I*. 9007. Maandag 1 «Juli. A°. 1889. (Dit nommer bestaat uit DRIE Bladen. Kikeriki. DE BOTERWET. §eze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van <§pnr en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 29 Juni. Feuilleton. Manoeuvre met hindernissen. LEIDSCH DAOBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per t maanden.1.10. Franco por post1.40. Aüonderlgke Nommers.0.0B. Aan do Abonné's daarop, wordt b\) dit nommer verzonden No. 40 van Kikeriki. Een wtjs man der oudheid heeft gezegd: „Die met eene bedrieglijke hand werkt, wordt arm, maar de band der vljjtigen maakt rijk." Wjj, kinderen der negentiende eeuw, zeggen „Oneerlijk geld gedijt niet." In die beide spreuken wordt dezelfde waarheid verkondigd, n.l. dezedat de straf op de zonde volgt. De aard der menschen is derhalve in den loop der eeuwen niet veranderd; naast eerlijken loopen oneerlijken; naast hen, die strenge rechters z(jn over zichzelven, velen met een ruim geweten, die hun voordeel meenen te zoeken en, dit najagende, verliezen. Want, gelukkig is ook de zedelijke grond der dingen niet veranderd, vanwaar het komt, dat niemand zich straffeloos vergrijpen kan aan het begin sel der wereldorde, waarin het belang van allen zwaarder weegt dan dat van enkelen. Zoo is het in ons land geschied, dat de boter met de noodige zorgvuldigheid en rein heid werd behandeld en dat zij vermengd is met chemisch verwante bestanddeelen, die er toch niet in thuis behooren, waarvan het ge volg was, dat do zuivelbereiders niet het volle geld kregen voor hunne waar en dat men de Hollandsche boter in den vreemde niet meer met dezelfde begeerlijke blikken aanzag van voorheen. Sommigen gaan in de toepassing der straf nog verder en beweren, dat de daling der boterprijzen ten gevolge heeft gehad daling der prijzen van de landerijen en dat dus de botervervalsching de eerste oorzaak is der algemeene malaise. De zuivelbereiders hebben nooit de reden van de lagere boterprjjzen gezocht b(j zich zelven, maar altijd by anderende kunstboter, zeiden zij, was er de oorzaak van, die hoe langer hoe meer de natuurlijke boter verdrong en zelfs verkocht werd onder den naam, die aan het product totaal vreemd moest bljjven. Daarom gingen er stemmen op uit de dorpen van ons vaderland om eene wet te krijgen, die den verkoop en zoo mogelijk de fabricage van kunstboter zou tegengaan, ten einde de natuurlijke boter weer te herstellen in hare eer en te brengen op de tafels van rjjken en van armen. Die wet is gekomen: reeds is zij de beide Kamers der Staten-Generaal gepas seerd en als straks de Koninklijke sanctie verleend is, heeft zjj bindende kracht. Of die boterwet aan de wenschen der zui velbereiders voldoen zal, mag worden be twijfeld. Zjj beoogt dat boter en margarine zullen worden verkocht, elk onder baren eigen naam, en daarom wordt er bepaald in de eerste twee artikelen, dat „boter het vet- artikel ia, waarin, behalve zout en kleursel, geene andere bestanddeelen voorkomen, dan die van melk afkomstig zijnen dat surrogaat van boter het vetartikel is, dat geen boter is, maar dat daarop gelijkt en dienen kan om haar te vervangen." Artikel twee verbiedt „een surrogaat van boter te leveren of het in een winkel of op eenige andere openbare verkoopplaats voor handen te hebben, indien niet op de verpak king of, bij gebreke daarvan, op de waar zelve, het woord margarine, of, is de waar niet uit oleo-margarine bereid, het woord surrogaat in duidelijke letters voorkomt." Naar den zin der boterwet zullen er dus ten verkoop kunnen worden aangeboden boter, margarine