N°. 9016 Donderdag 11 Juli. A0. 1889. jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (§on- en feestdagen, uitgegeven. fit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Feuilleton. Banknoten-papier. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Yoor Lelden per S maanden,vw. f HO. Franco per poet1.40. Ifcondorlijke Notnmera0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16 regels 1.05. Iedere regel moer 0.171 Grootore lettere naar plaatsruimte. Yoor het in- ca8eeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Nederlandscfae Maatschappij tot bevordering van Biy verheid. Toen de Nyverheids-mannen, na afloop van do eerste algemeene vergadering, een geza menlijk bezoek aan de tentoonstelling op de i' Pieterskerkgracht hadden gebracht en verder Leiden van binnen en van buiten, hetzij te voet of per as, bij groepjes hadden bezichtigd, vereenigden de meesten zich voor zoover zij niet by familiën waren genoodigd in het Hotel Levedag aan een gemeenschappe- ljjken maaltyd, om daarna weder een bezoek aan Zomerzorg te brengen, waar de fine fleur van Leiden in de keurigste toiletjes ander maal was vertegenwoordigd. Het was een kostelijke avond, dank zij de lieve natuur en dank zy de zeer verdienste lijke wijze, waarop de stafmuziek van het vierde regiment infanterie het uitgelezen pro gramma ten gehoore bracht. Mocht naast vele der andere nommers vooral Mann's fantalsie op motieven naar Wagners „Lohengrin" langdurige en luide toejuichingen verwerven, als 't ware onberis pelijk werd ook gespeeld Haydns Militaire Symphonie, gearrangeerd door den heer C. Lau, die waarlijk alle oer van zijn werk heeft. Aan het instudeeren daarvan heeft de heer Mann zich blijkbaar ontzaglijk veel moeite gegeven. Hoe volkomen kwamen alle passa ges, welke anders door de violen en de overige strijkinstrumenten gespeeld worden, tot haar recht! Zulk eene uitvoering kan door het publiek niet 'genoeg worden gewaardeerd. Wederom waren heden de nijvere nijver- heidsledon te negen uren vereenigd in de Stadszaal om de werkzaamheden te hervatten. Spoedig scheidden de verzamelden zich in twee gedeeltenenkelen begaven zich naar de afdeeling, waar de landbouw het onder werp der besprekingen zoude zyn, anderen bleven in de groote zaal vertoeven, waar do gedachtenwisseüng over de volkshuishoud kunde zoude plaats hebben. Wjj, voor ons, gaven de voorkeur aan dit laatste onderwerp. Ongetwijfeld een zeer wijs besluit van ons geweest, wijl na eonige oogenblikken toevens de geheele troep landbouw voorstanders naar de andere afdeeling deserteerde: zelfs dezen stelden zooveel belang in de kunst om het hot huishouden van het volk in de goede lichting te bewegen, dat zij zelfs hunne lan derijen verlieten om zich met de bewoners daarvan te gaan bemoeien. Als secretaris dezer afdeeling word ver volgens benoemd de heer Westerouen van Meeteren. Het eerst kwamen in behandeling de ver zekeringsinstellingen voor werklieden, in te leiden door prof. A. Beaujon. Bestaat de kans dat deze instellingen door voldoend geconcentreerde krachten tot stand kunnen komen of, zoo dit niet het geval is, wat moet er dan gedaan worden Veel is er tot nu nog niet gedaan gewor den hoewel er in Nederland eene voortreffe lijke gelegenheid voor den werkman bestaat om zich te verzekeren, gaat hy slechts zel den hiertoe over. Alleen het zoogenaamde fonds voor dood schuld, voor begrafenis enz. kan zich in eenige deelneming verheugenvoor verzekeringen voor pensioen echter krygt men van