N°. 8999.
"Vrijdag 21 Juni.
A0. 1889.
Leiden, 20 Juni.
feze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
De kracht der liefde.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maandenf 1.10.
Franco por post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Aan de universiteit alhier zijn de volgende
examens afgelegddoor de heeren J. G. Westra
van Holthe en H. Philips het candidaats-
examen. in de rechten; door den heer D. J.
Wolfson het doctoraal-examen in de rechten;
door de heeren P. L. Van Ouwerkerk en K.
Ten Havo hot eerste natuurkundig examon.
De luitenant kwartiermeester S. Groen
veld, van het 4de reg. infanterie alhier, wordt
met 1 October a. s. gedetacheerd aan de
Krijgsschool en in verband daarmede overge
plaatst naar 's-Hage.
Naar w(j nader vernemen, waren de
dames Van Dorp en Dee, die gisteren te
's-Gravenhage voor het examen voor apothe
kersbediende geslaagd zijn, leerlingen van den
heer H. J. Taverne, apotheker alhier.
Bij de behandeling in de afdeelingen der
Eerste Kamer van eene suppletoire begrooting
voor Binnenlandsche Zaken (dienst 1888) werd
de aandacht der Regeering gevestigd op de
noodzakelijkheid om de verzameling, tot het
Ethnographisch Museum te Leiden behoorende,
uit de drie gebouwen bijeen te brengen in een
nieuw te stichten vrij staand gebouw van
eenvoudigen aard.
Met het voorstel van de heeren Van Maanen
c. 8., tot wijziging van art. 46 van het Regle
ment van Orde, verklaarde men zich bij het
onderzoek in de afdeelingen algemeen inge
nomen.
Terwijl blijkens het eindverslag een aantal
leden der Eerste Kamer ernstige bezwaren
tegen de Boterwet had, verklaarde een grooter
aantal zich daarmede in meerdere of mindere
mate ingenomen.
Op het zestal van predikanten, saam-
gesteld door den Grooten Kerkoraad der
Evang.-Luth. gemeente te 's Hage, ter ver
vulling der vacature van ds. Heiwig, naar
Amsterdam vertrokken, zijn geplaatstdd.
C. A. Evelein, te LeidenD. Fregeres, te
Groede; P. Groote, te Utrecht; F. J. Plaat,
te Purmerend; D. Snijders Jr., teGorkumen
P. Van Wijk, te Rotterdam.
Ds. Kalkman, pred. te Alfen aan den
R(jn, zal a. s. Zondag niet te twee uren des
namiddags, zooals jl. Zondag werd bekend
gemaakt, maar te zes uren des avonds op
treden voor de Nod.-Herv. gemeente te Zoe-
terwoude.
De collecte ter aanmoediging van het
fonds voor den gewapenden dienst in de
Nederlanden heeft in de gemeente Oegstgeest
opgebracht de som van f 66.52te Warmond
bracht ze f 17.34'/, op.
Het was ongeveer halftwaalf, toen de
stoet van den Schach van Perzië, na het
bezoek aan 's Konings Paleis op den Dam, te
Amsterdam, aan de De Ruiterkade kwam,
waar de met vlaggen behangen boot „Ceres"
van Gebrs. Goedkoop ter ontvangst van Z. M.
gemeerd lag. Op den steiger werd Z. M. begroet
door den minister van Waterstaat, den heer
Havelaar, jhr. mr. Schorer, Commissaris des
Konings in Noord-Holland, vice-admiraal Kra
mer, Conrad, inspecteur, en Van Manen, hoofd
ingenieur van den Waterstaat. Ook de heeren
mr. Van Lennep en Coninck Westenberg,
wethouders van Amsterdam, Cordes en Hesse
begaven zich aan boord. De tocht door het
kanaal werd begunstigd door vrij geschikt,
hoewel eenigszins koel weder. Z. M. de Schach
was in uniform gekleed, waarover hij later
eene lange uniformjas aantrok. Hij is een
man met groote donkere oogen, die veel wit
laten zien en met groote belangstelling rond
kijken en alles nauwkeurig opnemen, wat
men hem laat zienzijne geheele houding
op de boot was die van iemand, die zich zeer
tehuis en op zijn gemak gevoelt. Hij sprak
vertrouwelijk met de verschillende hoeren, die
hem inlichtingen gaven.
