H°. 9015 Woensdag ÏO Juli. A'. 1889. <§eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van <§pn- en feestdagen, uitgegeven. Fit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Feuilleton. Banknoten- papier. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden1.10. Franco per post1.40. Aficonderlgke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer/0.17J. Grootoro lettere naar plaatsruimte. Voor hat in- casseeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Nederlaudsche Maatschappij tot bevordering van jjverheid. Nadat bestuurderen, afgevaardigden en leden van bovengenoemde Maatschappij z'ch gisteravond tegen acht uren in de Binnen. Sociëteit „Amicitia" vereenigd hadden, bega ven z\j zich gezamenlijk naar het Raadhuis, waar zy in de zaal van Burgemeester en Wethouders werden opgewacht door het Dage- lijksch Bestuur en leden van den Gemeenteraad. Door den burgemeester, den heer De Laat de Kanter, werden zy hier ongeveer volgen- derwyze toegesproken „Myne heeren, directeuren en afgevaardigden der departementen van de Maatschappy van Ny verheid „Het is my byzonder aangenaam u allen hier het welkom toe te mogen roepen. „\Vy stellen het op hoogen prys dat by de vorige vergadering de keuze voor het twee-en-dertigste Congres uwer Maatschappy op Leiden is gevallen. „Wel heeft Leiden den naam eene stad te zyn, welke weinig genoegens aanbiedt, ik hoop echter dat, indien gü, na de drukke bezigheden, welke u hier wachten, volbracht te hebben, eenigeverpoozingen zoekt, gy dieoogen- blikken aangenaam zult kunnen doorbrengen. „Ik wensch u boven alles veel succes toe op uwen arbeid. Hoofdzakeiyk zult gy de volgende dagen hier de theorie bespreken; de tentoonstelling, welke gy heden hebt aan schouwd, zal u de overtuiging deelachtig doen worden, dat men de theorie hier ook in praktyk weet te brengen. Ik hoop dat gy allen by uw vertrek uit deze veste, de over tuiging zult medenemen, dat Leiden uwe tegenwoordigheid alhier op hoogen pryüfctelt." Na deze korte rede, welke veel by val vond, nam terstond dr. D. De Haan uit Haarlem, president der Maatschappy, het woord. „Mynheer de Burgemeester," zoo ving hy aan, „harteiyk dank voor uwe woorden en buitendien voor de wyze, waarop gy ons hier hebt willen ontvangen. Wees overtuigd dat wy deze ontvangst op hoogen pry's stellen. „Toen de uitnoodiging tot ons kwam om hier in deze week het congres te houden, hebben wy deze uitnoodiging met blydschap aangenomen. Het is niet de eerste keer dat wy hier vergaderen; reeds vroeger is dat geluk, ons te beurt gevallen. Wy wisten dus reeds wat ons te wachten stondeene gezel lige, vriendschappelyke, gastvrye ontvangst. Dat dit werkelyk het geval is: uwe zooeven gesproken woorden hebben het ten volle be wezen. Ook Leiden is niet achtergebleven. Wat de* stad zelve gedaan heeft, ook daarvan hebben wy ons reeds kunnen overtuigen, ook de ontvangst insgelyks van deze zyde- ons te beurt gevallen, mag in alle mogelyke opzich ten luieterryk genoemd worden. Ook daarvoor onze oprechte dank!" Nadat de eerewyn, in den vorm van schui mende champagne, den aanwezigen was aan geboden, nadat men nog eenige oogenblikken in gezelligen kout had doorgebracht, begaf men zich met eenige beschikbaar gestelde tram wagens naar Zomerzorg. De groote zaal was hier keurig met ver schillende draperieën, met de wapens der zes en twintig vertegenwoordigde departementen versierd. Toen allen hier vergaderd waren, werd het welkom den aanwezigen toegeroepen door den heer A. L. De Sturler, den voorzitter van dit departement. Hy bracht hun dank voor de welwillendheid, waarmede zy deze plechtigheid met hun byzyn hadden willen vereeren. Het is eene stoute daad geweest, vervolgde spreker, van het nederige Leiden, om, na de schitterende feesten, welke wy het vorig jaar te 's-Hage in den Koekamp genoten hebben, u te vra gen hot daaropvolgend congres hier te houden maar ik bid u, laat uw oog niet al te critisch zyn, wilt voor lief nemen, hetgeen wy u kunnen aanbieden. Ik stel u voor een dronk te wyden aan de Maatschappy van Ny verheid in het algemeen, aan de Leidsche afdeeling in het by'zonder. Terstond was do heer De Haan wederom vaardig om gepast en geestig te repliceeren. Uwe woorden, Mynheer de Voorzitter dezer afdeeling, zeide hy, brengen my onwille keurig het gezegde van een geestig Fransch satiricus voor den geest; on ne se blame que pour ëtre loué, schreef deze; deze regel schoot my terstond te binnen; toen ik u hoorde spreken van liet nederige Leiden. Neen, Myne heeren! Leiden is niet nederig. Door uwe tentoonstelling