en surrogaat; het vat met boter draagt geen bijzonder kenteeken, de andere vaten moeten een opschrift hebben. We zien, de wet is vrij onschuldig; niemand wordt in zjjn arbeid belemmerdde boerin mag boter maken gelijk weleer, de margarine fabrikant mag vetten smelten en vermengen naar hartelust, en die een vetsoort wil be reiden, van de beide genoemde soorten onder scheiden, heeft daartoe de volle vrijheid, als hij maar op zijn vaatje het wcord surro gaat plaatst. Jammer is het, dat de wetgevende mach', die knoeierij 'n de boterbereiding verbiedt, in denzelfden adem knoeierij toelaat, door in artikel één te verklaren, dat boter het vet artikel is, waarin geene andere bestanddeelen voorkomen, dan die van melk af komstig zjjn, behalve zout en kleursel. Boter zonder zout is niet duurzaamderhalve mag zout als een bestanddeel worden genoemd; men klaagt over te veel en te grof zout, maar zout is in ieder geval het middel om de boter te conserveeren. Maar van kleursel kan dit niet worden gezegddit is een bijmengsel om de boter bekoorlijk te maken voor' het oog en het kan schadelijk zijn voor de ge zondheid, nu er niet bijgevoegd is, welke stoffen als kleursel mogen worden gebezigd. Kleursel is en blijft knoeierij, ook al noemt de boterwet het niet onder dien naam, en de toelating hiervan zet de deur open voor het werken met bedrieglijke hand. Bjj het smelten van het vet der koeien wordt eerst het zachtsto vet vloeibaar; dit heet oleïne; het is geel van kleur. Daarna smelt de margarine en eindelijk, bij eene boo- ge temperatuur, onder toevoeging van drup pels zwavelzuur, de stearine. Hij, die goede waar wil leveren, smelt de oleïne en een gedeelto der margarine, doet b(j het mengsel wat goede, zoete melk of room en verkoopt de rest, in ieder geval de stearine, aan den kaarsenmaker, die er zijn fabrikaat van be reidt. Eveneens wordt boter met de gesmolten oleïne en margarine vermengd, waardoor er een uitstekend product kan worden gefabri ceerd, waarin boter of margarine de overhand heeft, al naar de fabrikant zijne koopwaar hooger of lager in prijs wil hebben. Als de aanwezigheid van oleïne en marga rine in de boter minder bedraagt dan vflfen- twintig percent, is hoogst moeilijk teconsta- teeron, dat men geene zuivere, onvervalschte boter voor zich heeft. De zachtste vetsoorten in het vleesch verschillen niet veel in samen stelling met het vet, dat in de melk voorkomt we zagen reeds, dat gesmolten oltïne eene gele kleur heeft evenals gesmoltene natuur lijke boter. Evenals boter in de mondholte uiteenvloeit, smelten ook oleïne en margarine beneden de temperatuur der bloedwarmte; harde vetten, stearine b. v., verdeelen zieh niet bij eeno temperatuur van 38' C., en toonen dadelijk de vervalsching aan, als zi) in kunstboter voorkomen. Wat zullen de gevolgen der boterwet zjjn De boterbereiders zullen er niets bjj winnen, want al toont ook het officiéél cachet aan, dat mc.i met zuivere boter te doen heeft, de prjjs zal alleen dhn hoog zjjn, wanneer aan de eischen by het onderzoek voldaan wordt. Botersoorten verschillen enorm, omdat de deugdzaamheid der waai afhangt van de methode, welke bjj de bereiding toegepast is, van de netheid, zuiverheid en reinheid van de bewerking. De boterwet zal den goeden naam der Hollandsche boter niet herstellen dit moet de koopwaar zelve doen. De methode- Swartz en de centrifuges vermogen meer dan het onschuldige wetje, dat de oogen der kenners niet verblindt. Evenzoo gaat het de margarinebereiders. Gelijk er goede en slechte boter zal worden bereid, zal er heerlijke