Tegen één uur naderde men het kanaal F,
waar de boot aanlegde aan de torpedoloods.
Hier werden proeven genomen met het uit
schieten van visch-torpedo's, welke door schij
ven onder vletten gaan. Deze proeven werden
door den Schach en zjjne ministers met de
grootste belangstelling gevolgd. Met zijne
zware stem en afgebroken manier om zich
in het Fransch uit te drukken, zeido bij
„j'ai bien vu, vos torpedo's, n'avais jamais
vu ca; c'est trés interessant".
Na het verlaten van de loods, voer men
opnieuw het kanaal in, koers zettende naar
IJmuiden. Langzamerhand daalden de heeren
naar beneden in de kajuit, om te genieten
van een door Zomerdijk Bussink gereed ge-
maakten lunch, en het gozelschap was nog
beneden, toen men IJmuiden naderde. Hier
scheen het geheele dorp uitgeloopen.
Nooit zag men den Schach zoo opgeruimd,
zoo geheel sans gêne als aan boord van do
„Hercules", die hem en het gezelschap Per
zische en Nederlandsche autoriteiten een eind-
weegs buiten de pieren te IJmuiden in zee
bracht. Toen Z. M. zich wat te ver op hot
uiterste punt der brug waagde, wees de schout
bij-nacht Cramer hem op het gevaar, bjj de
vrij sterke deining maar de Schach klemde
zich manmoedig aan de leuning vast en riep
„Je n'ai pas peur. J'ai été vingt jours et nuits
en mer". Later vertelde hij, op dek gezeten,
eenige bijzonderheden van dien zeetocht, en
hem werd toen kapitein Bakker van de „Her
cules" voorgesteld, dezelfde kapitein, die zoo
goed bekend staat als zeevaarder, maar vooral
als redder van menig schipbreukeling. Met
groote belangstelling beschouwde de Perzische
monarch eene photographische afbeelding van
eene der schipbreukon op de kust van IJmuiden
en het gouden horloge, dak den kapitein ter
huldiging van zjjn gedrag door den keizer
van Oostenrijk vereerd werd. Maar als een
sprekend bewjjs, hoezeer de tocht gisteren
hem beviel, mag wel gelden dat, toen men
reeds halverwege in de haven terug was,
op verzoek van den Schach weder rechtsom
keert gemaakt werd om het traject nog eens
over te doen. Trouwens, de autoriteiten heb
ben uit zijn eigen mond de betuiging gehoord,
dat hij zich hier zoo prettig voelt als „entre
amis" en op het laatst van het zeetochtje
scheen dan ook alle officiëele dwang afgelegd
en sprak de Schach met ieder, die in zijne
nabijheid kwam.
Eene bijzonderheid is, dat nu en dan een
der beambten uit het gevolg van den Schach
een gouden trekpot kwam brengen, waarvan
Z. M. dan familiaar de tuit aan den mond
zette. Waarschijnlijk hield de trekpot koude
thee in, een drank, dien de Schach ook te
Berlijn veel gebruikte.
Op den terugtocht naar Amsterdam werd
nog Zaandam aangedaan om den Schach het
Czaar Peter-huisje te doen bezichtigen, bjj
welke gelegenheid de burgemeester van Zaan
dam, de heer Versteeg, den Schach tot. gids
strekte.
Aangezien de Schach van don watertocht
eerst te 8 uren te Amsterdam teruggekeerd
was, werd zjjn bezoek aan het Volkspaleis
een paar uur vertraagd. Eerst b(j tienen ver
scheen hjj er mot een klein gevolg.
Een duizend of zes mensehen verbeidden
er zijne komst.
Z. M. was in klein tenue met schouderbe
dekkingen van groote in diamant gevatte ge
kleurde steenen, en een solitaire grooten
diamant aan een kettinkje op de borst. Vol
gens kenners zjjn al de diamanten, tot dus
verre te Amsterdam door den Schach gedra
gen, van Indisch slijpsel, zoodat ze niet het
vuur en de schittering hebben, welke door de
Amsterdamscbe kunstnijverheid den edelsteen
wordt gegeven.