hebt gy getoond wat de Leidsche ny verbeid vermag; gy hebt getoond hoezeer het uw streven is het hooge te bereiken. Ik heb reeds gezegd dat wy by voorbaat wisten dat ons hier eene gulle, harteiyke ontvangst te beurt zoude vallen, maar toch heeft deze ontvangst nog alle verwachtingen overtroffen en daarom nog maals onze hartelijke dank voor deze schit terende ontvangst. Een concert, door de kapel der dd. echut- tery gegeven, een recht geanimeerd bal, dat tot laat in den nacht duurde, besloot dezen eersten dag. Niettegenstaande de vermoeienissen van den vorigen avond, waren hedenmorgen om negen uren alle afgevaardigden in de Stadszaal aan wezig om by de opening van dit 32ste Congres tegenwoordig te zyn. Na oproeping der verschillende afgevaar digden dor departementen en der donateurs, opende mr. M. De Haan, president dor Maat schappy, met eene keurige rede de vergade ring, welke rede in ons tweede blad in haar geheel voorkomt. Ze werd warm toegejuicht. De secretaris, de heer Van Eeden, deed vervolgens mededeeling der door de verschil lende departementen uit te brengen verslagen. Door 23 vertegenwoordigde departementen werd gezameniyk een aantal van 187 stem men uitgebracht, terwijl O donateurs aanwezig waren, ieder met ééne stem. Er konden dus in het geheel uitgebracht worden 193 stem men, waarvan de volstrekte meerderheid 97 bedroeg. De verschillende commission werden met applaus benoemd, ingevolge het advies van directeuren. Tot het nazien der rokeningen van 1888 en begrooting '89 werden op dezo wyze be noemd de afgevaardigden van Groningen, Schiedam, Amsterdam, Middelburg en Breda. Uit het bericht omtrent het aantal der donateurs en der leden vernamen wy dat het ledenaantal het vorig jaar bedroeg 2155, ter- wyi het dit jaar slechts op 2072 kon bogen. By de bespreking van het Koloniaal Museum deelde de voorzitter mede dat de Schachvan Perzië met gevolg dit Museum te Haarlem heeft bezocht en zyne hooge bewondering tydens dat bezoek meermalen aan den dag heeft gelegd. Omtrent het Museum van Kunstnyverheid, de boekverzameling en het tydscbrift wenschte niemand, na de uitvoerige gegevens, in de ver schillende verslagen nedergelegd, meer eenige inlichtingen. Vervolgens gaf ons de secretaris verschil lende mededeelingen omtrent de uitvoering van de besluiten, in de vorige algemeens ver gadering genomen. Aan het voorstel, om by de Hooge Regee ring stappen te doen tot het verkrygen van staatsinmenging op sociaal gebied, is niet voldaan, wyl de Regeering reeds zelve uit eigen beweging deze taak had aanvaardver der zal de daarvoor benoemde commissie pogingen in het werk stellen by de Regeering, ten einde de oprichting van een proefstation voor bouwmateralen te Delft te verkrygen. B;j de behandeling der rookvrye verbran ding en van het steenkolengae tot verwarming werd de commissie diligent verklaard. Naar aanleiding der vraag of de Nederland- sche wet op de fabrieksmerken wyziging ver diende in den geest der Engeische wet, was, volgens preaeadvies van directeuren, ontken nend geantwoord. De afdeeling Arnhem, gesteund door die van Amsterdam, kon zich echter hiermede niet vereenigen; volgens haar zou eene ver scherping op de wet op de fabrieksmerken zeer wenscheiyk zyn; spreker zou ten dien einde gaarne eene commissie benoemd zien, om dit in nadere overweging te nemen. Na een wydloopige discussie werd het prao- advies van directeuren met honderd twee en tachtig tegen twaalf stemmen aangenomen. Omtrent „Invoering van het onderwys in Handenarbeid op de lagere school en op de kweek- en normaalscholen", eveneens omtrent „huisvlyt als middel tot volkswelvaart" werden eenige mededeelingen gedaan. „Veredeling van het ambacht" lokte eene hevige discussie uit. Vroeger was er eene overeenkomst tusschen „Arti et Industriae" den deze Maatschappy aangegaan, waarby men zich wederzyds verbonden had dezo zaak ge moenschappelyk op touw te zetten en te be hartigen. Niettegenstaande deze afspraak, heeft „Arti et Industriae" geheel en al zelfstandig ge handeld, een reglement ontworpen, verschil lende vereenigingon uitgenoodigd zich by haar streven aan te sluiten en deze uitnoodiging ook toegezonden aan deze Maatschappy. Directeuren voelden zich door zulk eene handelwyze gekrenkt en gaven derhalve in overweging zich verder niet met deze zaak in te laten en ze geheel aan „Arti et Indus triae" toe te vertrouwen. Dit advies werd door enkelen een weinig te hard bevonden. Toch werd besloten in den geest van direc teuren. Hierna werd pauze gehouden, by welke gelegenheid door de Leidsche afdeeling den aanwezigen een keurig dejeuner werd aange- bodon, waartoe ook de verschillende vertegen woordigers der pers welwillend waren uitge noodigd. By de heropening der vergadering kwamen do verschillende voorstellen der verscheidene afdeelingen in bespreking. 