N°. 8995.
Maandas 107 Juni.
A0. 1889.
geze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van gon- en feestdagen, uitgegeven.
[Dit nommer bestaat uit DRIE
Bladen.
Kikeriki.
Nog altijd aan de orde.
Leiden, lö Juni.
Feullleton=
De kracht der liefde.
PRIJS DEZER COURANT:
Too? Leidon per 8 maanden...1.10.
Franco per poet1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1—6 regels 1.05. Iodere regel meer/0.174.
Grootere lettere naar plaateruimte. Voor het in-
cae8eeren buiten de etad wordt 0.10 berekend.
Aan de Abonné's daarop, wordt by dit
nommer verzonden No. 38 van Kikeriki.
De persoonlijke dienstplicht. Een nationaal
belang bij uitnemendheid. Naar aanleiding
van de motion der R.-C. Kiesvereenigingen ten
gunste der plaatsvervanging, door H. L.Yan
Oordt, officier der artillerie.
Jegens den schrijver der brochure, onlangs
onder bovenstaanden uitvoerigen titel hier ter
stede bij de firma E. J. Brill verschenen,
hebben we eon schuld in te lossen. Stelden
wij de bespreking van zijn geschrift tot heden
uit, redenen onafhankelijk van zijn arbeid
waren daarvan do oorzaak.
Is hot mogelijk, over persoonlijken dienst
plicht nog iets nieuws te zeggen vroegen
wjj ons af, voor we de lezing aanvingen, die
aan een behoorlijke aankondiging dient vooraf
te gaan. En het antwoord, na de lezing:
Iets bepaald nieuws daarvoor durven
we niet instaande zaak is reeds zoolang
van verschillende kanten bekeken. Doch wat
de auteur er van te zeggen heeft, zegt hij
goed, en zegt hy vooral zeer duidelijk. Hij
schermt niet met. grooto woorden, maar houdt
voet by stuk.
Over den ganscben inhoud van het 50 pag.
lange geschrift kunnen wy ni6t spreken
slechts enkele trekken geven we aan. Do
schryvor bogint met ons duideiyk te maken,
dat het geloof in onze verdedigbaarheid de
levensvoorwaarde voor onze na^onaliteit is;
en we zyn dit volmaakt met hem eens. Ont
breekt dat geloof, die bezielende kracht welke
in kritieke oogenblikken tot geestdrift prik
kelt, maar in gewone tyden de drijfveor is
van eenvoudige en rustige plichtbetrachting,
rol dan uw vlag maar op. Zonder dat bergen-
verzettend geloof is niet slechts de mensch,
is ook de Staatsburger een nul. Dat het
trouwens op soliede gronden steunt, wordt
ons door den schry ver in herinnering gebracht.
Vervolgens toont hy aan, wat voor onze
verdediging, die hoofdzakelyk zal bestaan in
het doen eerbiedigen van onze onzydigheid
by een stryd tusschen naburige volken, wier
belang zou medebrengen ons er in te betrek
ken, noodig is: namelyk een klein volks
leger, flink geoefend, met een reserve uitslui
tend bestaande uit hen die vroeger als dienst
plichtigen ingedeeld zyn geweest. Schr. laat
de by de eerste loting (of aanwyzing) vryge-
stelden geheel buiten spel; voor de lands
verdediging ziet hy geen kans, hen te benut
tigen. Hy gaat in dit opzicht niet mee met
de Staatscommissie, die hen ten minste in
petto wil houden en hun de gelegenheid
tot eenige oefening wil geven, maar nog
minder met ons, die tegen de onevenredige
verdeeling der staatsplichten, niets aan de
eene en alles aan de andere zyde, op billyk-
heidsgronden zyn opgekomen.
Van een zuiver militair standpunt is er on-
getwyfeld voor scliryver's opinie veel te zeg
gen als leden der burgermaatschappy, die,
zooals schr. op bladz. 9 rondweg zegt, „om
trent de verdediging des Vaderlands niet de
minste zaakkennis bezitten," vragen we toch
Kan niet de tyd komen, dat het Vaderland
behoefte heeft aan al zyn zonen, om het voor
ondergang te behoeden, en is het dan wel
verantwoord, een belangryk deel van de kloeke
Nederlandsche jongelingschap tot machteloos
heid te dwingen?