en verknoeide mar garine verkocht worden. De kur.st zal er zich op toeleggen om, door vermenging van melk, room, boter, oleïne en margarine een product PRIJS DER ADVERÏ2NTIEN: Tm 1fl regels 1.05. Iedere regel meer 0.174- Grootere lettere neer pleetemlmte. Voor het In- eeeieeren b ai ten de eted vordt 0.10 berekend. te leveren, dat uitstekend smaakt en dat minder kost dan middelmatige boter. Het publiek wint er bjj, omdat het weten kan, wat het kooptboter, margarine of een surrogaat; meer ook niets. De boterboer mag niet bij het wetteken insluimeren, denkende dat de verbruikers nu voor alle boter hooge prijzen zullen moeten betalenmeer dan ooit moet bjj zich de onver anderde wet der oudheid voor den geest roepen, waarin gezegd wordt dat hjj arm wordt, die met eene bedrieglijke hand werkt, en dat de hand der vljjtigen rjjk maakt; en moet hjj doordrongen zjjn van de waarheid, dat er op ieder gebied vooruitgang is en dat stilstand leidt tot den dood. (P.O. C.) Aan de universiteit alhier zjjn de volgende examens afgelegddoor de heeren L. J. Plemp van Duiveland, J. Acquoy, G. F. R. Van Hamel en H. S. J. Hjjmans, het cand.- examen in de rechten; door den heer J. L. C. C. Ie Rütto, het tweede natuurkundig examen. Het verslag der classicale werkzaam heden, voorkomende in een vorig nommer, vereischt eenigo aanvulling. Onder No. KV stelde de Synode voor, de benoeming van predikanten niet meer door het kiescollege te doen plaats hebben, waarop het onderstaande als consideratie aan de Synode werd voorgesteld, dat echter door de tegen- stemming van zeer vele predikanten de meer derheid niet mocht verwerven. „De classicale vergadering van Loiden (26 Juni 1889), het in het midden latende of de Synode met de voorgestelde verandering onder No. 15 voldoondo rekening hoeft gehouden met art. 23 A. R., acht de voorgestolde ver andering niet in het belang der Ned. Herv. Kerk, is van meaning dat de rust in onze Kerk daardoor ernstig wordt bedreigd en acht het daarom wonschelyk, dat de voorgestelde verandering worde teruggenomen." Het hierboven bedoeld Art. 23 van het Algemeen Reglement luidt„Het recht tot benoeming van ouderlingen en diakenen en tot beroeping van predikanten berust bjj de gemeente. Uit Bodegrave wordt gemeld dat bjj ge legenheid eener openbare raadsvergadering, op voorstel van burgemeester en wethouders be sloten werd, ten behoeve van de noodlijden den op het eiland Curasao een bedrag van 50 over te maken aan de commissie tot leniging der ramp. EENE Humoristische schets van H. RunoLPHr. Slot.) Uit het Duitsch. Op den laatsten dag der manoeuvres, waarop het corps zich voor den marsch gereed maakte, werd de pijn, wolke Koenraad reels herhaalde malen in zjino schouders gevoeld had, bijna ondraaglijk; zeker moot do riem van mijn ransel mij te veel gedrukt hebben, dacht Koenraad, die gedurende de manoeuvres al zjjne energie naar lichaam en geest r.oodig had om rechtop en in positie te bljjven. Eindelijk, eindelijk hoort men het bevel: „Halt!" De marsch is ten einde. Koenraad legt zich in de schaduw van een lommerrij ken eik neder, om even uit te rusten, terwjjl de officieren te paard, in fiere houding, nog eenmaal de troopou visiteoren. - De „revue" loopt gunstig af; de kapitein komt na een halfuur terug en geeft het corps zjjne tevredenheid te kennen, terwijl hij hun terzelfder tjjd meedeelt, dat hen mor gen nog een marschje van een uur naar L. wacht, vanwaar zjj in een expre3trein naar huis zullen worden getransporteerd. Het com mando: „Geweer op schouder I' wekt Koen raad uit zjjne siësta. Hij was