den werkman geen cent; vraagt men hem eene bydrage voor oen derde of vierde, dan zegt hy eenvoudigdank u. Hy beschouwt het als eene soort van belasting. Men moet dus met dezen onwil van den werkman rekening hou den. Dit heeft men ook werkeiyk al willen doen door het oprichten van een werklieden- bond. Deze mocht zich echter niet in een bepaalden vooruitgang verheugonop een niet beter lot kon een werkliedenfonds wpzen; het aantal gesloten verzekeringen was buitengewoon luttel. Totale onverschil ligheid van de zyde van den werkman is derhalve tot nu toe de toestand. Ook van werkgevers' heeft men weinig steun en hulp mogen ondervindon. Do vraag is derhalve op het oogenblik, nu van particuliere zyde niets gedaan wordt, nu van dien kant geen initiatief genomen wordt wat moet er nu gedaan worden? Zal de Staat deze zaak nu ter harte moe ten nemen? Zal deze, in navolging van andere landen; tot verplichte levensverzekeringen zyne toevlucht moeten nemen, zal hy den werkman, evenals in Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland, dwingen zich te verzekeren on den werkgever, hem daarin behulpzaam te zyn Alvorens deze vraag te beantwoorden gaat spreker in het uitgebreide na hoe dit systeem in die verschillende landen werkt; eene bepaalde conclusie er uit trekken, kan hy niet, omdat deze instellingen nog te jong zgn. Spreker heeft tegen dit stelsel echter een principieel bezwaar, omdat het, volgens hem, het socialisme in de hand werkt. Hoe zal het in Nederland werken: ver onderstelt dat gy ook den werkgever dwingt zyne werklieden te verzekeren voor het heb ben van een pensioen, spoedig zullen zy er toe moeten komen om hem ook te dwingen tot andere verzekeringen over te gaan; de lasten voor den patroon worden dan lang zamerhand voor dezen te zwaar, men zal hem op andere wyze moeten vergoeden en ten slotte zal men toch de klippen niet kunnen omzeilen men zal noodwendig verkregen een mopperenden patroon tegen een mopperenden werkman en ongetwyfeld wordt op zoodange wyze het socialisme bevorderd en in de hand gewerkt. Met al deze gegevens is het den spreker dan ook onmogeiyk den gedwongen verzekeringen een goed hart toe te dragen. De heer De Clercq begint den geachten spr. dank te zeggen voor de boeiende rede; toch moet hy in enkele opzichten met dezen van meening verschillende vorige spreker heeft gezegd dat de werkman niet te bewegen is zich voor zgn ouden dag te verzekeren, dit kan hy niet toestemmenhy begrypt het eenvoudig niet, anders zou hy bepaald tot zulk eene verzekering zyne toevlucht nemen, getuige daarvan de talryke begrafenisfondsen, waarin de werkman bepaald uitgezogen wordt. Spreker berekent dat werklieden, die f 8 's weeks verdienen, 15 procent daarvan aan zulk een fonds betalen. By reeds zooveel betaald te hebben, is het hem onmogeiyk nog meer aan verzekeringen te gevenzelfs meergegoeden onthouden zich van eene levensverzekering, wyl zy het geld daarvoor niet kunnen missen. Hoe kunnen werklieden het dan doen? Maakt den werkman dus wyzer, brengt hem op de hoogte dat hy te veel aan begrafenisfondsen betaalt en hy zal dan ongetwyfeld tot deze verzekeringen zyne toevlucht nemen. Spreker wenscht dat de Staat de reorgani satie kosteloos ter hand neemt; hy zoude het onbiliyk achten dat van de kleine premiën, met moeite op te offeren, ook nog adminis- tratieloon zoude moeton betaald worden. Wat de verzekering tegen ongelukken aan gaat, zoude hy gaarne zien, dat elk aannemer gedwongen werd om zyne werklieden te ver