Is voorts, waar persoonlyke offers ook in
vredestyd worden gevraagd, een jaar studie
of arbeid, in het beste deel van don leeftyd,
geeft hun die aan den gang kunnen blyven
een niet geringen voorsprong, het door
loting schiften wel overeenkomstig de ge-
lykheid van plichten jegens het gemeenschap-
peiyk vaderland? De quaestie loopt voor-
namelyk over den duur der eerste oefening.
Is bepaald uitgemaakt, dat de milicien, ver-
standeiyk ontwikkeld of niet, by het wapen
der infanterie minstens een jaar noodig
heeft, dan zou het stelsel des schrijvers
het eenig mogelijke zyn, om redenen van
finantiëelen aard. Maar die noodzakelijkheid
staat by ons niet vast.
Doch laat ons daarover niet verder uit
weiden. Het belangrykste gedeelte van dit
hoogst belangryk geschrift komt ons voor te
zyn de uiteenzetting van de nadeelen van
militairen aard, aan de plaatsvervanging
verbonden. Niet dat wy de waarde willen ver
kleinen van de bladzyden, waar de schr. de
finantiëele, maatschappelyke en moreele na
deelen behandeltook dat gedeelte is de
lezing overwaard; doch waar we een keus
moeten doen, is deze door den aard van het
onderwerp bepaald.
De heer Van Oordt heeft tegen de personen
der rempla<;anten geen bezwaar. „De plaats
vervanging moet niet worden afgekeurd om
de personen, die er door in het leger komen,
doch om de personen, die er door van het leger
verwyderd blyven, namelyk nagenoeg alle
ontwikkelde jongelieden."
„Ten gevolge van hunne meerdere ont
wikkeling kunnen de beschaafde jongelieden
met een korter diensttyd volstaan dan de
plaatsvervangers, die thans voor hen zyn
ingetreden en daarenboven zich voor het
bekleeden van een militairen rang of graad
in leger of legerreserve voorbereiden. Hebben
zy zich met yver van hunne taak gekweten,
een byzonder ondorricht van officieren ge
noten, dan leveren deze dienstplichtigen een
uitmuntende stof op voor het reserve-offi
cierskader, dat later by de legerreserve
onschatbare diensten kan bewijzen, of, zoo
lang zij nog dienstplichtig zyn, als reserve
officier voor het leger beschikbaar kunnen
blyven. In Duitschland, alwaar men op der-
gelyke wyze een groot aantal reserve-officieren
in het leger opleidt, worden hierdoor mil-
lioenen op de jaarlyksche begrootingen bo
spaard, omdat het beroepsofficierskader
daardoor kleiner kan zyn, dan anders moge-
lyk ware. By eene vrodessterkte van 4S0,000
man telt het Duitsche leger 19,000 beroeps
officieren, terwijl het Nederlandsche op eene
vredessterkte van 25,000 man 1900 be
roepsofficieren heeft.
„En toch kunnen wy, ten gevolge van
het gemis van den persoon1 y ken
dienstplicht, tot goen inkrimping van het
officiorskader overgaan, omdat, door dit gemis,
by ons de stof voor de reserve-officieren ten
eenenmalo ontbreekt, waardoor hot officiers
kader van ons leger in vollen vrede voort
durend op oorlogsstorkte moet worden gehou
den. Dit neemt echter niet weg, dat bij uit-
brokendon oorlog, als alle lichtingen opkomen,
het aantal officieren van het Nederlandscho
leger naar verhouding veel geringer zal zyn
dan dat van andere legers, daar hier niet
zooals elders (België uitgezonderd) tegelyk met
de mindere miliciens ook reserve officieren
opkomen."
"Wy hebben dit voornaamste argument, dat
zoo sterk spreekt voor den persoonlyken dienst
plicht uit een militair oogpunt beschouwd,
met de eigen woorden des schryvers vermeld.