6) Hy verliet daarna het bureau, maar kwam na eenigen tyd terug en zeide my„Ik dank u, dat gy my de oogen geopend hebt. Ik ben zooeven aangehouden door Brettschneider, die my het voorval tusschen u en hem verteld heeft op eene wyze, welke zeer in uw nadeel zou zyn, indien gy werkelyk in myn dienst waart. Ik moet thans waarlyk gelooven, dat de man tegen de andere beambten intrigeert en zyne positie misbruikt. Ik ben te licht- geleovig geweest; ik heb steeds het beste myner arbeiders en beambten gewild en meende, dat Brettschneider my in dat opzicht hielp. Maar myn besluit staat nu vast. Bin nen eenige weken viert hy zyn zestigsten geboortedag, en ik zal hem op dien dag, met behoud van zyn salaris, pensionneeren. Dat ben ik den man, met het oog ook op onze vriendschap, wel verschuldigd. Gy moet weten dat de ongelukkige Glaser met zyne familie my niet uit de gedachten komt. Ik zal hem weer in dienst nemen, maar eerst nadat Brettschneider gepensionneerd is. Dat kan niet anders met het oog op de discipline. Ik verzoek u, Glaser nog vanavond te bezoeken en hem mede te deelen dat hy van de vol gende maand af weer in myn dienst kan treden, dat hy echter tot zoo lang daarover zwygen moet. Neem hem ook meteen het salaris voor de loopende maand mee, want ik geloof, dat hy het geld noodig zal hebben." Ik was getroffen door de beminnelykheid van den ouden heer en dankte hem oprecht. Hoe verheugde ik my, na de sluiting van het bureau naar Glaser te kunnen gaan en hem en zyne ongelukkige vrouw de blyde bood schap te kunnen brengen! Ik liet my de woning door een arbeider der fabriek wyzen, en vond aan het uiterste einde van Birkenwald een klein huisje, in welks rechtervleugel G lasers woning gelegen was. Ik klopte aan de deur, maar niemand antwoordde. Eindelyk drukte ik op de klink en trad in de kamer, welke een treurig schouwspel aanbood. Behalve eene tafel en twee stoelen, waren er nameiyk geene meu bels in. Niemand was aanwezig. Ik zag nog eene tweede deur tegenover de eerste, en klopte aan deze. Toen ik ook hier geen ant woord kreeg, opende ik haar en trad in eene soort slaapkamer. Op den vloer waren stroo- zakken uitgespreid en op doze lagen eenige stukken beddegoed. Twee kinderen sliepen rustig op doze stroozakkenin den hoek ech ter knielde eene vrouw. Eerst toen ik de deur opende, zag de vrouw van Glaser om. Zy had noch myne komst noch het kloppen gehoord, on de blik, waarmede zy my ont ving, drukte zóó veel verdriet uit, dat ik verschrikte. Zy stond haastig op, wees^op de slapende kindoren en wenkte my naar de voorkamer. Ik trad binnen en, met een weemoedigen blik op de overblyfselen van haar bezit, zeide de vrouw„Neem plaats en schrik niet voor onze ellende. Het is het laatste, dat wy hebben. O God en gy komt zeker om myn man aan te klagen!" „Stel u gerust, waarde vrouw Glaser," ant woordde ik; „ik kom met goede tijdingen." Ik zag, hoe een plotselinge blos haar bleek gezicht overtoog, en hoorde, hoe hare stem beefde, toen zy zeide: „God gave, dat gy de waarheid spreekt!" „Maar," zeide ik wederom, „hoe komt gy er toe, te geloovon, dat ik uw man wilde aanklagen?" „O," zeide de vrouw, terwyl zy opnieuw in tranen uitbarstte, „myn man was van middag weg, en hy heeft zeker iemand van de fabriek ontmoet, die hem gezegd heeft, dat gy met den heer Brettschneider twist hebt gehad over hem. De kassier moet u don omgang met myn man verboden hebben. Dat heeft hem nu zóó geërgerd, dat ik meende, dat hy zyn verstand zou verliezen. Ik heb hem nog nooit zoo opgewonden ge zien als vandaag. Hy beweert dat Brett schneider hem belasterd heeft en hem onmo gelijk wil maken. Hy wil het daarheen leiden, dat geen mensch meer met hem spreekt. Myn man heeft hier een tooneel afgespeeld, dat my wanhopig heeft gemaakt en waarvan ik nog niet bekomen ben. Hy is daarna weg gegaan en heeft gezegd, dat by rekenschap wil vragen van Brettschneider. Myn God," riep de vrouw, terwyl zy de handen wrong, „ik vrees het ergste! Als dat mensch myn man ontmoet, gebeurt er een ongeluk. Ik vrees dat myn man in staat is, eene misdaad te begaan." „Dat zou zeer dwaas zyn," zeide ik, „en zou ailes bederveB. Nadat gy my van uw schrik verteld hebt, kan ik niet nalaten, u te zeggen, dat ik u blyde tydingen kom brengen." Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 1