtafereelen zoo ryke land. De meren, welke zich aan de rechterzyde beneden ons bevonden, wekten zoozeer onze bewondering op, dat wy er niet aan dachten onzen weg te vervolgen om de gezellige ver trekken van het hooger gelegen logement op te zoeken en door een flink avondmaal en een goed bed van de doorstane vermoeienis uit te rusten en nieuwe krachten op te doen. Ons plan was den Trauen dien avond bij opkomende maan te bts'ygen. De prachtige meren tusschen de bergen, in het onzekere licht der opkomende maan, de met trotsche coniferen bedekte berghellingen, de geheim zinnige stilte, welke dit grootsche tooneel omgaf, boeiden ons aan de plaats en deden in ons het verlangen ontstaan dat alles van meer naby te bewonderen. Wy konden daaraan geen weerstand bieden en, als bij onderlinge afspraak, begonnen wy de helling weder af te dalen. Welk een verheven too neel ontvouwde zich toen aan onze bewonde rende blikken! De laatste stralen der ondergaande zon kleurden de ons omringende bergtoppen met een gloeiend rood, terwyi de dalen reeds in nachtelyk duister waren gehuld en door de zwakke stralon der maan tooverachtig wer den verlicht. Een zacht geruisch steeg uit de bemoste pynboomen en de zacht kabbe lende blauwe golfjes tot ons omhoog. Tot onze niet geringe verbazing paarden zich eensklaps de welluidende, zachte tonen eener schalmei aan het nachtelyk concert van woud en meer. Het was een jonge herder, die met zyne kudde geiten van de weide huiswaarts keerde. Wy vroegen hem den weg naar het naastbygelegen logement, want de koude, scherpe berglucht begon ons naar een dak te doen verlangen. „Er is geen logement hier in de nabyheid," antwoordde de jongeling; „wanneer ge er echter niet tegen opziet den nacht in het bosch door te brengen, kunt ge in de woning my'ns grootvaders een geschikt nachtverblyf vinden." Wy volgden hem en bereikten na een half uur de woning zyns grootvaders, welke er uitwendig eenvoudig, doch goed onderhouden uitzag en van binnen eene netheid en zinde lykheid vortoonde, welke de zorgzame hand eener werkzame huisvrouw verried. In een hoek van het gemeenschappelyke woonvertrek brandde een helder vuur, dat eene aange name warmte verspreiddedampende schotels stonden op eene groote eikenhouten tafel, waarom het dienstbodenpersoneel gezeten was; eenige flambouwen van harsachtig hout hulden het geheel in een overvloelig, rosachtig licht. Het avondmaal voor het gezin bevond zich op eene marmeren tafel, welke blonk als een spiegel. De heer des huizes ontving ons met groote hartelykheid en noodigde ons uit by het vuur plaats te nemen, terwyl zyne echt- genoote, eene nog knappe, flinke vrouw, in middels druk in de weer was om ter eere der onverwachte gasten een en ander aan het maal toe te voegen. Onze gastheer was een geducht jager, zooals uit het ons voorgezette maal ten volle bleek en waaraan wy dan ook alle eer bewezen, want de scherpe berglucht hid onzen eetlust niet weinig opgewekt. Hy hield er bovendien een zoeten, zeer aange- namen wyn op na, welke al spoedig de ton gen ontboeide en de aanzittenden in opgewekte stemming bracht; er werden gepaste aardig heden verteld, die de vroolykheid nog ver meerderden en telkens een schaterend gelach deden opgaan. Eensklaps deed de hangklok een snorrend zoem, zoem 1 hooren, dat het slaan van achten voorafging. Op dat oogenblik vouwden allo aanwezigen de handen tot het gebed, het levendige gesprek van zooeven werd vervangen door eene diepe stilte, de heer des huizes sprak met luide stem een kort gebed uit, en toen hy daarmede gereed was, klommen twee zyner kleindochtertjes op een paar onder de klok staande stoelen en versierden deze met een krans van herfst- anemonen, terwyl de huisheer zyne echtge- noote hartelyk omhelsde. Na afloop van dit alles wendde hy zich tot ons, die rset niet geringe verbazing dat zonderlinge tooneel aan schouwd hadden. (S/of Tweede Blad)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 1