Er zyn tegen de plaatsvervanging nog eigen
aardige bezwaren. Één romplacant kan drie
maal als zoodanig optreden; dus wordt één
man geoefend in plaats van drie. Hy kan, na
eerst infanterist te zyn geweest, later by de
cavalerie komen; de kosten, aan de oefening
van den infanterist besteed, zyn dan weg.
Wordt de noodzakelykheid, om do schutterij
te hervormen in een bruikbare reserve, erkend,
dan moot men den persoonlyken dienstplicht
voorstaanimmers, het kader der reserve zal
uit haar eigen gelederen gevormd moeten wor
den, en waar zal men dit vandaan halen, als
de meest ontwikkelenden ontbreken?
Ook op het moreel gehalte des legers zal
deze hervorming een belangryken invloed heb
ben. Ook de minst ontwikkelde milicien zal
tot de overtuiging komen, dat de verdediging
des Vaderlands ons aller plicht is, en dat de
dienstplicht geen noodelooze kwelling is, die
alleen op den minderen man drukt.
Uit het bovenstaande, waarin slechts enkele
punten van schryver's betoog zyn besproken
of aangestipt, moge blyken dat hy de taak,
die hij op zich nam, op verdienstelijke wyze
vervulde. Dat de lezing zyner brochure bydrage
om de overtuiging te vestigen of te verster
ken, dat een regeling onzer levende stryd-
krachten, met behoud der plaatsvervanging,
eenvoudig een onzinnigheid zou wezen!
Heden zyn aan de universiteit alhier be-
vorderdde hoer H. Y. Groenewege, geb. te
Amsterdam, tot doctor in de godgeleerdheid,
met academisch proefschrift, get.: „Paulus
Van Hemert als godgeleerde en als wysgeer",
en do heer F. A. Stoett, geb. te Leeuwarden,
tot doctor in de Nederlandsche taal- en letter
kunde, met academisch proefschrift, get.
„Proeve eener beknopte middel- Nederlandsche
syntaxis".
Aan dezelfde universiteit zy'n me: goeden
uitslag de volgende examens afgelegddoor
den heer A. L. C. Furnóe en G. H. Ball,
hot 1ste natuurkundig examen; door de
hoeren G. Tjalma en J. Eringa, het candidaats-
examen in do godgeleerdheid 1ste gedeelte;
door den heer E. II. A. Crombout, het can-
didaats-examen in do Nederlandsche letteren
door don heer J. H. Kern, het doctoraal-examen
in de Nederlandsche letterendoor den heer
N. Adriana, het candidaats-examen in de taai
en letterkunde van den Oost Indischen Archi
pel door den heer J. R. Van Geuns, het
mathesis examen volgens artikel 86 der wet
op het hooger onderwys.
Tot assistent aan de universiteits-biblio-
theek te Amsterdam is benoemd dr. C. P.
Burger Jr. te Leiden.
Do corpsvergadering van het Leidsche
Studentencorps heeft gisteravond als onder
werp voor de in 1890 te houden maskerade
aangenomen„den intocht van Karei V binnen
Nymegen in 1546."
Novelle van A. Godin. Uit het Duitsch.
4)
„Maar kind!"
„Ja, -ik dank u!" herhaalde zy metnadruk;
„niet alleen omdat gy zoo vriendelyk jegens
myne oudo vriendin waart, dat is niets
vreemdsgy zyt altoos jegens iedereen vrien
delyk, gy kunt niet anders dan vriendelyk
zyn. Maar op de straat.ik gevoelde, dat
gy myn kinderlyk verzoek om mijnentwille
hadt toegestaan, en ge uwe eigen opinie en
uw gevoel niet hebt doen gelden. O, mijn
beste vriend, zal ik met myne onwetendheid
en kinderiyke manioron wel in staat zyn u
gelukkig te maken?"
Hy hief haar vlug, alsof zy een veertje ge
weest ware, in de hoogte!
„O, gy lieveling, gy hebt engelachtige
manieren."
II.
Wachten.
„Is bet heden myn verjaardag vroeg een
kleine jongen, en bekeek het violetkleurige
pakje, dat mama hem aandeed.