zoo heerlijk aan het peinzen. Doch altoos stond hjj nog ondraaglijke smarten uit, en toch was h(j nog een vol uur van zjjn kwartier verwijderd. Nu eens logde hjj zjjn geweer op den eenen, weer dan op den anderen schouder; nu eens lichtte hy met do rechter-, dan met da linkerhand zjjn ransel een weinig op, om, al was het dan maar voor eenigo seconden, don zwaren last draaglijk te maken. Eindelijk marcheerde het corps oen gehucht binnen, het grootste ge deelte der vrijgelaten minschappen snelde naar pompen en putten om hun brandenden dorst te lesschen. Koenraad wankelde naar de schuur, welke door eene dikke laag stroo tot slaapplaats was ingericht. Meyer volgde zjjn meester op de hielen, om geweer, het grove linnen buis, den mantel en den ransel in ontvangst te nemen; doch vandaag toonde hjj eenige onrust, toen Koenraad den zwaren ransel als een stuk lood op het stroo liet vallen, en dezen naar zich toe trok om de riemon los te maken. Van den inhoud had Koenraad sedert eenige weken geene notitie genomenhjj liet het inpakken er van meestal aan zijn oppasser over. „Geof het maar hier," riep Meyer, „ik zal het wel uhpakken." Doch Koenraad liet zich door den ijver van zjjn oppasser niet in de war brengen; langzaam trok hy uit den ransel een paar laarzen, grof linnen buis, schoenborstel, patroonbus, een kam en spiegeltje, terwijl Meyer ongemerkt op vjjf pas afstands bleef toezien. Daar! wat is dat? nog een schoenborstel, één laars, een lomp stuk spek, dat wel een pond weegt, eneene witte paradebroek 1 „Meyer! Lompe kerel 1 Infame schelmriep hij uit. Meyer was verstijfd van schrik, en waagde het nauwelijks eeno verontschuldiging te stamelenhjj had echter tegenwoordigheid van geest genoeg om een oogenblik te buk ken, want Koenraad slingerde in zjjne ver ontwaardiging hem een schoenborstel naar het hoofd, welke in het planken beschot bleef vastzitten. Dus dat was het geweest, wat hom zulk eene pijn had veroorzaakt! Koenraad kookte van drift. Zal hij er rap port van maken? Neen, dat gaat niet; het heele regiment zou hem uitlachen. Zal hy Meyer wegjagen? Ook dat zou hem niet hel pen, want Meyer is oen onverbeterlijk oppas ser, wat poetsen betreft; de manoeuvres zjjn afgeloopen ook en in acht dagen zal Koen raad weer tot het rustige leven van een burger zjjn weergekeerd, om wetten en staat huishoudkunde te bestudeerenl Meyer, je bent de gemeenste kerel, dien ik ooit heb gekend. Ik zou je zoo „Ik, ik ben een heele goede vent, alleen een beetje zwak. Ik ben alleen meegeloopen om voor u te poetsen, maar zooveel bagage kon ik niet dragen." „Weg met de broek en het spek!" Meyer naderde voorzichtig, en groep, zoo snel hjj kon, Koenraads paradebroek en het stuk spek weg, en ging toen onmiddellijk weer op eer,e distantie staan. Koenraad's drift begon langzamerhand te bedaren; hfl strekte zich zoo lang h(j was op het hooi uit, dronk het restje der koude thee cp, dat nog in zjjne veldflesch was ge bleven, en sliep in. De slaap hoeft reods zoo menigeen met zjjn lot veizoend; zjj verzoende ook onzen Koen raad met de geslepenheid van zjjn oppasser. Koenraad ontwaakte met nieuwen moed en levenslust. Nog vier en twintig uren en dan is hij weer by „Moeder". Het was een bont gewomel aan het station te L., toen de troepen in ellenlange kolom men daar aanlandden om op een nabijgelegen plein hunne bagage af te leggen en hun middagmaal te gebruiken. De foeriers waren vooruitgejjld om alles in gereedheid te bren gen, en uit verscheidene dampende ketels,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1889 | | pagina 1