zekeren; ook wenschte hy dat de gemeente hare werklieden verzekerde, vooral bij de lage loonen, die zy thans betaalt. In eene volgende vergadering hoopt spreker de vraag ter bespreking te brengen op welke wyze het loon van den werkman in betere evenredigheid met zyn arbeid zal gebracht kunnen worden. De hoer B. H. Heldt, uitgenoodigd om zyne gedachte uit te spreken over eene wettelijke regeling en beperking van den arbeidsdag voor volwassenen, stond thans op om hierover het woord te voeren. Hy begint zyn dank uit te spreken voor de vereerende uitnoodiglng, hem door deze Maat- schappy gedaan, die hem van reeds de eerste kennismaking af lief en dierbaar geworden was. De eerste conclusie luidde: „Regeling en beperking van den duur van den arbeidsdag voor volwassen werklieden wordt dringend gevorderd, met het oog op hun gezondheid, hun lichamelyke ontwikkeling, het langdu riger behoud van hun arbeidskracht, de noodige tydruimte voor hun geestelyke ontwikkeling en tot verhooging van eigen levensgenot en dat van hun gezin. Het zou wenschoiyk zyn, dat zy verkregen kon worden door vrye overeenkomst van bolanghebbendon. Daar zulke vrye overeenkomst waarschynlyk niet algemeen zal worden toegepast, is tus- schenkomst van den wetgever een dringende eisch. Wettelyke tusschenkomst behoort plaats te hebben op eene wyze, die binnen aange geven grenzen, aan het uitvoerend gezag groote ruimte laat en onder te stellen voor waarden, zoowel voor bepaalde bedryven als in dringende gevallen afwykingon veroorlooft," Reeds is er eene beperking van den arbeid tot stand gekomenwat spr. echter het meest wenschelyk voorkomt, is beperking van den duur van den arbeidsdag. Het' in Engeland verdedigde stelsel8 uren werken, 8 uren slapen, 8 uren ontspanning en 8 shilling loon is volgens spreker een uitne mend stelsel; hy hoopte dat dit ook hier eenmaal ingang zoude vindentoch zoude hy het onverstandig vinden om de huidige werk dagen, die soms 12-16 uren bedragen, plot seling te beperken tot 8 uron. Op het oogen blik kunnen wy wel aantoonen dat de arbeids dag te lang is, maar niet hoeveel te lang eene bepaalde grens is niet aan te gevendit moet men van omstandigheden laten afhan gen, zooals men zulks by paarden doet; heeft dit den eenen dag vermoeionden arbeid ver richt, dan spaart men dit den volgenden dag zooveel mogelyk. Dit onderscheid ton gunste van het paard is gemakkelijk te verklaren menschenkrachten zyn altyd gemakkelyk te verkrygen; een paard echter moet men betalen met f 300 a f 400dit is de reden van groote voorzichtigheid voor het paard. Beperkte regeling voor den mensch is nood. 7) Ik deelde haar het hernieuwde engagement van haven man mede en legde het geld op de tafel. Toen ik het gezicht der vrouw zag, moest ik myzelven bedwingen, om niet met baar te weenon, en niet dan met moeite ge- j lukte het my, my aan hare dankbetuigingen te onttrekken. Ik vroeg vervolgens, of zy niet wist, waar haar man was heengegaan. Ik wilde hem opzoeken, om ook hem de hlyde tyding mede te deelen en hem te be waren voor gewelddadigheden. De vrouw kroeg eindelyk zooveel moed, om my te zeggen, dat haar man naar het logement „De Ster" was gegaan, waar Brett- Schneider dikwyls kwam. Ik stelde de sdhroiende vrouw zooveel mogelyk gerust en begaf my toen op weg naar het logement „De Ster". Toen ik de gelagkamer binnentrad, zag ik Glaser inderdaad by eene tafel zitten, en zyn gezicht, de wild rollende oogen verrieden mij terstond zyne vreeselyko opgewondenheid. Ik