„Neen, maar ik kleed u netjes aan, omdat
papa vandaag thuis komt."
„Komt papa nog thuis, eer Kurt naar zyn
bedje gaat?"
„Hy heeft het beloofd."
De kleine klapto in de handjes„o, dan
zal hy weer met my spelenhy kan zoo
aardig spelen. Ik ga zoo dadelyk myn jacht
op tafel uitzetten."
Hy juichte van pret, en dat wel zóó luid
ruchtig, dat hy aan de zorgvolle handen
zyner moeder ontglipte, die nauwelyks tyd
had een kus op zyn krulkopje te drukken.
Het knaapje had een lief, verstandig ge
zichtje; hy geleek veel op zyn vader, hy had
dezelfde oogen als zyne moeder, die ook nu
nog het evenbeeld van een roosje was, name
lyk van eon wit roosje. Een licht blosje tooide
echter heden hare wangen, een bevallig toilet
omgolfde hare ranke leden, met elastieken
stap bewoog zy zich in de kamer heon en
weer, schikte bloemen in élégante glazen,
sloot het venster, omdat de herfstlucht nu
wel wat koel werd, en na een blik op den
thermometer geworpen te hebben, schelde
zy om vuur. Een heeriyke geur van helio
tropen scheen van haar uit te gaan, zy droeg
een takje van de lievelingsbloemen haars
echtgenoots op de borst. Nog een blik naar
do gedekte tafel, nog eens even in de keuken
gekeken, om hare dienstboden aan zorgvul
digheid en netheid te herinneren, en dan zich
in den heeriyken Amerikaner uitgestrekt, om
ten volle het „wachten" op de naderende
feostelyke uren te genieten. Het kon nu in
hare ziel niet donker zynzy gevoelde zich
gelukkig, en terwyl zy op het gesnap en de
vragen van haren lieveling antwoordde, luis
terde zy mot gespannen aandacht naar den
hoefslag van oen paard, dat nu niet lang meer
kon uitblyven, meende zy.
Het begon donker te worden; het dienst
meisje bracht de lamp binnen, Meta plaatste
het licht zóó, dat alle hoeken der kamer ver
licht warenzy wist dat haar echtgenoot
gaarne hot gansche vertrek goed verlicht zag.
Het kind, dat zich yverig met zyn speel
goed had beziggehouden, begon nu opnieuw
te vragen: „Wanneer komt papa dan?"
„Daar is hy al 1" riep Meta en liep naar
de deur, doch eer zy ze bereikt had, bleef
zy staan.
De uitdrukking van blydscbap maakte weldra
voor teleurstelling plaats, toen zy bemerkte,
zich in de naderende voetstappen vergist te
hebben. Het was haar echtgenoot niet, doch
slechts een oppasser, die op den drempel
bleef staan, en de boodschap bracht, dat do
kapitein hem had verzocht te zeggen, dat hy
hedenavond wat later, maar toch vóór het
souper, thuis zou zyn.
„Is myn echtgenoot verder geredon? vroeg
Meta.
De oppasser schudde ontkennend het hoofd.
„Neen, maar Hector heeft een hoefyzer
verloren, en wy kwamen juist menschen uit
Bodorf tegen, die uit ryden gingende kapi
tein is in hun rytuig gegaan en gelastte my
het paard naar den hoefsmid en u eene bood
schap te brengen.
„Goed," antwoordde Meta; „ge kunt nu
heengaan."
Sprakeloos stond zy oen oogenblik in ge
dachten verloren, met gevouwen handen. Het
bedroefde stemmetje van haar kind wekte
haar uit hare overpeinzing. Zy begon met
hem te spelen, tot hy moe werd, tilde hem
toen op haren schoot om hem een sprookje
te verteller), doch onder het verhalen luis
terde zy met gespannon aandacht naar het
minste gerucht in do verte. Zy hoorde niets
dan den hoefslag van hot terugkeerend paard.
Na eenige minuten bracht een bediende een
brief binnen; een blik er op overtuigde haar,
dat hy van hare ouders was. Zy lei hem
naast zich en ging met verhalen voort.
(Wordt vervolgd.)