De Schach, vergezeld van den burgemeester
en generaal Verspyck, niet in uniform, bjj
wien zich later andere autoriteiten voegden,
PRIJS DER ADVERTENTIEN';
Van 16 regole 1.05. Iedere regel meer/0.17J.
Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor liet in-
caeeeeren buiten d© stad wordt 0.10 berekend.
werd in de vestibule opgewacht door de com
missarissen Huizinga en Dollebarre en door
eene dichte haag menschen, gedeeltelijk door
infanteristen gelijnd, voor eene open ruimte
voor het orkest geleid. Daar waren keurige
bloemen fraai geschikt en noodden gemakke
lijke fauteuils op kostbare tapijten tot zitten.
Als blijk van tevredenheidsbetuiging over
het manoeuvreeren der marine bij zijn bezoek
aan de marine établissementen is door den
Schach f 500 geschonken om het personeel
van de „Wassenaer" een feestdag te bereiden,
benevens Zr. Ms. portret om als voortdurend
aandenken in dien bodem op te hangen.
Heden bezoekt de Schach Haarlem en des
avonds don circus Carré; morgen Den Haag.
Vooraf zal Z. M. Rotterdam bezoeken.
By aankomst van den Schach, morgenmid
dag omstreeks drie uren van Rotterdam aan
het Hollandsche Spoorwegstation, en verder ge
durende het oponthoud van dien vorst in de
residentie, zullen hem de volgende militaire
eerbewyzen gebracht worden
Op hoogen last wordt Nasserdin ontvangen
door den generaal-raajoor, waarnemenden gou
verneur der residentie, en den kolonel plaat-
selijkon commandant.
Eene eerewacht van eene compagnie grena
diers, onder bevel van kapitein Van Tien
hoven is met vaandel en muziek van de kon.
militaire kapel aan het station.
Een escadron huzaren is daar tot geleide
van dei) Schach.
Een eerewacht der jagers zal aan het Paleis
in het Noordeindo, alwaar ter eere van den
gast een gala-diner wordt gegeven, opgesteld
worden.
Bij aankomst van den hoogen reiziger zul
len 51 en by zpn vertrek des avonds 50
saluutschoten worden gelost.
Aan de Koninklyke Vereeniging „Het Eero-
teeken voor belangryke krygsverrichtingen"
(oud-Indische stryders) is toegestaan met
hare banier op de plaats van aankomst post
te vatten.
Onmiddellyk na aankomst gaat de Perzische
gebieder een rytoer maken in den omtrek der
residentie, waaronder Scheveningen.
Mocht vóór het gastmaal ten Paleize nog
tijd overbiyven, dan zal men den Schach voor
stellen dien aan te vullen mot een bezoek
aan het Huis ten Bosch, het Mauritshuis en
de bezienswaardigheden van het Binnenhof.
De afreis van den Schach is bepaald op
Zaterdag-middag 12 uren, vertrekkende van
station Weesperpoort, te Amsterdam, ov< l
Utrecht-Esschen naar Antwerpen.
Novelle van A. Godin. Uit het Duitsch.
9)
„Ja, de beste van het geheele bataljon."
„Weet ge ook of de weduwe in onbekrom
pen omstandigheden achterbiyft?" vroeg de
overste na eene pauze.
„Ik denk van ja; zy moet van eene wel
gestelde familie zyn."
„Zy pasten eigeniyk in het geheel niet by
elkaar. Als zyn vrouwtje zich nu en dan nog
eens liet zien, verzonk zy als het ware aan
de zyde van den schoonen officier, ofschoon
zy er lang niet onaardig uitzag. Ik herinner
my niet, hem ooit van haar te hebben hooren
spreken."
„'t Is drommelsch koud," zeide de overste,
die nauweiyks meer geluisterd had. „Wat
zoudt ge van een glaasje warmen wyn by
Borstel zeggen?"