Sing naar hem toe en zeide„Goeden avond, mynheer Gla3er, ik kom by u, om Maar hy liet my niet uitspreken. „Vertel my niets!" riep hy. „Ik weet alles. Maar ik zal u en my wreken op dien schurk, die mij zoo ver brengen wil, dat geen mensch meer met my spreekt, alsof ik een misdadiger ware, door wiens omgang men besmet wordt. Hy komt hier vanavond, zooals gewoonlyk; daarbinnen zit reeds iemand, die hem wacht, zeide de waard my" Glaser wees op eene zykamer „en als hy komt, zal ik hem ter verantwoording roepen." „Gy hebt daartoe geene reden," zeide ik. Gij vergist u. Ik kom uit naam van den heer Römer Ik zou het, helaas, niet zoover brengen, myn zin te voltooien. Op dit oogenblik ging namelyk de deur open en Brettschneider trad binnen. Hy trok de wenkbrauwen samen, toen hy my naast Glaser aag; vervolgens wierp hy oen boleodigende blik op ons beiden, en deze blik vooral scheen Glaser van zyn laatste verstand te borooven. Voordat ik er nog aan denken kon, hem vast te houden, was hy opgesprongen en op Brettschneider toegesneld. Mot de woorden: „Gy wilt my boycotten?' vloog hij den kas sier aan en sloeg hem in 't gezicht. Brett- sohneïder dood eene schrede achterwaarts en hief zyn stok op, maar, voordat hij slaan kon, had Glaser hom met beide handon om den hals gogropen en op den grond geworpen. De aanwezige gasten, de waard en de kellner snelden toe, maar het was ons onmo gelijk, den razende van zyn vyand af te halen. Toen wy hem eindelyk losgescheurd hadden, "lag Brettschneider, met een blauw gezicht, half gewurgd en bewusteloos op den grond. De verwarring was groot. Terwyl de waard en eonige andere personen den half waan zinnigen Giaser tot bedaren trachtten te bren gen, wendde ik my tot den bewusteloozen Brettschneider, minder uit sympathie voor hem. dan wel om te zien, of hy dood was. Ik beefde by de gedachte, dat Glaser eene misdaad begaan had. Ik maakte zyne kleeren los en ontblootte zyne borst, maar, terwyl ik dat deed, bleef plotseling myne hand als verlamd steken en myne oogen richtten zich niet op het gezicht van den gewurgde, maar op diens borst. Onder het vest, om het bovenlyf gewik keld, had do bewustelooze een aantal vellen van het plantenvezelpapier, dat voor de bank- noten-fabricatie gebruikt werd. Zooals gezegd, was ik een oogenblik als 't ware verlamdvervolgens echter zou ik van vreugde hebben willen juichen. Hier had ik de oplossing van het geheim. „Waar is de waard?" schreeuwde ik. Toen hy toesnelde en ik hem greep, meende hij, dat ik het verstand had verloren. „De heer Glaser vertelde ray," zeide ik, „dat een vreemde hoer den bewustelooze daarbinnen wacht." „Ja," antwoordde de waard. „Een vreemde heer, die alle veertien dagen hier komt en met den kassier in die kamer spreokt. Hy is nu binnen, en het verwondert my, dat hy er niet uitkomt." Ik zette den waard naast den luid zuch tenden, maar nog altyd bewusteloozen Brett schneider en zeide: „Ik ben een politie-be- ambte, on deze man is gearresteerd. Gy staat my er voor in, dat geen mensch hem aan raakt, voordat ik terugkom." Vervolgens opende ik do deur der zykamer, waarin oen man zat, die het alarm gehoord had en zeer opgewonden scheen. Deze man trachtte zich te verzetten, toen ik hem ver klaarde, dat hy gearresteerd was, maar ik had op hetzelfde oogenbhk myn yzeren ring te voorschijn gehaald en wiorp hem op den grond. Do vangst was my te gewichtig. Deze vriend van Brettschneider mocht my niet ontsnappen. Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 1