Het paard van den dooden man, van wien
zy zooeven gesproken hadden, kwam stap
voets, door twee officieren aan den teugel
geleid, hen voorby, die langzaam gingen om
hunne superieuren niet vooruit te komen, op
den weg.
Met een zwaar rouwkleed bedekt, schudde
het dappere ros hinnikend zpne manen en
liet dan opnieuw zyn kop weer zinken.
„'t Is toch een prachtig dier," merkte de
adjudant van het bataljon op.
„Ge hebt lust er een bod op te doen, hoor
ik," zeide de majoor.
„Ik had er plan op, doch heb het weer
opgegeven. Het paard zou my altoos aan
Reuters ongelukkigen val doen denken."
„Het is eigeniyk een onbegrypelyk ongeluk
voor zulk een goed ruiter."
Zag hy ooit ergens gevaar? In zulk mistig
weer over gladde straten te gaan, was toch
waanzinnig; zyn levenslust heeft hem het
leven gekost.
Het is jammer van den schoonen man en
don goeden kameraad; zulke wakkere korels
zyn er niet veelwy zullen hem overal
missen.
De overste hief het hoofd op en keerde
zyn mager gelaat naar den adjudant. Reuter
was ongetwyfeld een man vol levenslusthy
beschouwde altoos alfes van de vrooiykste
zyde, was overal voor geschikt, behalve voor
huisvader.
Gy weet zeker ook wel waarheen by reed,
toen de straten spiegelglad van den yzel
waren? Iedereen weet het immers!
„Laster!" viel de majoor hem in do rede.
Ik heb jaren mot hem omgegaan, ben veel
by hem aan huis gekomen en kan u verzeke
ren dat Reuter in de beste verstandhouding
met zyne vrouw leefde. Gy hadt hem maar
eens met zyn kleinen jongen moeten zien
spelen, en gy zoudt niet gezegd hebben, dat
hy oen slecht huisvader was. „Terwu'l er aldus
werd geredeneerd, en de laatste tonen van
den vroolyken marsch wegstierven, welke het
aftrekkend corps speelde, als een teeken dat
de soldaat slechts „voorwaarts" moet kennen,
had de doodgraver het graf reeds golieel
dichtgemaakt, de gereedliggende kransen over
de versche aarde gerangschikt, en ging nu
langs het doodenhuis.
Voor de halfgeopende deur der kapel bleef
hy een oogenblik staan en keek door de reet
naar binnen. Er was niemand. De doodgra
ver trad binnen, schreed, recht door de kapel,
naar de deur der sacristie, klopte aan en
verwyderde zich. Toen hy heengegaan was,
scheen zich in den omtrek van het kerkhof
alles in doodsche stilte te hullen. Toch waren
er in de nabyheid der dooden ook levende
wezens gebleven. Twee vrouwen hielden
elkander in de kleine sacristie styf omvat.
De moeder drukte haar beroofd kind aan
haar harte en brak in luide kreten van smart
uit, toen Meta by het kloppen haar hoofd
ophief. Het vermagerd gezichtje geleek een
half verwelkt, wit rozeblad, hare tranenloozo
oogen lagen diep in hunne kassen.
„Ik had u niet behooren toe te geven. Gy
hadt niet alles mede aan moeten hooren,"
klaagde de moeder.
„Het deed my goed, tot het allerlaatste by
hem te zyn," antwoordde Meta op vasten
toon, welke door het beven van haar lichaam
weersproken werd. Zy wendde zich hierop
naar een stoel, nam een krans van klimop,
welke er op lag, en keerde zich toen naar de
deur. „Myn kind, laat my by u biyvenl"
smeekte de oude vrouw op vleionden toon.
Meta trachtte haar met eene beweging van
de hand te weerhouden. „O, neenzeide zy
vast besloten. „En" vervolgde zy, „kyk
eerst eens goed rond of ge niemand ziet.
De kleine, vlugge gestalte der moeder be
woog zich door de kapel; ook keek zy even
buiten de deur. „Ik zie niemand," zeide zy,
en liot toen de jonge weduwe aan zich-
zelve over.
Slot volgt.)